ECLI:NL:GHSHE:2025:1189

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
200.346.970_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in het belang van de kinderen na veroordeling van de vader voor belaging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun vier kinderen. De vader, die veroordeeld is voor belaging van de moeder, heeft een contactverbod voor drie jaar opgelegd gekregen. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen, omdat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem raken tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de echtscheiding en dat de vader niet in staat is om op een veilige manier met de moeder te communiceren. De vader heeft in hoger beroep zijn veroordeling bevestigd gekregen en het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader heeft geen opvoedkundige rol meer en de kinderen ervaren onrust door de situatie. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, die eerder heeft bepaald dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden. De beslissing is genomen met het oog op de veiligheid en het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 april 2025
Zaaknummer : 200.346.970/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/322290 / FA RK 23-3535
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.G. van Ek,
tegen
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekend geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. P. Kramer-Ograjensek.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , Syrië;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , Syrië;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , Jordanië;
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
Als informant merkt het hof aan:
Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 september 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de moeder bepaald dat het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft over hen.
2.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het inleidende verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen zal worden afgewezen, dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.3.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 19 november 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te bevestigen en het beroepschrift van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Ek en een tolk in de Arabische taal, N.A.D. Al-Ramadani (tolknummer: 40881);
- mr. Kramer-Ograjensek namens de moeder;
-de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.2.
Het hof heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 januari 2024;
- de producties 7 en 8 behorende bij het beroepschrift namens de vader, ingekomen op 4 november 2024;
- de brief van de GI met bijlagen van 14 november 2024, ingekomen op 28 november 2024.

3.De feiten

3.1.
De vader heeft de Syrische nationaliteit. De moeder heeft de Jordaanse nationaliteit. De kinderen hebben alle vier de Syrische nationaliteit.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 juni 2021 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze beschikking is op 12 oktober 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de ouders zijn de kinderen geboren. De ouders oefenden van rechtswege het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 januari 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 20 december 2024, tot 4 januari 2026.
3.5.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 juli 2024 is bepaald dat de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voorlopig, totdat daarover in een nog aanhangig te maken bodemprocedure is beslist of partijen in onderling overleg andere afspraken maken, één uur per week onder begeleiding van [instantie] op een neutrale plek fysiek contact hebben en een keer per week een belcontact met de vader hebben, waarbij de GI de regie heeft over de uitbreiding van de contacten en de afbouw van de begeleiding daarvan, maar ook de contacten kan doen vervallen indien het belang van de kinderen zich daartegen verzet.

4.De beoordeling

4.1.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader is in september 2022 in voorlopige hechtenis geplaatst op verdenking van belaging van de moeder. Die voorlopige hechtenis is per 31 mei 2023 geschorst, onder de bijzondere voorwaarde dat de vader op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag hebben met de moeder en/of de kinderen, anders dan wanneer dit noodzakelijk is vanwege de kinderen via zijn advocaat of de GI. De bijzondere voorwaarde is op verzoek van de GI aangepast vanwege de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en luidt: “
In samenspraak met het Openbaar Ministerie en/of de Reclassering voert Bureau Jeugdzorg de regie op het gebied van een contact- en omgangsregeling en stelt op basis daarvan (per kind) vast wanneer, hoe vaak, hoe lang en onder welke voorwaarden er sprake kan zijn van contact en/of omgang. De verdachte mag zijn kinderen tijdens een begeleid belcontact/een begeleid omgangsmoment niet vragen naar of opmerkingen maken over hun moeder, hun verblijfplaats en/of hun scholen. Het contact/de omgang met de kinderen vindt enkel plaats conform afspraak daarover met Bureau Jeugdzorg (dus niet op andere momenten). Bureau Jeugdzorg kan en mag het beleid omtrent contact en omgang tussentijds wijzigen, indien de situatie daarom vraagt en de inschatting gemaakt wordt dat dit noodzakelijk is vanuit een kindbelang en/of het belang van veiligheid.”. Bij vonnis van 2 april 2024 is de vader veroordeeld voor belaging van de moeder. Inmiddels is hij ook in hoger beroep veroordeeld en is de straf van 360 dagen gevangenisstraf waarvan 106 dagen voorwaardelijk in stand gebleven. Verder is er is drie jaar reclasseringstoezicht opgelegd en er is een contactverbod met de moeder en de kinderen opgelegd voor drie jaar. De vader houdt zich sinds de invrijheidsstelling op 31 mei 2023 rustig en hij richt zich op het contact met de kinderen.
