[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde (kort gezegd: mishandeling). De rechtbank heeft het onder feit 1 en
feit 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 1), en
- ‘in het openbaar, mondeling, tot enig strafbaar feit opruien’ (feit 3),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem ten dien aanzien veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 1.033,80, waarvan
€ 33,80 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De politierechter heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en bepaald dat deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De verdachte is veroordeeld in de kosten van het geding, welke aan de zijde van de benadeelde partij zijn begroot op nihil. Tot besluit heeft de politierechter het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven per datum vonnis.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 10 oktober 2022 (ressortsparketnummer 20-000276-22) de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraakbeslissing ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het hof heeft – na vernietiging van het vonnis van de politierechter – het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 1) en ‘in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot het bedrag van € 910,00, bestaande uit een bedrag van € 410,00 aan materiële schade en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 410,00 vanaf 25 januari 2021 en over een bedrag van € 500,00 vanaf 2 oktober 2020, telkens tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof heeft de vordering op het punt van de meer gevorderde immateriële schade ad € 1.500,00 afgewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met bepaling dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld in de proceskosten, welke kosten aan de zijde van de benadeelde partij zijn begroot op nihil. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 10 december 2024 (rolnummer 22/03824) het bestreden arrest vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder feit 2 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal vordert thans de toewijzing van de vordering tot schadevergoeding, met uitzondering van de gevorderde reiskosten wegens het doen van aangifte en het bezoek aan de advocaat van de benadeelde partij.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2020 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] en/of een of meerdere leerling(en) en/of lera(a)r(en) van de basisschool de [school] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer] en/of een of meerdere leerling(en) en/of lera(a)r(en) van de basisschool de [school] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Als je na school buiten staat, dan ga ik je dood maken”, en/of
- “ Ik ga net als in Amerika met een geweer naar school komen en iedereen neerschieten. Ik ga al die kinderen slaan, ik ga al die Turken schieten”, en/of
- “ Ik blaas hier iedereen. Die kutturken. Waarom moeten die kutturken mijn zoon pakken. Ken je mijn familie in Rotterdam niet die schieten iedereen neer”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 2 oktober 2020 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, in het openbaar, te weten op/aan [adres 2] , mondeling, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door eenmaal of meermalen tegen zijn, verdachtes, zoon de volgende woorden te roepen: “Maak hem kapot, zodat hij niets meer kan doen”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 2 oktober 2020 te Eindhoven [slachtoffer] en meerdere leerlingen en leraren van de basisschool de [school] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] en/of meerdere leerlingen en/of leraren van de basisschool de [school] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Als je na school buiten staat, dan ga ik je dood maken”, en
- “ Ik ga net als in Amerika met een geweer naar school komen en iedereen neerschieten. Ik ga al die kinderen slaan, ik ga al die Turken schieten”, en
- “ Ik blaas hier iedereen. Die kutturken. Waarom moeten die kutturken mijn zoon pakken. Ken je mijn familie in Rotterdam niet die schieten iedereen neer”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 2 oktober 2020 te Eindhoven, in het openbaar, te weten op/aan [adres 2] , mondeling, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door tegen zijn, verdachtes, zoon de volgende woorden te roepen: “Maak hem kapot, zodat hij niets meer kan doen”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal (einddossier) van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, districtsrecherche Eindhoven, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2020226203, gesloten d.d. 4 oktober 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 38. Alle hierna weergegeven verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2020 (dossierpagina’s 4 tot en met 6), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
(dossierpagina 4)
Ik kom aangifte doen van bedreiging gepleegd door de vader van een jongen bij mij op
school.
Ik doe deze aangifte samen met mijn vader.
Ik zit in groep 8 van basisschool [school] aan [adres 2] .
(dossierpagina 5)
Vandaag, 2 oktober 2020, na de grote pauze liepen wij met de hele klas in de gang om naar buiten te gaan. Mijn meester, meneer [getuige 3] , was erbij. Ineens zag ik een heleboel kinderen in paniek door de gang rennen. Ik wist eerst niet waarom, maar ineens zeiden een paar kinderen tegen mij dat ik me moest verstoppen omdat de vader van de jongen er was. Eén jongen wist blijkbaar dat dat de vader was van de jongen die mij had geslagen. Ik rende toen snel met de trap naar boven en ben de kamer van de directeur binnengegaan. De directeur heeft toen de politie gebeld. Ik ben toen zelf weer naar beneden gelopen. In de gang zag ik een man staan, ik kende deze man niet. De man zei tegen mij: ‘als je na school buiten staat, dan ga ik je dood maken’. Hij keek mij hierbij recht aan. Ik was heel bang. Ik moest heel erg huilen. De hele klas moest huilen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 (dossierpagina’s 12 en 13), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 2 oktober 2020 waren wij belast met de noodhulp in de regio Eindhoven. Wij kregen de opdracht om naar de basisschool [school] , gelegen aan [adres 2] , te gaan. Daar zou een vader doordraaien, nadat zijn kind ruzie had gekregen met een ander kind. De vader bleek achteraf [verdachte] te zijn.
