ECLI:NL:GHSHE:2025:591

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
200.337.141_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koop tweedehands auto met dwaling en ontbinding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellanten] tegen de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de koop van een tweedehands Porsche Macan door [geïntimeerde] van [appellante sub 1]. [geïntimeerde] stelt dat de auto gebreken vertoont die hem het recht geven om de koopovereenkomst te ontbinden of te vernietigen op grond van dwaling. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat er sprake is van consumentenkoop en heeft een deskundige benoemd om de gebreken aan de auto te onderzoeken. De deskundige heeft vastgesteld dat er gebreken zijn die het veilig gebruik van de auto in de weg staan, maar de rechtbank oordeelde dat deze gebreken niet voldoende waren voor volledige ontbinding van de koopovereenkomst. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellanten] en [geïntimeerde] gezamenlijk behandeld. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] de waarheids- en volledigheidsplicht heeft geschonden door relevante informatie over zijn deskundigheid en de aankoopdoeleinden van de auto niet volledig te verstrekken. Hierdoor wordt [geïntimeerde] niet als consument gekwalificeerd, wat betekent dat hij niet kan profiteren van de consumentenbescherming. Het hof concludeert dat de vorderingen van [geïntimeerde] tot ontbinding van de koopovereenkomst niet slagen, en vernietigt de eerdere vonnissen, waarbij de vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen. [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.337.141/01
arrest van 4 maart 2025
in de zaak van

1.[appellante sub 1] V.O.F.,gevestigd te Tilburg,

2.
[appellante sub 2] ,gevestigd te Tilburg,
3.
[persoon A] ,[woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellante sub 1] , [appellante sub 2] en [persoon A] , en gezamenlijk als [appellanten] ,
advocaat: mr. J. Joosten te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
[woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.
op het bij exploot van dagvaarding van 25 januari 2024 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 23 maart 2022 en 1 november 2023, aangevuld bij vonnissen van 29 november 2023 en 7 februari 2024, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen onder zaaknummer C/02/388061/ HA ZA 21-436 tussen [appellanten] als gedaagden en [geïntimeerde] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/388061 / HA ZA 21-436)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de hiervoor genoemde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met vermeerdering van eis, met producties;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, teven eiswijziging, met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Kern van de zaak
3.1.
Het gaat in deze zaak om de koop van een tweedehands auto. Op 7 november 2020 heeft [geïntimeerde] van [appellante sub 1] een tweedehands Porsche Macan gekocht. Volgens [geïntimeerde] is sprake van gebreken die maken dat hij de koopovereenkomst kan vernietigen wegens dwaling of kan ontbinden. [appellanten] zijn het hiermee niet eens. Volgens [appellanten] had de auto op het moment van de koop geen gebreken en als dat wel zo is, dan komen deze voor risico van [geïntimeerde] .
De feiten
3.2.
In het incidentele hoger beroep heeft [geïntimeerde] een grief gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank. Het hof zal hieronder een overzicht geven van de feiten die in hoger beroep vaststaan en die relevant zijn voor de beoordeling in het hoger beroep.
i. [appellante sub 1] handelt in exclusieve tweedehands personenauto’s van met name
Duitse merken. De vennoten van [appellante sub 1] waren [geïntimeerde] en [appellante sub 2] . Op 1 januari 2021 is [appellante sub 2] als vennoot uit de vennootschap onder firma getreden. Sindsdien handelt [geïntimeerde] onder de naam “ [appellante sub 1] ”.
[geïntimeerde] drijft sinds 1 februari 2015 de eenmanszaak “ [bedrijf A] ” (hierna: [bedrijf A] ). De
activiteiten van [bedrijf A] zijn groot- en detailhandel in gebruikte personen- en bestelwagens, onderhoud en reparatie van personen- en bestelwagens en APK van auto’s. [bedrijf A] was voorheen gevestigd aan [adres A] en is thans gevestigd aan de [adres B] .
Op enig moment heeft [appellante sub 1] c. op haar website en op Marktplaats een
advertentie geplaatst voor een Porsche Macan met [kenteken A] , met een kilometerstand van 41.850 km, uit bouwjaar 2016, met een geldige APK tot 11 november 2020 (hierna de auto of de Porsche). In de advertentie staat onder andere:
“Deze Porsche Macan Turbo is werkelijk in nieuwstaat! […]
De Porsche is aantoonbaar altijd dealer onderhouden, instappen en rijden zonder zorgen. […] Alle auto’s van [appellante sub 1] worden afgeleverd met een aflever- en poetsbeurt, ten minste één jaar APK, bijbehorende garanties en een afleverpakket op maat. […] ”
Op de website van [appellante sub 1] stond als verkoopprijs € 69.890,- en op Marktplaats € 63.890,-.
De heer [persoon B] heeft [geïntimeerde] geholpen met de zoektocht naar een auto.
[persoon B] heeft op 7 november 2020 via Whatsapp contact opgenomen met [appellante sub 1] over de Porsche. [persoon B] heeft foto’s van een in te ruilen Volvo XC 90 met kenteken G-939-JN gestuurd en [persoon B] en [appellante sub 1] hebben via Whatsapp gecorrespondeerd over de inruilprijs. [appellante sub 1] heeft € 32.000,- geboden voor de Volvo, maar dit was volgens [persoon B] te weinig:
“[…]
[persoon B] : Voor 25k bijleggen kom ik langs, anders ga ik verder kijken
[…]
[appellante sub 1] : Ik heb een bod voor uw auto waardoor we iets dichterbij komen
[appellante sub 1] : 27.500 zouden we er zaken op kunnen doen. Bij de Macan zit garantie, instappen en geen zorgenx
[persoon B] : Ik wil alleen garantie op de kilometer stand. Als we de overige garantie links laten, kom ik voor 25
[appellante sub 1] : Ik wil echt graag maar ik kan echt niet, ik neem al grote risico’s met uw volvo. 27.000 kan ik doen en kunnen we snel zaken doen. Garantie op km’s heb je
[appellante sub 1] : Wij controleren onze auto’s grondig en met diagnose alvorens we ze kopen, we zien meteen of km’s zijn teruggedraaid
[appellante sub 1] : Gegarandeerd laagste prijs en beste voorstel wat je gaat krijgen
[persoon B] : Sorry heb even gekeken, maar voor 25 is het goed en anders wordt het em niet. Mijn volvo is in perfecte staat. Altijd top onderhouden
[appellante sub 1] : Kom maar langs
[appellante sub 1] : als er geen bijzonderheden zijn komt het goed
[persoon B] : Dan moet het goed komen. Ik kom er zo aan, even langs de bank
[…]
[persoon B] : Ben er iets later, ben het hele huis overhoop aan het halen op zoek naar de tweede sleutel..