Gezamenlijk gezag is het wettelijke uitgangspunt en er is geen sprake van een situatie dat daarvan kan worden afgeweken. Dat de vader beslissingen blokkeert of tegenwerkt is niet gebleken, mede omdat er geen contact met de moeder mocht zijn waardoor de GI in de rol van intermediair is geplaatst. De communicatie tussen de vader en de GI en tussen de GI en de reclassering verloopt niet altijd even soepel vanwege de complicerende factor van culturele verschillen en de taalbarrière. Zo is de hiervoor genoemde door de GI gevraagde wijziging van de schorsingsvoorwaarden niet helder gecommuniceerd naar (de advocaat van) de vader. Inmiddels is er na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2024 over de omgang rust gekomen. De vader legt de focus niet meer op de moeder. Er is niet gebleken van nieuwe verdenkingen van strafbare feiten of aangiftes, ook niet nadat het strafrechtelijk kader werd opgeheven door het instellen van hoger beroep. De vader ontkent dat hij de moeder heeft bedreigd. De vader heeft ten overstaan van de raad aangegeven dat hij de echtscheiding heeft geaccepteerd en dat hij de moeder niet terug wil. Hij wil focussen op de kinderen en zijn gezagspositie behouden. De reclasseringsmedewerker die in het kader van het raadsonderzoek werd gehoord gaf aan dat de vader op een constructieve manier meewerkt aan het toezicht en dat er een laag recidiverisico is. De vader merkt op dat hij niet wordt betrokken door de GI bij beslissingen omtrent de kinderen, bijvoorbeeld bij de aanmelding voor een andere school voor [minderjarige 1] . De raad geeft aan dat dit is uit veiligheidsoverwegingen. Wat de school van [minderjarige 1] betreft meende de vader dat [minderjarige 1] een hoger niveau aankon dan de school adviseerde. Dat impliceert niet dat hij niet in het belang van [minderjarige 1] handelde. De vader staat voor zijn gevoel langs de zijlijn en is de afgelopen tijd daarom niet in staat geweest om weloverwogen gezagsbeslissingen te nemen. Dit kan hem echter gezien de complexe situatie niet worden verweten.
Dat de ouders in de toekomst niet in staat zijn om met elkaar omtrent de kinderen te overleggen kan geen maatstaf zijn voor het toewijzen van het verzoek van moeder. Het toekennen van eenhoofdig gezag zal volgens de raad niet leiden tot het opheffen van de klempositie van de kinderen. Het is mede de taak van de GI om in het kader van de ondertoezichtstelling te bezien of er weer communicatie kan zijn tussen de ouders. Er is enige tijd verstreken sinds de aanhouding van de vader in september 2022 en zijn gesteldheid is momenteel stukken beter. Er zijn thans geen hulpverleningstrajecten ingezet gericht op het verbeteren van de communicatie. Het beëindigen van het gezag van de vader zou betekenen dat de juridische positie van de vader teniet gaat, waardoor hij ook tegen beslissingen van de GI niet meer zou kunnen ageren. De GI is degene die de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen uitvoert en dat proces bewaakt en waar nodig bijstuurt. Het is gezien de complexiteit van de situatie dan ook van belang dat de vader zijn positie als gezaghebbende ouder behoudt, juist ook in het belang van de kinderen.
4.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van een uitzondering op grond waarvan er moet worden afgeweken van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag. Sinds de echtscheiding hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder en sinds oktober 2021 wonen zij met de moeder uit veiligheidsredenen op een geheim adres. De fysieke omgang tussen de vader en de kinderen is in november 2024 stil komen te liggen, er is alleen nog telefonisch contact. De vader is inmiddels ook in hoger beroep veroordeeld wegens stalking van de moeder. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Er is al ruim tweeënhalf jaar geen sprake meer van rechtstreekse communicatie tussen de ouders vanwege de houding en opstelling van de vader, zoals wordt bevestigd in het raadsrapport van 21 juni 2024. De vader stalkt, bedreigt en valt de moeder al lastig sinds de echtscheiding, inmiddels ruim drie jaar geleden. De kinderen zijn hier getuige van en dit heeft een negatief effect op hen. De moeder en ook de kinderen moeten bescherming en rust krijgen en het is – blijkens het Verdrag van Istanbul – de plicht van de overheid om in een dergelijke situatie daarin te voorzien. De vader toont geen enkel inzicht in de problematiek of in hetgeen zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan. Hij toont zich niet leerbaar en legt de oorzaken steeds buiten hemzelf. De moeder heeft van [instantie] begrepen dat er in de zomer van 2024 ongeoorloofd contact is geweest tussen de vader en [minderjarige 1] , waarbij er contact is geweest met de politie. De moeder is heel bang voor de vader omdat hij nog steeds probeert hun relatie te herstellen. Zij is bang dat de situatie escaleert. De vader geeft aan te weten waar de moeder woont en tijdens omgangsmomenten heeft hij aangegeven naar de woning van de moeder te gaan.