Ter plaatste hoorden wij van de docenten op de basisschool dat de vader, [verdachte] , net was vertrokken. Kort daarna hoorden wij dat de andere eenheid de man aantrof op de [straatnaam] . Toen wij daar aankwamen hoorden wij de man volledig door het lint gaan. Wij hoorden onder andere dat [verdachte] de volgende dingen riep:
- Ik schiet iedereen af;
- Ik ga hetzelfde doen als in Amerika en schiet iedereen dood.
Wij zagen tevens dat hij met zijn handen/vingers deed alsof hij een automatisch wapen vasthield. Daarbij hoorden wij dat hij zei dat hij net zoals in Amerika iedereen kapot zou schieten ‘pang, pang’. Wij hoorden dat hij het bovenstaande bleef herhalen en bleef schreeuwen.
Wij hoorden dat [verdachte] de volgende dingen riep:
- ik ga (…) naar die school en schiet ze allemaal neer;
- ik schiet al die kanker turken neer.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 (dossierpagina’s 14 tot en met 16), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(dossierpagina 14)
Op 2 oktober 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam als surveillance-hondengeleider. Om 12.52 uur kwam bij het Operationeel Centrum Eindhoven de melding binnen dat op basisschool [school] een vader van een van de leerlingen de school binnen was gelopen en helemaal door het lint ging en dat personeel hem de school uit wilde hebben. Ik, [verbalisant 5] , hoorde via de portofoon dat de man zojuist de school had verlaten en nu schreeuwend en tierend over straat liep. Ik, [verbalisant 5] , hoorde via de portofoon dat de man donker getint is, gekleed is in een rode jas en een grijze baard heeft. Ik, [verbalisant 5] , reed over [adres 2] en zag rechts van mij een man lopen die druk met zijn armen aan het zwaaien was. Ik, [verbalisant 5] , zag dat omstanders bij de man mij wenkten. Ik, [verbalisant 5] , ben naar de man toe gelopen. Ik zag dat bij de man nog een kleine jongen was, dit bleek later zijn zoon te zijn, genaamd [betrokkene] .
Ik, [verbalisant 5] , hoorde dat de man alleen maar bleef schreeuwen: ‘hier gebeurt hetzelfde als in Amerika’. Ik zag dat de man druk met zijn armen aan het zwaaien was, meerdere malen met zijn handen een pistool nadeed en om zich heen schoot. Ik zag dat de man het schuim op zijn mond had staan.
(dossierpagina 15)
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , hoorde op 2 oktober 2020 een man luidkeels schreeuwen. Ter plaatse zag ik collega [verbalisant 5] bij een man welke een rode jas droeg. Ik zag en hoorde dat deze man luidkeels riep en schreeuwde. Ik zag en hoorde dat de man zei dat hij net als in Amerika wel naar de school zou gaan en dan ‘pang, pang, pang, iedereen schieten’. Ik zag dat de man met zijn handen het gebaar maakte alsof hij met een lang wapen schoot.
Ik heb hierop een van de omstanders aangesproken. Dit bleek een van de leerkrachten te zijn van de school waar het incident zich had afgespeeld. Ik hoorde van de leerkracht dat de zoon van de man ook bij hem op school zat. Dit betrof basisschool [school] . De zoon van de man, [betrokkene] , zou een conflict hebben met een aantal kinderen. Dit zou ook gisteren al hebben gespeeld, echter was het nu in een pauze tot een handgemeen gekomen tussen [betrokkene] en andere kinderen. De leerkracht vertelde dat de vader van [betrokkene] , [verdachte] , met zijn zoon naar school was gekomen en ook in de school, waar veel kinderen bij aanwezig waren, uitlatingen heeft gedaan dat hij mensen zou gaan neerschieten als ze aan zijn zoon kwamen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 oktober 2020 (dossierpagina’s 18 tot en met 20), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(dossierpagina 18)
U wilt mij een aantal vragen stellen over een incident dat op 2 oktober 2020 rond 13.00 uur op basisschool [school] in Eindhoven heeft plaatsgevonden. Op genoemde dag was ik werkzaam op basisschool [school] . Ik zat in de koffiekamer en hoorde en zag dat er een groep kinderen geheel overstuur de school binnen kwam gerend. Ik hoorde van een kind dat er buiten een man stond die bedreigingen uitte.