[…]
[appellante sub 1] : Mits we zaken gaan doen kan je de tweede sleutel ook later brengen of opsturen
[…]
[persoon B] : Allright, doen we dat, dan laat ik haar het zoekwerk doen verder. De auto wordt ook voor haar […]”
Op 7 november 2020 hebben [geïntimeerde] en [persoon B] driemaal proefgereden met de
Porsche. Ten tijde van de proefrit heeft [geïntimeerde] aan [appellante sub 1] kenbaar gemaakt dat hij bepaalde geluiden hoorde tijdens het rijden. [appellante sub 1] heeft daarop aangegeven dat [geïntimeerde] de mogelijkheid heeft om garantie bij te kopen voor een bedrag van € 2.000,- waardoor eventuele schade zou zijn gedekt. [geïntimeerde] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Verder heeft [appellante sub 1] [geïntimeerde] gewezen op de mogelijkheid om een aankoopkeuring te laten verrichten door een erkende merkdealer dan wel de ANWB. Van deze mogelijkheid heeft [geïntimeerde] ook geen gebruik gemaakt.
[geïntimeerde] en [appellante sub 1] hebben op 7 november 2020 een koopovereenkomst
gesloten met betrekking tot de Porsche, die door [appellante sub 1] aan [geïntimeerde] is geleverd tegen een koopsom van € 60.000,00, inclusief BTW. Ter voldoening van deze koopsom heeft [geïntimeerde] een Volvo XC 90 met kenteken G-939-JN ingeruild ter waarde van € 35.000,00 en het restantbedrag van € 25.000,00 voldaan. In de koopovereenkomst staat onder de beschrijving van de auto “géén garanties”. Onder het kopje “Nadere afspraken” staat “
Gééngaranties op verkochte Porsche Macan”.
Op 11 november 2020 heeft [geïntimeerde] de Porsche APK laten keuren door [bedrijf A] . De APK is verleend tot 11 november 2022.
Bij brief van 12 november 2020 heeft [geïntimeerde] melding gemaakt van gebreken aan de
auto bij [appellante sub 1] .
[geïntimeerde] heeft op 17 november 2020 de auto ter keuring naar een Porsche dealer
gebracht die daarvan een keuringsrapport heeft opgesteld. In dat rapport staan (onder meer)
de volgende gebreken vermeld:
- geen onderhoudsboekje aanwezig;
- storing uitlaatgasklep rechts;
- wielophanging links met after-market onderdelen gerepareerd;
- olielekkage;
- te weinig koelvloeistof;
- multiriemspanner lek;
- stekker uitlaatklep rechts los;
- aandrijfas naar achteren is los van het differentieel, schroeven zitten niet vast en geen vet;
- remslang linksvoor niet goed gemonteerd en mogelijk ook niet juiste slang;
- remblokindicator linksvoor niet aangesloten en doorgelust;
- stuurkogel linksvoor niet origineel;
- draagarm linksvoor niet origineel;
- wiellager linksvoor klinkt kapot;
- sproeiers niet afgesteld;
- voorbumper gescheurd, achter de bumper is veel kapot;
- verkeerde kentekenplaathouder en verkeerd gemonteerd;
- linksvoor schade, wielophanging linksvoor vervangen, bodem beschadigd;
- bedrading ter hoogte van linker voorwiel niet in orde;
- claxon klinkt niet zoals het hoort;
- diverse geluiden en rammelende onderdelen bij rijden.
Onder het kopje “Proefrit/algehele toestand”, staat onder meer vermeld: "Achteras lijkt te
bewegen met optrekken en afremmen, aandrijfas? Gevaarlijk om zo mee te rijden. Houd er
rekening mee dat wanneer wij onderdelen gaan demonteren het mogelijk is dat er nog meer
mankementen tevoorschijn komen."
Partijen zijn vervolgens overeengekomen de Porsche te laten keuren door een
onafhankelijke derde, te weten [bedrijf B] . De keuring door [bedrijf B] heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021. Op 21 mei 2021 heeft [bedrijf B] een Rapport van Expertise opgemaakt. Uit het rapport blijkt - samengevat - dat:
- er geen onderhoudsboekje aanwezig is;
- de uitlaatgasklep rechts geen signaal geeft;
- bij een reparatie aan de wielophanging aftermarket onderdelen zijn gebruikt;
- er sprake is van motorstoring / olielekkage;
- de multiriemspanner lekt;
- de remslang links voor niet gemonteerd is + misschien niet de juiste slang?;
- de remindicatorkabel links voor niet is aangesloten en is doorgelust;
- de wiellager linksvoor kapot is en een bijgeluid produceert dat mogelijk wordt
veroorzaakt vanuit de aandrijflijn, maar nader onderzocht dient te worden;
- de sproeiers niet zijn afgesteld;
- de voorbumper is gescheurd en achter de bumper veel kapot is;
- de kunststofonderplaat beschadigd is;
- de PVC wielkuip van de linker voorzijde ontbreekt;
- er afwijkende carrosserienaden te vinden zijn aan de voorzijde van het voertuig;
- er voorts een aantal lakdiktes zijn geconstateerd die afwijken van de lakdiktes van de
fabriek;
- er sprake is van matig tot slecht herstelde schade aan de linker voorzijde van het voertuig; en
- er geen onderhoud historie bekend is.
Onder het Kopje “Conclusie”, staat vermeld - samengevat - dat er diverse
gebreken/afwijkingen aan het voertuig zijn geconstateerd, dat het voertuig in het verleden
schade heeft opgelopen en dat deze schade matig is hersteld.