Aangezien er geen communicatie is tussen partijen is het niet mogelijk om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. De vader is daarbij nauwelijks op de hoogte van hetgeen in het leven van de kinderen speelt. Uit veiligheidsoverwegingen is de vader in overleg met de GI niet in kennis gesteld van de keuze van de middelbare school voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Door tussenkomst van de GI heeft de school de keuze van de moeder geaccepteerd. Zij zou graag in de toekomst deze zaken zelf regelen. Voor gezamenlijk gezag is het vereist dat de ouders in staat zijn tot behoorlijk overleg. De onophoudelijke en bedreigende communicatie van de vader naar de moeder toe zorgt voor stress en angst bij de moeder en bij de kinderen. Gezamenlijk gezag betekent dat de moeder telkens die communicatie met de vader zou moeten opzoeken. Elk contact met moeder kan het stalkings-gedrag van de vader voeden en is daarmee bedreigend voor de moeder en boezemt haar angst in. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de ouders in de nabije toekomst wel op een goede manier en op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over hun kinderen. Dat de vader de afgelopen tijd geen aantoonbare strafbare feiten heeft gepleegd doet hier niet aan af. De vader heeft zijn gedrag ten aanzien van de moeder tot op heden niet veranderd. Het is niet de taalbarrière waardoor de communicatie tussen de vader en de GI niet soepel verloopt. Uit het raadsrapport blijkt dat het de vader niet lukt om naar zijn eigen aandeel te kijken en dat hij alles bij een ander legt. De GI heeft opgemerkt dat de vader de afgelopen periode weer afwijkend gedrag laat zien. De vader heeft volgens de raad de afgelopen jaren niet laten zien vanuit het belang van de kinderen te handelen, bijvoorbeeld door de beslissing van [minderjarige 1] aanmelding op school te weigeren te tekenen, door de focus op de moeder te blijven leggen en [minderjarige 1] aan te zetten tot een geheime ontmoeting. Het lukt de vader niet om constructief samen te werken met de hulpverlening of om respect te tonen naar de moeder, doordat de vader op allerlei manieren contact blijft zoeken met de moeder. De vader probeert de moeder via haar familie onder druk te zetten. De vader heeft nog steeds niet geaccepteerd dat het huwelijk voorbij is. Er geldt een contactverbod jegens de moeder en de kinderen, zodat de ouders niet kunnen overleggen en gezamenlijk gezag niet mogelijk is.
4.3.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. Er is een gesprek geweest met de ouders om te onderzoeken of er tot een minimale vorm van onderlinge communicatie over de kinderen kon worden gekomen. Kort daarna kwam het signaal dat de vader via de zus van de moeder, de moeder met de dood heeft bedreigd. Daardoor is besloten om niet verder te onderzoeken of onderlinge communicatie mogelijk is. Het contact tussen de vader en zijn begeleider is nog minimaal. [instantie] focust nu op [minderjarige 1] . Hij zit in een klempositie. [minderjarige 1] wil loyaal zijn naar de vader en voelt alsof hij moet liegen tegen de moeder over de vader. De moeder begrijpt de loyaliteit van [minderjarige 1] en zij weet dat de vader op de hoogte is van haar adres. De angst bij de moeder blijft bestaan. De moeder heeft een melding gedaan bij de politie omtrent de bedreiging via de zus. In het hoger beroep van de strafzaak is het contactverbod opnieuw opgelegd. De GI ziet, vanwege het grensoverschrijdend gedrag van de vader, geen mogelijkheden meer om te komen tot een situatie waarin de ouders onderling contact kunnen hebben over de kinderen. De GI zet in op begeleide omgang tussen de vader en de kinderen en heeft een nieuwe organisatie benaderd omdat [instantie] zich heeft teruggetrokken wegens het bedreigende gedrag van de vader naar hun medewerker(s).