(dossierpagina 19)
Omdat de situatie zo dreigend was en de kinderen geheel overstuur waren, ben ik samen met mijn collega en de kinderen de school uitgelopen richting een dependance van onze school. hebben. Ik hoorde dat één van de kinderen riep: “hij komt eraan”. Hierop zag ik dat er grote paniek onder de kinderen ontstond. Ik zag dat alle kinderen begonnen te rennen en alle kanten over de weg en stoep weg renden. Het was een erg onveilige en chaotische situatie op dat moment. De jongen waar het allemaal om ging bleef samen met mij en een andere collega. Ik zag dat de man die eerder aan het schreeuwen was op een fiets aan kwam rijden. Ik zag dat de zoon van de verdachte achter op de fiets van de man zat. Ik zag dat de zoon afstapte. Ik hoorde dat de man aan zijn zoon vroeg “wie is het?”. Ik zag dat de zoon van de man hierop naar de jongen wees die naast mij stond. Ik hoorde dat de vader toen tegen zijn zoon zei: ‘maak hem kapot zodat hij niets meer kan doen’. Vervolgens viel de zoon van de man de andere jongen aan. Ik heb de jongens vervolgens uit elkaar gehaald. Vervolgens stapte de vader van zijn fiets en riep: “wie mijn zoon tegenhoudt, dan pak ik dit kind die hem tegenhoudt”. Ik weet dat de zoon van de man [betrokkene] heet.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 oktober 2020 (dossierpagina’s 21 tot en met 23), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(dossierpagina 21)
U wilt mij een aantal vragen stellen over een incident dat op 2 oktober 2020 bij de basisschool [school] heeft plaatsgevonden. Ik ben directeur van de basisschool. Op 2 oktober was ik als directeur werkzaam. Er kwam een leerkracht naar mij toe om te melden dat er op het schoolplein een ruzie tussen drie kinderen had plaatsgevonden. Een van de kinderen dat bij de ruzie was betrokken was [betrokkene] . Het vermoeden was dat [betrokkene] boos naar huis was gegaan.
Enige tijd later hoorde ik een hoop kabaal beneden in de hal van de school. Ik liep naar de hal waar het kabaal vandaan kwam. Aan deze hal zitten allemaal klaslokalen van de school en op dat moment waren alle lokalen met kinderen gevuld die daar les hadden. Ik hoorde dat de man stond te schreeuwen en langs twee docenten, die hem tegenhielden, wilde. Ik zag dat de eerder genoemde [betrokkene] de gehele tijd achter de man stond. De man was zowel in het Nederlands als in een andere taal aan het schreeuwen. Ik hoorde dat de man het volgende schreeuwde: ‘ik wil de kinderen slaan’
(dossierpagina 22)
en ‘die Turken moeten dood’. De gehele situatie was erg bedreigend en intimiderend. Alle kinderen zaten in de klassen en hebben alles meegekregen wat door de man werd geroepen. De man bleef maar schreeuwen: ‘ik ga die kinderen en die Turken slaan’. Ik hoorde dat de man riep: ‘ik ga net als in Amerika met een geweer naar school komen en iedereen neerschieten’ en ‘ik ga al die kinderen slaan, ik ga al die Turken schieten’. De gehele situatie heeft op mij, mijn docenten en alle kinderen en betrokkenen een grote impact gehad. De situatie was erg dreigend en intimiderend. De kinderen waren erg bang en schrokken van wat er allemaal is gebeurd.
6.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 november 2020 (PL2100-2020224661-24), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Waar bent u werkzaam?
A: Basisschool [school] in Eindhoven.
V: Wat is uw functie?
A: Ik ben groepsleerkracht.
V: Wat gebeurde er op 2 oktober 2020?
