In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is de vader in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin hem het recht op omgang met zijn minderjarige kind werd ontzegd. De vader, woonachtig in België, heeft verzocht om de beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, ook woonachtig in België, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking. De minderjarige, geboren in 2014, is in de procedure vertegenwoordigd door de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling is de situatie van de minderjarige besproken, waarbij de raad heeft geadviseerd dat omgang met de vader niet in het belang van het kind is, gezien de trauma's die het kind heeft opgelopen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende oog heeft voor de belangen van de minderjarige en dat omgang met de vader ernstige nadelen zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat de minderjarige momenteel niet klaar is voor contact met de vader. De ouders zijn wel aangemoedigd om samen te werken aan de ontwikkeling van de minderjarige, met ondersteuning van de gemeente.