Op 16 juni 2021 heeft [bedrijf B] haar rapport aangevuld, waarbij
herstelwerkzaamheden worden opgesomd. Het betreft de volgende werkzaamheden:
- vaststellen of de aftermarket onderdelen kwalitatief gelijkwaardig zijn aan de originele
Porsche onderdelen;
- vaststellen welke bevindingen vallen onder normale slijtage gezien de leeftijd en het
kilometrage van de auto;
- diverse gebreken vallen niet onder normale slijtage, zoals:
- de rubbers van de niet-originele draagarm die op een juiste wijze gemonteerd dienen te
worden;
- de motorolielekkage en de lekkage van de riemspanner dient deugdelijk gerepareerd te
worden;
- de remblokdikte- en indicatiekabel dient vernieuwd te worden;
- het bijgeluid van het wiellager aan de linker voorzijde dient deugdelijk te worden hersteld;
- de ruitensproeiers en de koplampunitsproeier dienen gesteld te worden,
- de schade van het voertuig uit het verleden dient deugdelijk te worden hersteld, waarbij
diverse delen opnieuw gericht en hersteld dienen te worden en de beschadigde kunststof
delen vernieuwd dienen te worden.
Namens [bedrijf B] is door [persoon C] op 11 augustus 2021 nog schriftelijk het
volgende verklaard, samengevat, en voor zover thans van belang: de auto kan door de
diverse gebreken zoals beschreven in het eerste rapport niet normaal functioneren, de auto
levert in de huidige staat geen gevaar op voor de verkeersveiligheid, echter is het raadzaam
om eerst het defect van het bijgeluid aan de linker voorzijde nader te onderzoeken en te
repareren, het bijgeluid aan de linker voorzijde wordt mogelijk veroorzaakt door een defect
wiellager en dat is een afkeurpunt voor de APK-keuring.
Bij dagvaarding van 12 juli 2021 heeft [geïntimeerde] [appellanten] gedagvaard. Deze
procedure heeft geleid tot de vonnissen waartegen het hoger beroep zich richt. De rechtbank heeft tot deskundige benoemd [persoon D] van schade-expertisebureau [bedrijf C] (hierna: de deskundige). De rechtbank heeft de deskundige de volgende vragen voorgelegd:
Kunt u op basis van nader onderzoek aan de Porsche vaststellen of er sprake is van gebleken in relatie tot het bijgeluid als vermeld in de rapporten van de Porsche dealer en [bedrijf B] ?
Zo ja. kunt u de aard en de ernst daarvan zo nauwkeurig mogelijk omschrijven?
Staan deze gebreken in de weg aan het gebruik van de auto, in de zin dat dit een gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren?
Zijn de geconstateerde gebreken te verhelpen, en zo ja. hoe en tegen welke kosten?
Kan de auto na voornoemde reparatie veilig deelnemen aan het verkeer?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De deskundige heeft het volgende opgemerkt en heeft de vragen als volgt beantwoord:
Ik heb een proefrit gemaakt en een inspectie uitgevoerd. Tijdens de proefrit was er, met name bij rechter bochten, een 'brommend' bijgeluid hoorbaar van links voor. Verder stelden wij tijdens de proefrit geen afwijkingen vast in het rij- en weggedrag. De automatische transmissie schakelde normaal en ook de motor functioneerde naar behoren; zonder abnormale bijgeluiden. De auto stuurde normaal en trok niet abnormaal naar links of rechts.
Na afloop van de proefrit heb ik het bijgeluid nader onderzocht. De auto is daartoe op een hefbrug
geplaatst, waarbij de wielen los van de grond kwamen. Daarna zijn de wielen één voor één
rondgedraaid. Daarbij constateerde ik dat het 'brommend/rommelend' vanuit de linker voornaaf
afkomstig was. Dit is het typische geluid van een defect wiellager. Met andere woorden, het door mij
waar genomen bijgeluid wordt veroorzaakt door het linker voorwiellager. Aan de aandrijfassen stelden
wij geen afwijkingen vast.
Verder vielen mij nog een aantal zaken op die ik niet onvermeld wil laten. Er is namelijk sprake van zeer slecht schadeherstel links voor en dusdanig dat dit de verkeersveiligheid in gevaar zou kunnen brengen.
- De kunststof wielkuip links voor ontbreekt.
- In het linker binnenscherm/koker zitten nog ernstige vervormingen en gaten van een eerdere
aanrijdingschade. (…)
"Antwoord vraag 1:
Uit nader onderzoek is door mij vastgesteld dat het bijgeluid vanuit de linker voorzijde van de Porsche wordt veroorzaakt door een defect wiel lager.
Antwoord vraag 2:
Ja, bij het rijden en het los van de grond verdraaien van het linker voorwiel is er een ‘rommelend’/'brommend’ geluid hoorbaar van de linker voorwielnaaf. Dit is typisch het geluid wat een defect voorwiellager veroorzaakt en het geluid is ook afkomstig waar het betreffende voorwiellager is gemonteerd.
Antwoord vraag 3:
Ja, een defect wiellager moet naar mijn mening zo snel mogelijk worden vervangen. Zeker bij een auto als deze Porsche, gezien het motorvermogen en daarmee acceleratie vermogen, remkracht en topsnelheid.
Als het wiellager verder defect raakt, kan in het slechtste geval het lager compleet uitlopen, met het beschadigd raken van de naaf (waar het wiel en de remschijf aan gemonteerd zitten) tot gevolg. De naaf met wiel zouden dan los kunnen komen van het voertuig met alle gevolgen van dien.
Antwoord vraag 4:
Ja, het wiellager voor zal moeten worden vervangen. De kosten daarvan bedragen bij de Porsche dealer €. 853,00 incl. BTW.
Antwoord vraag 5:
Ja, op het gebied van het wiellager wel. Echter, ik heb wel een opmerking over het schadeherstel linksvoor in relatie tot de verkeersveiligheid. Dit heb ik verder uitgewerkt bij vraag 6.
Antwoord vraag 6: ,
Ja, en dan doelend op het slechte schadeherstel aan de linker voorzijde van de Porsche en dan met name de punten die met veiligheid van doen hebben. Daarbij doel ik met name op de staat van het linker binnenscherm/koker. Deze is vervormd en hierin zijn gaten aanwezig die duiden op onvoldoende en juist schadeherstel.