A: Ik hoorde herrie buiten. Er kwamen op dat moment ook kinderen naar binnen gestoven. De vader kwam daarna naar binnen gelopen. Ik hoorde dat de vader aan het schreeuwen en tieren was. Ik hoorde dat hij zei: ‘ik blaas hier iedereen. Die kutturken. Waarom moeten die kutturken mijn zoon pakken’. Op het moment van schreeuwen stond hij binnen in de school voor een klaslokaal. Ik zag dat er op een afstand van 2 à 3 meter kinderen in de klas zaten. Die konden hem ook zeker weten horen en zien.
V: Kon u verstaan wat de man riep?
A: Ja, deels. Ik hoorde dat hij riep: ‘Ik blaas hier iedereen. Die kutturken. Waarom moeten die kutturken mijn zoon pakken. Ken je mijn familie in Rotterdam niet die schieten iedereen neer’.
V (…) Wie was die man?
A: De vader van [betrokkene] .
V: Hebben de andere leerlingen ook de bedreigingen gehoord?
A: Ja, buiten heeft de man ook al staan tieren. Daar waren toen ook kinderen aanwezig, waaronder mijn hele klas.
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 oktober 2020 (dossierpagina’s 7 tot en met 10, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 1] :
(dossierpagina 7)
Ik zit op basisschool de [school] . Als wij grote pauze hebben, spelen wij op het schoolplein van [adres 2] . Op dinsdag 29 september 2020, tijdens het voetballen, tackelde ik per ongeluk een jongen, die altijd een witte pet op heeft. Nadat de jongen met de witte pet mij geslagen heeft, was de pauze gauw voorbij.
(dossierpagina 8)
Op vrijdag 2 oktober 2020 omstreeks 12.15 uur gingen wij met veel kinderen voetballen. Ik zag dat de jongen met de witte pet een klasgenootje van mij, [slachtoffer] , sloeg. Als reactie hierop zag ik dat [slachtoffer] de jongen met de witte pet duwde. Een jongen uit mijn klas wilde de ruzie laten stoppen, maar als reactie hierop zag ik dat de jongen met de witte pet hem duwde. In verband met het slaan en duwen moesten [slachtoffer] en de jongen met de witte pet naar binnen. Ongeveer na 10 minuten verzamelden wij met heel de klas op het schoolplein. Ik zag toen de jongen met de witte pet samen met zijn vader aan komen fietsen.
Ik zag dat de vader van de jongen tijdens het fietsen erg wild gebaarde met zijn armen. Ik hoorde de vader ook heel hard schreeuwen. Ik zag dat de vader en de jongen met de witte pet onze kant op gefietst kwam. Wij stonden met heel de klas. Wij voelden ons allemaal niet veilig, daarom zijn wij met de hele klas de school in gerend. Weg van de vader. Alle kinderen in mijn klas hadden zich verstopt. Iedereen was namelijk bang. Op het moment dat ik me aan het verstoppen was, hoorden wij de vader van de jongen met de witte pet ook naar boven komen. Wij hoorde dit aan zijn geschreeuw. Inmiddels waren er meerdere leraren om de man tegen te houden. Toen de andere leraren de vader tegen hielden, moesten wij allemaal naar beneden en naar buiten. Wij keken met zijn allen steeds om. Wij waren allemaal heel bang dat de vader terug zou komen. Op een gegeven moment hoorden wij de man ook weer schreeuwen. Wij zagen de vader en de jongen met de witte pet wederom aan komen fietsen. Iedereen was zo bang dat iedereen door elkaar heen ging lopen en iedereen liep ook een andere kant op. Ik hoorde de vader weer heel hard schreeuwen. Ik zag ook dat hij met zijn armen aan het gebaren was tegen de jongen met de witte pet. Ik zag dat de vader wild met zijn armen aan het slaan was en steeds met beide armen naar mij toe wees. Ik maakte hieruit op dat de jongen met de witte pet mij moest slaan. Ik zag ook dat de jongen met de witte pet mijn kant op gerend
(dossierpagina 9)
kwam. Ik voelde dat de jongen mij begon te slaan en schoppen. Tijdens het schoppen en slaan hoorde ik de vader heel hard roepen naar de jongen met de witte pet. Het leek alsof hij aanwijzingen kreeg hoe de jongen mij het beste kon slaan. Ik wil nog even zeggen dat ik erg bang ben geworden. Ik ben bang dat de jongen met de witte pet mij op school weer zal aanvallen. Daarbij ben ik ook bang dat de vader weer naar school komt.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: