Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding bij de rechtbank (zaak-/rolnummer C/01/376768 / HA ZA 21-808)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
In mei 2020 zijn partijen opnieuw met elkaar in contact getreden. In dat verband vond op 12 mei 2020 een digitale vergadering plaats tussen diverse vertegenwoordigers van partijen. Tijdens die vergadering is gesproken over een eventuele samenwerking en over de ontwikkelingsstatus van het op LED-belichting gebaseerd desinfectie-unit. Toen is door LED aan VDL ook een document, getiteld ‘preliminary plan & time schedule’, ter hand gesteld:
UVC Tray Sanitation:
Pricing of 24,500.00 Euro is valid for Vanderland PAX Advanced arts: Generation 3, 3.5, 4 and MX2 systems
LED agrees to modify the design for these specific designs at their costs
LED agrees to CE, UL/(ETL) certify the system at their cost. Vanderlande will support from a technical level.
Exclusivity to us based on a purchase of 50 units through March 31, 2021. (…).
We would do a blanket 50 purchase with batches of 10 delivered as per our discussions
.”
e-mail:
‘UV-C desinfection unit’, met modelnummer T51477-G3-01. Op diezelfde dag bericht LED ( [persoon C] ) hierover per e-mail (productie 10 bij inleidende dagvaarding) aan VDL (onder andere [persoon A] ).
“dat LED redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat Vanderlande zich in elk geval wilde verbinden tot betaling (…)”, en overweegt daarover dat dit
“de Nederlandse verwerking (het zogenaamde Haviltex-criterium)[is]
van de gangbare geobjectiveerde internationale maatstaf voor de uitleg van overeenkomsten”. Daarbij verwijst de rechtbank naar artikel 5:101(3) van de ‘Principles of European Contract Law’. Hoewel de rechtbank hiermee op zichzelf lijkt te onderkennen dat de uitleg van overeenkomsten waarop Nederlands recht van toepassing is, moet gebeuren aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf - hetgeen op zichzelf een juist uitgangspunt is - duidt wat de rechtbank daarover verder overweegt er naar het oordeel van het hof niet op dat de rechtbank die maatstaf daadwerkelijk tot uitgangspunt neemt en toepast. Zoals het hof een en ander begrijpt, komt dat erop neer dat (bepalingen in) de overeenkomst moeten worden uitgelegd overeenkomstig de betekenis die daaraan wordt gegeven door redelijke personen die vergelijkbaar zijn met de partijen bij de overeenkomst. Dat suggereert immers veeleer uitleg aan de hand van een maatman-benadering. Naar het oordeel van het hof stemt dit niet overeen met de uitlegmaatstaf die naar Nederlands recht in gevallen als de onderhavige toepasselijk is. Naar de kern genomen, stelt die uitlegmaatstaf immers centraal wat de contractspartijen zelf redelijkerwijs mochten begrijpen aangaande hetgeen zij met elkaar zijn overeengekomen en wat zij dienaangaande over en weer redelijkerwijs mochten verwachten, een en ander in het licht van hun wederzijdse verklaringen en gedragingen en de verdere omstandigheden van het geval. De uitlegmaatstaf zoals door de rechtbank geformuleerd, zal daarom door het hof niet worden gevolgd. De toepasselijke uitlegmaatstaf is de volgende.
“Provided Vanderlande purchases from SUPPLIER fifty (50) units by March 31, 2021, SUPPLIER agrees that it will not, for a period of twenty four (24) months after its termination or this Agreement, provided the solutions listed in appendix F to Vanderlande’s competitors (…)”), terwijl de bewoordingen vanaf het tweede concept tot en met de eindversie wel duiden op een harde verplichting tot de koop van ten minste 50 units (
“Vanderlande purchases from SUPPLIER minimum fifty (50) units by March 31, 2021”). In dit verband komt naar het oordeel van het hof ook betekenis toe aan de opmerking die namens LED is gemaakt in het vijfde concept bij de toen door LED voorgestelde passage in artikel 1 sub iii beginnend met
“Contemporaneously, …”, te weten:
“Note to Vanderlande: the initial PO is solely to enable invoicing of the full amount, if Vanderlande does not order all 50 units in time”. Ook hieruit spreekt de bedoeling dat VDL uiterlijk 31 maart 2021 sowieso ten minste 50 units van LED zou kopen tegen de overeengekomen koopprijs.
delivery timelines”). Hetgeen verder in die e-mail tot uitdrukking wordt gebracht, kan naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat VDL teruggrijpt op de eerdere herziene planning uit augustus 2020 waarbij eind september of begin oktober de desinfectie-units getest en gecertificeerd zouden zijn, en daarmee dus gereed om te worden gefabriceerd voor verkoop aan derden uiterlijk in maart 2021 (
“We had an agreement to sell 50 systems by March and I wont have any UL systems until almost Christmas! This has to be improved. When we were discussing we were looking at End September or early October. This is not going to work otherwise.”). Uit de verder tussen partijen in september 2020 gewisselde correspondentie blijkt dat LED zich destijds ten volle bewust was van de urgentie om te komen tot een product dat gereed was om op de markt te worden gebracht, waarbij VDL ( [persoon A] ) bij e-mail van 5 oktober 2020 met klem waarschuwt dat de timing van het project kritiek begint te worden en een groot risico bestaat dat marktkansen vervliegen (zie hiervoor de rechtsoverwegingen 3.2 sub s tot en met sub v).
plan B’), hetgeen naar het oordeel van het hof redelijkerwijs impliceert dat LED ( [persoon C] ) er toen al rekening mee hield dat VDL zou kunnen besluiten om geheel af te zien van voortzetting van de samenwerking met LED en de overeenkomst te beëindigen en dat dit samenhing met de omstandigheid dat LED de eerder gegeven indicaties met betrekking tot het gereed zijn van de desinfecteringsunits voor levering aan marktpartijen, niet had waargemaakt. Vervolgens stelt LED ( [persoon C] ) in de e-mail van 23 februari 2021 voor om de overeenkomst qua datums aan te passen, waarbij zij onderkent dat de ontwikkelingsfase langer duurde dan voorzien en dat dit voor vertraging zorgde ten opzichte van de oorspronkelijk voorziene leveringsdatums (
“We acknowledge that the development phase turned out to be more extensive than anticipated causing delay tot he originally planned delivery dates”en
“we understand the need from your side to know when delivery will take place”). Daarna is door LED ( [persoon C] ) bij e-mail van 8 maart 2021 een conceptappendix aan VDL gezonden waarin is voorgesteld om alle ‘31 maart’-datums te vervangen door ‘31 augustus’-datums, dus ook de in artikel 1 sub ii opgenomen datum van 31 maart 2021. Naar het oordeel van het hof duidt ook de omstandigheid dat LED dit voorstel deed erop dat LED besefte dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst hebben bedoeld dat 31 maart 2021 niet alleen de uiterste datum was waarop VDL ten minste 50 desinfecteringsunits moest hebben gekocht, maar ook de datum waarop de 50 te kopen desinfecteringsunits door LED geleverd moesten kunnen worden, en in ieder geval heeft LED naar het oordeel van het hof redelijkerwijs moeten begrijpen dat dit de bedoeling was van VDL gelet op de eerder door LED bij VDL gewekte verwachtingen omtrent de planning.
“will manufacture”), en dat de order zal zijn voltooid in het eerste kwartaal van 2021 (
“The order is to be completed in Q1 2021”). Naar het oordeel van het hof valt dit persbericht redelijkerwijs niet anders te begrijpen als dat LED de order van VDL voor 50 desinfectie-units in het eerste kwartaal van 2021 volledig zal hebben uitgeleverd. Het persbericht van 15 september 2020 van LED iBond biedt zodoende verdere steun aan het standpunt van VDL dat zij op basis van de uitingen en gedragingen van en namens LED gerechtvaardigd mocht verwachten dat de gekochte 50 desinfectie-units uiterlijk 31 maart 2021 zouden zijn geleverd, en dat dit tussen partijen gold als een fatale leveringsdatum.
liquidated damages) op grond van artikel 7.4 van de algemene voorwaarden zoals deze in overleg door partijen zijn aangepast. VDL acht zich daartoe gerechtigd omdat LED niet tijdig heeft geleverd. In artikel 7.4 is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
€ 12.254,--(2 punten maal tarief VIII)