Het linker binnenscherm/koker is een onderdeel van de zogenaamde kreukelzone, die bij een botsing door ‘geprogrammeerde’ vervorming de botsenergie moeten opnemen. Gezien de vervorming en gaten in het binnenscherm/koker ben ik er van overtuigd dat het binnenscherm/koker deze taak niet c.q. niet voldoende kan uitvoeren. Dit is voor mij derhalve een duidelijk veiligheidsissue.
Hoewel ik geen APK keurmeester bent, zegt de regel omtrent de APK het volgende: Artikel 5.2.3; ‘1.
De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van personenauto’s mogen:
geen breuken of scheuren vertonen, en niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk I, titel 2, afdelingen 1,2 en 3, van toepassing.
Het rijden met de auto zonder dat alle wiel bouten gemonteerd zijn is potentieel gevaarlijk, omdat de overige wielbouten mogelijk de krachten niet kunnen opnemen, waardoor het wiel kan loslopen dan wel de overige bouten door overbelasting kunnen breken.
De procedure bij de rechtbank
3.3.1.
In de procedure bij de rechtbank heeft [geïntimeerde] - kort gezegd - primair ontbinding en subsidiair vernietiging van de koopovereenkomst gevorderd.
[geïntimeerde] heeft, voor het geval geoordeeld wordt dat de Volvo niet hoeft of kan worden teruggeleverd, voorts gevorderd hoofdelijke:
veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 70.745,45, te vermeerderen met wettelijke rente;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 605,- per maand ter zake kosten van vervangend vervoer vanaf 21 december 2021 en tot betaling van € 12,10 per dag ter zake stallingskosten vanaf 5 juni 2021.
Voor het geval de Volvo wel kan en moet worden teruggeleverd, heeft [geïntimeerde] gevorderd hoofdelijke:
veroordeling van [appellanten] om binnen 7 dagen na het vonnis over te gaan (terug)levering van de Volvo aan [geïntimeerde] , inclusief alle daarvoor benodigde handelingen of werkzaamheden, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 15.000,- als gebruiksvergoeding althans waardevermindering van de Volvo of een in goede justitie hoger vast te stellen bedrag;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 35.745,45;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 605,- per maand ter zake kosten van vervangend vervoer vanaf 21 december 2021 en tot betaling van € 12,10 per dag ter zake stallingskosten vanaf 5 juni 2021.
[geïntimeerde] heeft ten slotte wettelijke rente over alle bedragen gevorderd en veroordeling van [appellante sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.3.2.
[appellanten] hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde] . Voor zover relevant in hoger beroep, zal dit verweer hierna bij de beoordeling aan de orde komen.
3.3.3.
Bij tussenvonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep relevant, geoordeeld dat sprake is van consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat een nader onderzoek naar de aard en ernst van de gebreken aan de Porsche gewenst is en de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door beide partijen waarbij zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage.
3.3.4.
Bij tussenvonnis van 31 augustus 2022 heeft de rechtbank de deskundige benoemd en aan hem de in rov. 3.2. onder xiii genoemde vragen ter beantwoording voorgelegd.
3.3.5.
Bij eindvonnis van 1 november 2023 heeft de rechtbank in navolging van deskundige geoordeeld dat de defecte wiellager en de vervorming en gaten in het linker binnenscherm/koker het veilig gebruik van de Porsche in de weg staan. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat deze gebreken volledige ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtvaardigen omdat de kosten van herstel te gering zijn ten opzichte van de waarde van de Porsche. De rechtbank heeft de koopovereenkomst partieel ontbonden en [appellanten] hoofdelijk veroordeeld tot:
vergoeding van de kosten van herstel van (€ 853,- + € 4.507,03 incl. BTW) € 5.360,03;
betaling van € 649,- ter zake de aankoopkeuring en de kosten van vervoer;
betaling van € 12,10 per dag ter zake stallingskosten, vanaf 5 juni 2021 tot één week na betaling van het onder 1 genoemde bedrag;
betaling van € 605,- per maand ter zake de kosten van vervangend vervoer, vanaf 21 december 2021 tot vier weken na betaling van het onder 1 genoemde bedrag,
voor wat betreft de veroordelingen sub 1. en 2. te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. De rechtbank heeft de overige vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.4.1.
[appellanten] hebben in het principale hoger beroep vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen en tot niet-ontvankelijk verklaring van [geïntimeerde] dan wel het alsnog afwijzen van zijn vorderingen. [appellanten] hebben gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [appellanten] op basis van de bestreden vonnissen reeds hebben voldaan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de werkelijke proceskosten van [appellante sub 1] in beide instanties.
3.4.2.
Bij memorie van grieven hebben [appellanten] een eis ingesteld genaamd ‘vermeerdering van eis’. Zij vorderen veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het deskundigenonderzoek door [bedrijf B] ter hoogte van € 719,95. In de procedure bij de rechtbank hebben [appellante sub 1] c.s. geen eis in reconventie ingesteld. Van wijziging of vermeerdering van een reeds ingestelde eis is dus geen sprake. In artikel 353 lid 1 Rv is bepaald dat een vordering in reconventie niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat [appellanten] in hoger beroep niet-ontvankelijk zijn voor zover het betreft hun vordering tot betaling van € 719,95 ter zake deskundigenkosten.
3.4.3.
[geïntimeerde] heeft in het incidentele hoger beroep drie grieven geformuleerd en geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen op de in het incidentele hoger beroep genoemde punten en tot toewijzing van zijn gewijzigde eis. [geïntimeerde] vordert in hoger beroep kort gezegd:
primair vernietiging van de koopovereenkomst;
subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst met toekenning van terugwerkende kracht aan de ontbinding ex artikel 6:258 lid 1 BW;
primair en subsidiair: veroordeling van [appellanten] om op straffe van een dwangsom alle feitelijke en juridische handelingen te verrichten om de Porsche over te schrijven van [geïntimeerde] op naam van [appellanten] ;
over te gaan tot ambtshalve toetsing van de koopovereenkomst met inachtneming van de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten;
bekrachtiging van de bestreden vonnissen voor het overige en
veroordeling van [appellanten] in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.4.
Het hof zal de grieven van [appellanten] en [geïntimeerde] hieronder gezamenlijk behandelen. De volgende onderwerpen zullen achtereenvolgens aan de orde komen:
  • Schending van de waarheids- en volledigheidsplicht door [geïntimeerde] ;
  • Het beroep van [geïntimeerde] op dwaling;
  • De vraag of [geïntimeerde] kwalificeert als een consument in de zin van artikel 7:5 BW;
  • Het beroep van [geïntimeerde] op ontbinding.
Schending van de waarheids- en volledigheidsplicht
4.1.1.
Artikel 21 Rv bepaalt dat partijen verplicht zijn om de feiten die van belang zijn voor de beslissing volledig en naar waarheid aan te voeren. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] de waarheids- en volledigheidsplicht van artikel 21 Rv heeft geschonden. Ter motivering dient het volgende.
4.1.2.
Het gaat in deze procedure om de vraag of de koopovereenkomst ter zake de Porsche Macan tussen [appellante sub 1] als verkoper en [geïntimeerde] als koper moet worden vernietigd wegens dwaling of ontbonden wegens non-conformiteit omdat de Porsche Macan gebreken blijkt te hebben. Bij de beoordeling van de vorderingen van [geïntimeerde] is de hoedanigheid van hem als koper van belang.
4.1.3.
[geïntimeerde] stelt dat hij kwalificeert als consument omdat hij de Porsche Macan heeft gekocht zodat deze door zijn vrouw ten behoeve van hun gezin zou kunnen worden gebruikt. Dit werd tijdens de procedure bij de rechtbank door [appellanten] betwist. Volgens [appellanten] heeft [geïntimeerde] tijdens het aankoopproces op hun vraag waarom het adres op de koopovereenkomst ( [adres C] ) afweek van het adres dat op de factuur moest staan ( [adres D] ), geantwoord dat hij een eigen riolering-/ loodgietersbedrijf had en dat hij de auto daarvoor nodig had. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank staat hierover:
“De koopovereenkomst en de factuur zijn beiden gedateerd op 7 november 2020 maar vertonen beiden een ander adres omdat ik op beide adressen woonachtig ben. Ik heb een onderneming die vast goed verhuurt en die onderneming is gevestigd in [adres D] aan [adres E] . Mijn onderneming is een eenmanszaak die handelt onder de naam “ [geïntimeerde] ”. Op de koopovereenkomst zijn streepjes gezet bij het KvK-nummer en de BTW, waaruit volgt dat het niet gaat om een zakelijke aankoop, maar een privé aankoop van de auto.”
Het hof leidt hieruit dat de rechtbank aan [geïntimeerde] vragen heeft gesteld naar aanleiding van het verweer van [appellanten] en het feit dat er op de koopovereenkomst en de factuur verschillende adressen staan, waarop [geïntimeerde] heeft geantwoord zoals hiervoor geciteerd.
4.1.4.
[appellanten] hebben in hoger beroep een KvK-uittreksel overgelegd, waaruit volgt dat ten tijde van de koopovereenkomst op het adres [adres D] een vennootschap met de handelsnaam [bedrijf D] stond ingeschreven. De activiteiten van deze vennootschap zijn volgens het uittreksel “Voorbereidende activiteiten voor de start van een garagebedrijf gevestigd aan: [adres A] . Naar aanleiding van vragen van het hof, heeft de heer [persoon E] (namens en in plaats van [geïntimeerde] bij de mondelinge behandeling aanwezig) toegelicht dat [geïntimeerde] in het verleden wel zelf gewoond heeft op het adres Fort Prins Willem 92 maar dat hij de woning op enig moment heeft onderverhuurd aan [persoon F] .
4.1.5.
In hoger beroep hebben [appellanten] ook een KvK-uittreksel overgelegd van de eenmanszaak “ [bedrijf A] ” die [geïntimeerde] al sinds 2015 drijft. Dit feit is door [geïntimeerde] verzwegen, zelfs nadat de rechtbank hem had gevraagd waarom er op de koopovereenkomst en factuur twee verschillende adressen staan. [bedrijf A] is gevestigd geweest aan [adres A] en houdt zich bezig met de groot- en detailhandel in gebruikte personen- en bestelwagens, onderhoud en reparatie van personen- en bestelwagens en APK van auto’s, zo blijkt uit dit uittreksel. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep was [geïntimeerde] niet aanwezig. Het hof heeft de advocaat van [geïntimeerde] gevraagd of hij iets wilde zeggen over het feit dat [geïntimeerde] al jarenlang een autobedrijf heeft waar auto’s worden verhandeld, gerepareerd en APK gekeurd. Hierop antwoordde de advocaat dat [geïntimeerde] de afgelopen twee jaar handelt in auto’s en dat hij geen monteur was ten tijde van de aankoop van de Porsche Macan. Nadat het hof had gewezen op het KvK-uittreksel van [bedrijf A] en de informatie die daaruit blijkt, heeft de heer [persoon E] als adviseur van [geïntimeerde] en namens [geïntimeerde] toegelicht dat de vader van [geïntimeerde] automonteur en APK-keurmeester is en dat [geïntimeerde] in 2015 de eenmanszaak is gestart om “samen iets te beginnen”. Volgens [persoon E] is [geïntimeerde] er langzaam in gegroeid en is hij sinds anderhalf jaar zelf ook APK-keurmeester.
4.1.6.
Het hof constateert dat [geïntimeerde] niet aan de in artikel 21 Rv geformuleerde waarheids- en volledigheidsplicht heeft voldaan. [geïntimeerde] heeft de vragen van de rechtbank niet volledig en naar waarheid beantwoord. In plaats van te vertellen dat hij sinds 2015 samen met zijn vader een onderneming in de handel, reparatie en keuring van auto’s drijft, heeft hij het doen voorkomen alsof hij uitsluitend een vastgoedonderneming heeft. Bovendien blijkt hij, anders dan hij heeft verklaard, niet te wonen op het adres [adres D] . Op dat adres was een onderneming gevestigd die voorbereidingen trof voor de start van een garagebedrijf aan [adres A] , waar de onderneming van [geïntimeerde] ook gevestigd is geweest.
