3.1.In de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank de voor de beoordeling van belang zijnde feiten vastgesteld. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht, noch is daartegen anderszins bezwaar gemaakt. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen daarom ook voor het hof het uitgangspunt. Daarnaast staan nog enkele andere feiten vast. Het gaat in dit geding om het volgende.
3.1.1.Cycling Service is een Nederlandse onderneming die actief is in de professionele wielersport en diensten aanbiedt aan wedstrijdorganisaties, wielrenners, ploegen, bonden en media. Cycling Service houdt zich onder meer bezig met bemiddeling tussen wielrenners en wedstrijdorganisaties en onderhandelingen over contracten. Ook houdt Cycling Service zich bezig met prijzenmanagement, dat wil zeggen de verdeling van prijzengeld. Cycling Service biedt in het kader van haar dienstverlening het gebruik van het door haar ontwikkelde online systeem 'Cyclotivity' aan, waarin zaken als contracten, planning, relevante informatie rondom races en ook prijzengelden en afdrachten voor deelnemende ploegen en wielrenners inzichtelijk zijn.
3.1.2.Binnen het prijzenmanagement in de wielersport zijn verschillende rollen te onderscheiden. De organisator van een wielerwedstrijd kan een 'paying agent' inschakelen, om de op haar rustende taken in het kader van het uitkeren van het prijzengeld voor haar te vervullen. Een van die taken betreft het berekenen en uitvoeren van de in een land verplichte fiscale afdrachten, welke taak ook afzonderlijk kan worden uitgevoerd door een 'withholding agent'. Teams en individuele wielrenners kunnen een 'collecting agent' inschakelen. De collecting agent draagt zorg voor het innen en distribueren van de prijzengelden.
3.1.3.Cycling Service laat de geldstromen die gemoeid zijn met het prijzenmanagement via Stichting Cycling Service lopen.
3.1.4.UCI is de wereldwijde belangenorganisatie voor de wielersport. Alle nationale
wielerbonden zijn lid van UCI. Leden van UCI dienen zich te houden aan de reglementen van UCI en de in lijn daarmee genomen besluiten. In de reglementen ('UCI Regulations')
zijn onder meer regels omtrent het uitkeren van prijzengelden opgenomen.
3.1.5.CPA vertegenwoordigt de belangen van alle professionele wielrenners. Alle wielrenners die een contract hebben met een WorldTour, ProContinental of Continental Team zijn automatisch lid van de CPA, ofwel individueel, ofwel via hun lidmaatschap van een nationale vakbond.
3.1.6.UCI heeft een commissie ingesteld waarin de belangrijkste stakeholders in het professionele wielrennen voor heren vertegenwoordigd zijn: de Professional Cycling Council (hierna: 'PCC'). De PCC heeft de bevoegdheid om UCI Regulations aan te nemen.
3.1.7.Naar aanleiding van klachten over de wijze waarop prijzen werden uitgekeerd, heeft UCI in 2015 aan PriceWaterhouseCoopers (hierna: 'PWC') opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar het (toen) bestaande stelsel van prijzenmanagement en zo nodig aanbevelingen te doen voor verbeteringen. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'UCI — Review of the prize money system in professional cycling' van
19 februari 2016 (productie 12 bij inleidende dagvaarding).
3.1.8.De conclusie van PWC was dat het huidige systeem van prijzenmanagement op verschillende punten niet voldeed. PWC signaleert onder meer:
"Evaluation of prize money distribution system
(…)
× Current system is not in line with UCI's strategy of promoting cycling as a team sport (more like a relic of the past)
× Teams unhappy with current system which is creating a lot of confusion and conflicts with their existing employment contracts (..)
× Big administrative burden for all involved parties (…)
× Large number of intermediaries involved in the process, with a lot of money withheld/deducted from the rider's net earnings
× Long payment delays and lack of monitoring & transparency (...)
× Double taxation issues for riders (...)
× Riders/team staff subject to latent tax liabilities (mismatch between prize money owed and received) (…)".