4.4.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. De raad handhaaft het eerdere advies om de moeder alleen met het gezag te belasten. Er is niet veel veranderd sinds dat advies. In de afgelopen maanden zijn er juist in toenemende mate zorgen over het onvoorspelbare gedrag van de vader. De raad heeft eerder aangegeven dat de klempositie van de kinderen niet direct opgeheven zal worden door het toekennen van eenhoofdig gezag aan de moeder, maar die beslissing zal er wel voor zorgen dat de moeder ruimte krijgt om zonder van de vader afhankelijk te zijn beslissingen te kunnen nemen in het belang van de kinderen. Hierdoor zullen de spanningen in het gezin van de moeder minder worden. Zaken hoeven dan niet meer onnodig lang te blijven liggen. Met gezamenlijk gezag is dat niet mogelijk omdat alles dan via de GI zal moeten. Dat kost veel tijd en zorgt voor spanningen. Juist die spanningen door het gedrag van de vader zijn niet helpend voor de moeder en de kinderen. De gezagskwestie staat los van de omgang. Via de omgang kan de vader betrokken blijven bij de kinderen, waarbij het van belang is dat de vader zich voegt naar de afspraken die er over gemaakt worden. De raad ziet bij de vader weinig zelfreflectie en maakt zich daar zorgen over. Ook heeft de raad zorgen over de positie van [minderjarige 1] .
Wat betreft het recidiverisico van de vader merkt de raad op dat die conclusie met een slag om de arm is genomen, zo is te lezen in het betreffende advies. Daarbij heeft het LEC (Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld) aangegeven een risico te zien voor eer gerelateerd geweld en in de Screening Assessment for Stalking and Harassment is geconcludeerd dat er sprake is van een hoog risico voor stalking.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
4.5.1.
Het hof zal de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordelen op grond van artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (hierna: Brussel II-ter). Op grond van de hoofdregel van artikel 7 Brussel II-ter zijn in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt. Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd.
4.5.2.
Er zijn geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is. Ook het hof zal daarom uitgaan van toepasselijkheid van Nederlands recht (vgl. HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:200).
Inhoudelijk beoordeling
4.5.3.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
4.5.4.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.5.5.
Tussen partijen is niet in geschil en voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, op grond waarvan een (her)beoordeling van het gezag over de kinderen aan de orde is.
4.5.6.
Het hof acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen het gezag over hen zal uitoefenen. Voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag is vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt. Zij moeten een vorm van communicatie in stand kunnen houden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is desgevraagd bevestigd dat de vader inmiddels ook in hoger beroep is veroordeeld voor belaging van de moeder, onder oplegging van dezelfde straf als in eerste aanleg. Desgevraagd is door de vader aangegeven dat hem daarnaast opnieuw een contactverbod voor de duur van drie jaar is opgelegd met de moeder en met de kinderen, in die zin dat hij alleen via de GI contact mag hebben met hen. Gelet op de veroordeling van de vader, het daaraan verbonden contactverbod alsmede de gerechtvaardigde angst van de moeder voor de vader is het onderhouden van enige vorm van communicatie tussen de ouders niet mogelijk. Zij kunnen niet een feitelijke invulling van gezamenlijk gezag realiseren. De GI heeft ingezet op hulpverlening om mogelijkheden te onderzoeken voor enige communicatie tussen de ouders, maar deze hulpverlening is gestopt vanwege het bedreigende gedrag van de vader. Daarbij zitten de kinderen, in het bijzonder [minderjarige 1] , klem tussen de ouders. De vader blijft de moeder (indirect) benaderen en de moeder is onverminderd zeer angstig voor de vader. De kinderen ervaren deze onrust, mede gelet ook op hun ervaringen in het verleden. Vooral [minderjarige 1] zit in een loyaliteitsconflict. Gelet op de voorgeschiedenis verwacht het hof niet dat de verstandhouding tussen de ouders binnen een afzienbare termijn zal verbeteren. Inmiddels is ook de omgang tussen de drie oudste kinderen en de vader stil komen te liggen omdat de omgangsbegeleiding zich heeft teruggetrokken vanwege het bedreigende gedrag van de vader.
Hoewel de raad ook in hoger beroep heeft aangegeven dat de klempositie van de kinderen niet direct opgeheven zal worden door toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder, zal eenhoofdig gezag bij de moeder wel meer rust brengen in het gezin van de moeder. De moeder kan alsdan beslissingen in het belang van de kinderen nemen zonder voortdurende tussenkomst van de GI en zonder het in spanning afwachten van de reacties van de vader. Dat zal de rust in het gezin ten goede komen en zal er ook voor zorgen dat de moeder sneller kan handelen in het belang van de kinderen. Eenhoofdig gezag zal de moeder tevens in een positie zetten dat zij minder spanningen voelt, hetgeen in het belang van de kinderen is. Daar komt bij dat de vader al jaren geen opvoedkundige rol meer vervult ten aanzien van de kinderen. Hij weet niet of nauwelijks wat er speelt in het leven van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Hierdoor is een behoorlijke inhoudelijke invulling van het gezag door de vader niet mogelijk. Het hof concludeert dat het toewijzen van eenhoofdig gezag over de kinderen aan de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
4.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 september 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en E.M.D.M. van der Linden en is op 24 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.