Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
kuhl’) bepaling dat als de echtscheiding op initiatief van [geïntimeerde] wordt uitgesproken, zij haar recht op de bruidsgave heeft prijsgegeven.
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10247682 \ CV EXPL 22-5899)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 februari 2024;
- de memorie van grieven d.d. 18 juni 2024 met productie 3;
- de memorie van antwoord d.d. 30 juli 2024 met productie 1;
- de mondelinge behandeling op 10 januari 2025, waar partijen werden bijgestaan door hun advocaten en door een tolk in de Arabische taal; [appellant] door [tolk A] en [geïntimeerde] door [tolk B] .
3.De beoordeling
khul’), kan zij immers geen nakoming van de overeenkomst meer vorderen. Daarnaast is, in dit geval, slechts sprake van een morele verplichting aan de zijde van [appellant] die door [geïntimeerde] in rechte niet kan worden afgedwongen. Voor zover Nederlands recht van toepassing zou zijn, wijst [appellant] erop dat naar Nederlands recht de huwelijksgemeenschap tussen partijen al is verdeeld zodat [geïntimeerde] ook op die grond niets te vorderen heeft. In ieder geval zou de vordering van [geïntimeerde] dan in de huwelijksgemeenschap vallen. Ten slotte beroept [appellant] zich op de redelijkheid en billijkheid.
khul’-procedure, als gevolg waarvan [geïntimeerde] haar financiële aanspraken zou verliezen, stelt zij dat de echtscheidingsprocedure in Nederland niet kwalificeert als een
khul’-procedure en dat de islamitische wet niet van toepassing is op haar vordering. Daar komt bij dat in de aanvullende overeenkomst geen beperkingen zijn overeengekomen waar het gaat om de aanspraak van [geïntimeerde] . De in Nederland uitgesproken echtscheiding is inmiddels door de Egyptische rechter erkend.
hofstelt voorop dat partijen geen grieven hebben geformuleerd tegen de overweging van de kantonrechter dat de aanvullende overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van bruidsgave. Dit is een rechtsfiguur in het islamitische recht waarbij het gaat om een toezegging van geld en/of goederen van [appellant] aan [geïntimeerde] . De bruidsgave is naar Egyptisch huwelijksrecht een juridisch gevolg van een geldig huwelijk en verschuldigd vanaf de datum van de huwelijkssluiting. Als de bruidsgave is vastgelegd in het huwelijkscontract kan dit, afhankelijk van de afspraken die partijen daarover hebben gemaakt, leiden tot een directe aanspraak of een aanspraak op een later tijdstip (bijvoorbeeld in geval van echtscheiding). Dit laatste dient om willekeurige afwijzing van [geïntimeerde] door [appellant] te bemoeilijken. In beginsel kan [geïntimeerde] immers geen aanspraak maken op (een gedeelte van) het vermogen van [appellant] omdat het Egyptisch huwelijksrecht een scheiding van vermogens kent. In enkele situaties is de bruidsgave echter niet verschuldigd. Zo bepaalt het Egyptische huwelijksrecht dat, als de
echtgenotengeen overeenstemming over een
khul’-scheiding bereiken, [geïntimeerde] bij de
rechterom een
khul’-scheiding kan vragen. Zij moet dan echter wel haar aanspraak op de bruidsgave volledig prijsgeven (art. 20 Wet 2000, no. 1).
khul’.
khul’, zoals geregeld in artikel 20 Wet 2000 no. 1, luidt, voor zover van belang:
khul’-scheiding aanvraagt, haar aanspraak op de bruidsgave volledig prijsgeven (evenals andere financiële aanspraken). Niet gesteld of gebleken is dat de echtscheiding van partijen in Nederland is verzocht wegens ‘schade door [appellant] ’ of omdat ‘ [appellant] zich niet houdt aan een contractueel overeengekomen grond voor scheiding’. Dit betekent dat [geïntimeerde] , nu zij degene is die de echtscheiding heeft aangevraagd, naar Egyptisch recht geen nakoming van de aanvullende overeenkomst kan vorderen. Dat de echtscheiding in Nederland is aangevraagd en in Egypte slechts de erkenning van de echtscheidingsbeschikking is verzocht, maakt dit niet anders. Dit doet er immers niet aan af dat de echtscheiding op initiatief van [geïntimeerde] tot stand is gekomen. Dat de aanvullende overeenkomst zelf geen beperkende voorwaarde kent, doet evenmin af aan het voorgaande. Het aan de
khul’verbonden rechtsgevolg volgt immers niet uit de overeenkomst, maar uit de (Egyptische) wet. Dit betekent dat [geïntimeerde] naar Egyptisch recht geen aanspraak meer kan maken op de bruidsgave en dat haar vordering moet worden afgewezen.
kuhl’-bepaling buiten toepassing dient te blijven wegens strijd met de Nederlandse openbare orde als bedoeld in art. 10:6 BW. Dit artikel bepaalt dat vreemd recht niet wordt toegepast, voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Voor die beoordeling acht het hof het volgende van belang.
kuhl’-bepaling tot negatieve financiële consequenties voor [geïntimeerde] (zij kan geen nakoming vorderen van de aanvullende overeenkomst) maar daar staat tegenover dat, nu in de echtscheidingsprocedure Nederlands recht op het huwelijksvermogensregime van partijen is toegepast, zij, anders dan naar Egyptisch recht het geval zou zijn geweest, aanspraak maakt op een deel van het vermogen van [appellant] . In die situatie valt niet zonder meer te begrijpen waarom het gevolg van de
kuhl’-bepaling voor [geïntimeerde] niet kan worden geduld (en het gevolg van de terzijdestelling van de
kuhl’-bepaling voor [appellant] – het moeten betalen van de bruidsgave – wel aanvaardbaar zou zijn).