Dit rekent het hof [geïntimeerde] zwaar aan. De informatie die [geïntimeerde] heeft achtergehouden betreft immers zijn deskundigheid op het gebied van tweedehandsauto’s en is van belang voor de vraag of [geïntimeerde] moet worden gekwalificeerd als een consument en consumentenbescherming geniet. Het heeft er alle schijn van dat [geïntimeerde] de informatie heeft achtergehouden om zijn kansen in de procedure te optimaliseren. Het hof zal daarom de feitelijke stellingen van [geïntimeerde] extra kritisch bezien. Het hof zal aan de proceshouding van [geïntimeerde] bovendien de consequentie verbinden dat [geïntimeerde] niet zal worden toegelaten tot bewijslevering ter zake zijn stelling dat hij kwalificeert als consument (zie rov. 4.3.4. hierna).
Het hof onderkent dat dit een verstrekkende sanctie is. Naar het oordeel van het hof is deze sanctie echter wel proportioneel. Processueel onzorgvuldig handelen, zoals het handelen van [geïntimeerde] , moet streng gesanctioneerd worden. Indien dit niet het geval zou zijn, zou dat door procespartijen als een vrijbrief kunnen worden ervaren om te pogen door middel van onwaarheden en/of onvolledigheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden en/of onvolledigheden onverhoopt aan het licht zouden komen.
Dwaling
4.2.1.
[geïntimeerde] stelt dat de koopovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling, omdat [appellanten] wisten of behoorden te weten dat de Porsche Macan een schadeauto was en niet geschikt was voor normaal gebruik en zij hem daarover niet of onjuist hebben ingelicht (artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW). Het hof begrijpt de stellingen van [geïntimeerde] aldus dat hij verwijst naar de vervorming in het linker binnenscherm/koker en het defecte wiellager, omdat dit volgens de deskundige gebreken zijn die het veilig gebruik in de weg staan (zie rov. 3.2. onder xiv). [geïntimeerde] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake was van een schadeauto naar een nieuwsbericht uit 2019, waaruit volgens [geïntimeerde] volgt dat een nagenoeg zelfde Porsche Macan betrokken is geweest bij een ernstig auto-ongeval in Zwitserland. Volgens [geïntimeerde] moet dit, gezien de onderzoeksresultaten wel de door [geïntimeerde] gekochte auto zijn. Omdat [appellante sub 1] een lakdiktemeting heeft verricht, wist zij, of behoorde zij te weten, dat in het verleden schadeherstel heeft plaatsgevonden. Indien niet komt vast te staan dat [appellante sub 1] wist of behoorde te weten dat de Porsche Macan een schadeauto, is sprake van wederzijdse dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub c BW), aldus [geïntimeerde] .
[appellanten] betwisten dat de Porsche Macan ten tijde van de koopovereenkomst schade had. Uit de testen die [appellanten] hebben verricht bleek niet dat de auto schade in het verleden heeft gehad. Hierbij komt dat [geïntimeerde] in de periode tussen de aankoop en de keuring door de Porsche dealer op 17 november 2020 1.883 kilometer met de auto heeft gereden en dat de auto bij de APK-keuring (door [bedrijf A] , de onderneming van [geïntimeerde] zelf) 11 november 2020 is goedgekeurd, zonder dat er APK reparatiepunten zijn gemeld. [appellanten] hebben er voorts op gewezen dat de rapportage van de deskundige (zie rov. 3.2. onder xiv) volgt dat het defect aan de wiellager en het gebrekkige schadeherstel linksvoor veiligheidsissues zijn die bij de APK-keuring zouden zijn geconstateerd en gerepareerd hadden moeten worden voordat de auto weer de weg op zou mogen. Het is dus mogelijk dat de gebreken aan de auto in de periode tussen 11 en 13 november 2020 zijn ontstaan en, al dan niet door [bedrijf A] , gerepareerd, aldus [appellanten]
4.2.2.
Naar het oordeel van het hof, heeft [geïntimeerde] zijn stelling dat de Porsche Macan ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst schade had en niet geschikt was voor normaal gebruik in het licht van de gemotiveerde betwisting door [appellanten] onvoldoende onderbouwd. Hierbij hecht het hof in het bijzonder waarde aan het feit dat de auto bij de APK-keuring op 11 november 2020 is goedgekeurd, zonder dat er APK reparatiepunten zijn gemeld, terwijl uit de rapportages van de deskundige en van [bedrijf B] (rov 3.2. onder xii) volgt dat het defect aan de wiellager en het gebrekkige schadeherstel linksvoor (het linker binnenscherm/koker) afkeurpunten zijn. Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen om te onderbouwen dat er desondanks ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst, en dus voordat de auto APK gekeurd werd, sprake was van gebreken die aan een normaal gebruik van de auto in de weg staan. Dit heeft [geïntimeerde] niet gedaan. Dat er door [bedrijf B] bij de keuring van de auto op 11 mei 2021 afwijkende lakdiktes zijn geconstateerd, is hiervoor onvoldoende. Het is immers ook mogelijk dat de afwijkende lakdiktes na het aangaan van de koopovereenkomst zijn ontstaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het bovendien onwaarschijnlijk dat dat [geïntimeerde] in de periode tussen de aankoop en de keuring door de Porsche dealer op 17 november 2020 1.883 kilometer met de auto heeft gereden indien sprake zou zijn geweest van de gestelde veiligheidsissues.
Het door [geïntimeerde] overgelegde nieuwsbericht leidt niet tot een andere conclusie. Nog daargelaten dat de Porsche uit Duitsland is geïmporteerd, kan uit een enkel algemeen bericht waarop geen kenteken te zien is of andere specifieke uiterlijke kenmerken die verwijzen naar de Porsche Macan van [geïntimeerde] , niet worden afgeleid dat het om dezelfde auto gaat.
Het hof zal [geïntimeerde] niet toelaten tot bewijslevering, nu een voldoende specifiek en ter zake dienend bewijsaanbod op dit punt ontbreekt. Het beroep van [geïntimeerde] op dwaling slaagt dan ook niet. Het beroep van [geïntimeerde] op dwaling slaagt dus niet.
Is sprake van consumentenkoop (artikel 7:5 BW)?
4.3.1.
[geïntimeerde] heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de koopovereenkomst op grond van artikel 7:17 jo. 7:22 BW volledig moet worden ontbonden. Voor de beoordeling van de hierop gebaseerde vorderingen van [geïntimeerde] , moet eerst worden beoordeeld of [geïntimeerde] kan worden aangemerkt als een consument in de zin van artikel 7:5 BW.
4.3.2.
In artikel 7:5 BW is bepaald dat de koper een natuurlijk persoon moet zijn, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. Het begrip ‘consument’ is een objectief begrip. Dat betekent dat aan de hand van alle omstandigheden van het geval, moet worden vastgesteld met welk doel de overeenkomst is aangegaan. Het gaat er dus om of [geïntimeerde] bij de aankoop van de Porsche Macan heeft gehandeld voor privédoeleinden. Voor de beantwoording van deze vraag is bepalend wat partijen op het moment waarop zij de koop sloten over en weer hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Op grond van artikel 150 Rv rusten stelplicht en bewijslast op [geïntimeerde] .
4.3.3.
[geïntimeerde] heeft zijn stelling dat sprake is van een aankoop voor privédoeleinden onderbouwd door te verwijzen naar de verklaring van [persoon B] en naar de door hem overgelegde whatsapp-berichten tussen [persoon B] en [appellante sub 1] . Hierin staat volgens hem dat de auto voor de vrouw van [geïntimeerde] is. [geïntimeerde] heeft er voorts op gewezen dat de ingeruilde Volvo op zijn naam en niet op naam van zijn bedrijf stond, en dat de Porsche Macan na aankoop ook niet op naam van zijn bedrijf is gesteld. Ten slotte heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat op de koopovereenkomst het KvK-nummer en het BTW-nummer niet zijn ingevuld.
[appellanten] betwisten dat [geïntimeerde] de auto voor privédoeleinden heeft gekocht. Volgens hen heeft [geïntimeerde] tijdens het aankoopproces gevraagd om op de factuur een ander adres te zetten, omdat hij de auto zou gaan gebruiken voor zijn loodgietersbedrijf. [appellanten] hebben voorts aangevoerd dat inmiddels is gebleken dat [geïntimeerde] sinds 2015 een onderneming exploiteert in de handel, reparatie en keuring van tweedehandsauto’s en dat op het door [geïntimeerde] opgegeven factuuradres een onderneming was gevestigd die voorbereidingen trof voor de start van een garagebedrijf aan [adres A] , waar de onderneming van [geïntimeerde] ook gevestigd is geweest. Uit de het door [geïntimeerde] overgelegde RDW-document blijkt bovendien alleen maar dat de Porsche Macan na de aankoop op naam van een natuurlijk persoon is gesteld. De exacte tenaamstelling is niet te zien, en als een auto op naam van een eenmanszaak zoals [bedrijf A] wordt gesteld, dan is dat altijd op naam van een natuurlijk persoon, aldus [appellanten]
4.3.4.
Naar het oordeel van het hof staat gezien de gemotiveerde betwisting door [appellanten] en met inachtneming van hetgeen hiervoor in rov. 4.1.1.-4.1.6 is overwogen, niet vast dat [geïntimeerde] de Porsche Macan voor privédoeleinden heeft gekocht, althans dat [appellante sub 1] dat uit zijn verklaringen en gedragingen heeft moeten begrijpen. Hierbij weegt het hof in het bijzonder mee dat de verklaring van [geïntimeerde] over hetgeen [appellanten] hadden aangevoerd over het afwijkende adres op de factuur, achteraf niet waar bleek te zijn (zie rov. 4.1.3. en 4.1.4. hiervoor). De factuur is immers verstuurd naar een adres waarvan achteraf is vast komen te staan dat [geïntimeerde] daar niet woonde, maar waarop een onderneming was gevestigd. [geïntimeerde] heeft voorts geen openheid van zaken gegeven over het feit dat hij een schadeherstelbedrijf in tweedehandsauto’s had. Gezien hetgeen hiervoor in rov. 4.1.1.-4.16. is overwogen, zal het hof [geïntimeerde] niet toelaten tot bewijslevering, nog daargelaten dat een voldoende specifiek en ter zake dienend bewijsaanbod ontbreekt op dit punt ontbreekt.
4.3.5.
Dit betekent dat [geïntimeerde] niet kan worden aangemerkt als consument in de zin van artikel 7:5 BW en dat geen sprake is van consumentenkoop zoals bedoeld afdeling 1 van titel 1 van boek 7 BW. Voor de beoordeling van de vorderingen van [geïntimeerde] in verband met de ontbinding van de koopovereenkomst betekent dit dat de vraag of sprake is van een tekortkoming moet worden beantwoord aan de hand van artikel 7:17 BW, dat [geïntimeerde] geen beroep kan doen op het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW en dat voor de ontbindingsbevoegdheid van [geïntimeerde] artikel 6:265 BW (en niet artikel 7:21 en 22 BW) bepalend is.
Dit betekent voorts dat [geïntimeerde] niet kan worden gevolgd in zijn redenering dat het hof ambtshalve zou moeten toetsen aan consumentenbeschermende bepalingen in Europese richtlijnen.
Ontbinding wegens non-conformiteit
4.4.1.
[geïntimeerde] stelt dat de koopovereenkomst moet worden ontbonden vanwege de gebreken aan de Porsche Macan. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de Porsche Macan ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst aan die overeenkomst beantwoordde (artikel 7:17 BW). Omdat [geïntimeerde] zich op de rechtsgevolgen van zijn stellingen beroept, draagt hij de stelplicht en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast van de stelling dat er ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst sprake was gebreken aan de Porsche Macan in de zin van artikel 7:17 BW.
4.4.2.
Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Verder bepaalt artikel 7:17 lid 2 BW, voor zover relevant, dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn.
In een geval als dit, moet als regel worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Niet uitgesloten is dat deze regel uitzondering lijdt, bij voorbeeld wanneer de koper het risico van zodanig gebrek had aanvaard. Daarbij dient er echter rekening mee te worden gehouden dat uitlatingen van de verkoper over die conditie, afhankelijk van hun inhoud, aan het aannemen van een dergelijke aanvaarding van het risico van gebreken in de weg kunnen staan. Het gaat er dus om wat de koper, op grond van alle omstandigheden van het geval, van de auto mocht verwachten. De hiervoor genoemde regel mag echter niet worden omgekeerd, in die zin dat andere gebreken geen non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW zouden kunnen opleveren (Hoge Raad 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3097).
4.4.3.
Uit het rapport van de deskundige volgt dat het defect aan de wiellager en de vervorming en gaten in het binnenscherm/koker gebreken zijn die in de weg staan aan het veilig gebruik van de Porsche Macan. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. In die zin is dus sprake van een gebrek in de zin van artikel 7:17 lid 1 en 2 BW.
[appellanten] betwisten echter dat deze gebreken al ten tijde van de aankoop op 7 november 2020 aanwezig waren. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor in rov. 4.2.1. en 4.2.2. is overwogen. Dat geldt ook hier. Dit betekent dat onvoldoende is onderbouwd dat het defect aan de wiellager en de vervorming en gaten in het binnenscherm/koker (dus: het gebrekkige schadeherstel linksvoor) ten tijde van de koopovereenkomst aanwezig waren en dat [geïntimeerde] niet zal worden toegelaten tot bewijslevering.
4.4.4.
[geïntimeerde] heeft in dit kader nog gewezen op de overige gebreken die bij de keuringen door de Porschedealer (rov. 3.2. onder ix) en [bedrijf B] (rov. 3.2. onder x) zijn vastgesteld. Hoewel van deze gebreken niet is vastgesteld dat zij in de weg staan aan de verkeersveiligheid van de Porsche Macan, maken zij volgens [geïntimeerde] wel dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Op basis van de uitlatingen van [appellanten] in de advertenties (rov. 3.2. onder iii) hoefde hij hier geen rekening mee te houden en mocht hij een auto zonder deze gebreken verwachten, aldus [geïntimeerde] .
Het hof volgt [geïntimeerde] hierin niet. Het was [geïntimeerde] bekend dat het ging om een tweedehands auto, die bovendien was geïmporteerd uit het buitenland. Dit betekent dat [geïntimeerde] rekening moest houden met de aanwezigheid van bepaalde gebreken. [geïntimeerde] heeft niet onderbouwd waarom de overige gebreken zo ernstig zijn dat hij deze niet hoefde te verwachten. Het hof verwijst hierbij naar de conclusie van de deskundige die geen afwijkingen vaststelde in het rij- en weggedrag (rov. 3.2. onder xiv). Hierbij komt dat [geïntimeerde] drie proefritten heeft gemaakt, met [appellanten] heeft gesproken over door hem geconstateerde geluiden tijdens het rijden, en desondanks heeft vastgehouden aan de gemaakte afspraak dat [appellanten] een hogere inruilprijs voor de Volvo zouden betalen, maar dan alleen garantie op de kilometerstand zou geven en verder niet. Deze gang van zaken maakt dat [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof niet mocht verwachten dat de Porsche Macan geen enkel gebrek zou hebben. Hierbij is van belang dat [geïntimeerde] zich al sinds 2015 bezighoudt met de handel in en reparatie en keuring van tweedehands auto’s, en inmiddels zelf ook APK-keurmeester is. De uitlatingen van [appellanten] in de advertentietekst zijn gezien de gang van zaken rondom de aankoop en de deskundigheid van [geïntimeerde] onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.4.5.
Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende is onderbouwd dat er ten tijde van het aangaan van de overeenkomst sprake was van gebreken aan de Porsche Macan. [geïntimeerde] is dus niet bevoegd tot ontbinding van de koopovereenkomst.
In het petitum van de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van eis in incidenteel hoger beroep, heeft [geïntimeerde] verwezen naar artikel 6:258 BW. Voor zover [geïntimeerde] hiermee een beroep heeft willen doen op ontbinding van de koopovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden, geldt dat [geïntimeerde] een dergelijk beroep in het geheel niet heeft onderbouwd. Een beroep op ontbinding ex artikel 6:258 BW zal door het hof dan ook worden gepasseerd.
Slotsom
4.5.1.
De conclusie is dat het beroep van [geïntimeerde] op dwaling dan wel ontbinding van de koopovereenkomst niet slaagt. Dit betekent dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure bij de rechtbank en de procedure in principaal en incidenteel hoger beroep. [geïntimeerde] zal voorts worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [appellanten] reeds hebben betaald op grond van de bestreden vonnissen.
4.5.2.
[appellanten] hebben gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten dan wel dat een hogere proceskostenveroordeling dan gebruikelijk wordt opgelegd omdat [geïntimeerde] misbruik van procesrecht heeft gemaakt doordat zij de waarheids- en volledigheidsplicht van artikel 21 Rv heeft geschonden.
Het hof zal deze vordering niet toewijzen. Het hof heeft aan de schending van artikel 21 Rv immers al een andere sanctie verbonden, waarmee deze schending voldoende is gesanctioneerd.
4.5.3.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
Griffierecht € 2.076,-
Salaris advocaat/gemachtigde € 1.794,- (3 punten x tarief II)
Kosten deskundigenbericht € 3.550,-
Totaal € 7.420,-
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen vastgesteld worden op:
Explootkosten € 112,37
Griffierechten € 2.175,-
Salaris advocaat principaal hoger beroep € 2.428,- (2 punt(en) x tarief II)
Salaris advocaat incidenteel hoger beroep € 607,- (0,5 x 1 punt x tarief II)
Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.500,37,-
Het hof begrijpt de vorderingen van [appellanten] zo dat bedoeld is wettelijke rente te vorderen over de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun vordering tot betaling van € 719,95 ter zake deskundigenkosten;
vernietigt de bestreden vonnissen en, opnieuw rechtdoende,
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van alle bedragen die [appellanten] reeds hebben betaald op grond van de bestreden vonnissen, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de dag van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg van € 7.420,- en het hoger beroep van € 5.500,37,- , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [geïntimeerde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet [geïntimeerde] € 92,- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders door [appellanten] gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.W.M. van den Heuvel, S.M.J. Korthuis-Becks en H.J. Tulp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 maart 2025.
griffier rolraadsheer