3.1.9.PWC heeft in haar rapport drie strategische opties gepresenteerd voor een vernieuwd systeem van prijzenmanagement, waaronder de optie van een 'Central Collection & Distribution System', waarbij het proces van innen en verdelen van prijzengelden via een door een onafhankelijke partij aangeboden verplicht centraal platform zou verlopen. PWC heeft bij deze optie onder meer als openstaande vraag vermeld:
"Competition law issues in case someone challenges the regulated monopoly of the system?".
3.1.10.UCI heeft CPA verzocht een voorstel op te stellen voor centralisatie van het prijzenmanagement. In dat kader heeft CPA gesprekken gevoerd met zowel Cycling Service als de Franse onderneming Matsport, en hen elk in de gelegenheid gesteld een voorstel te doen voor door hen te leveren diensten. Matsport en Cycling Service hebben voorstellen gedaan. Het voorstel van Cycling Service hield in dat het gebruik van het door haar gebruikte platform Cyclotivity verplicht zou worden voorgeschreven als centraal platform.
De uitkomst van deze tender was dat CPA op 5 maart 2018 heeft besloten verder te gaan met Matsport, omdat (onder meer) Cycling Service niet bereid was haar rechten op haar eigen platform Cyclotivity (op termijn) af te staan.
3.1.11.CPA heeft op 22 maart 2018 een finaal plan gepresenteerd aan de PCC. De PCC
heeft dit plan gesteund.
3.1.12.De UCI Regulations zijn naar aanleiding hiervan gewijzigd en bevatten thans onder meer de volgende voorschriften:
"1.2.071
No more than 30 days before the race, the organiser shall pay over to his national federation a sum covering the total value of the prizes. The national federation shall ensure that they be distributed.
(…)
As an exeption to the first paragraph, the UCI may provide that prizes shall be paid by the organiser into a specific bank account as part of a centralised platform for the distribution of prizes and managed by the UCI or a third-party designated by the UCI.
In such a case:
-
- Where applicable, the organiser shall be responsible for withholding taxes in accor-dance with the tax laws in the country of the event. Where taxes are withheld, the organiser shall be responsible for providing all relevant tax certificates (via electronic upload on the platform).
-
- The payment made by the organiser onto the centralised bank account shall include the entire prize money due for the event less deduction of any withholding taxes (...)
(text modified on 01.02.19; 23.10.19)".
3.1.13.Sinds de start van het wielerseizoen 2019 verloopt het prijzenmanagement voor het herenwielrennen conform het door CPA uitgewerkte gecentraliseerde prijzenmanagementsysteem. Centraal staat het verplicht voorgeschreven gebruik van het 'Centralized Prize Management Platform' (hierna te noemen: 'het CPM-platform'). Het betreft een IT-platform, gehost en onderhouden door Matsport en beheerd door CPA, waarop alle gegevens inzichtelijk worden gemaakt die voor de afwikkeling van prijzengelden relevant zijn. Alle betalingen worden door of namens de organisator van een wielerevenement via het CPM-platform voldaan aan CPA, na aftrek van de relevante belastingen. De organisator mag daarbij gebruik maken van de diensten van een derde, maar mag de aan deze derde te betalen service fee niet aftrekken van het prijzengeld (zoals voor 2019 wel gebruikelijk). De organisator dient de kosten van de derde zelf te voldoen. Het door CPA ontvangen prijzengeld wordt vervolgens door CPA uitbetaald, na aftrek van de volgende bijdragen:
• 2% bijdrage aan het anti-dopingprogramma van UCI,
• 2% als bijdrage voor CPA,
• 5% bijdrage aan het solidariteitsfonds voor gepensioneerde wielrenners
(gezamenlijk 'de verplichte bijdragen'),
• 3% voor (het oprichten van) nationale wielerbonden en
• een tijdelijke fee van 1,82% als bijdrage voor de afschrijving van het CPM-platform en de managementtaken van CPA (welke bijdrage vanaf 2024 verlaagd zal worden tot 1,54%).
Bij de uitbetaling door CPA hebben de teams drie opties:
1. het bedrag wordt door CPA verdeeld over de wielrenners en overige teamleden,
2. het bedrag wordt rechtstreeks uitgekeerd op de bankrekening van het team, waarna
het team verantwoordelijk is voor de distributie van het prijzengeld, of
3. het bedrag wordt betaald aan een collecting agent die het bedrag verdeelt over de
wielrenners en de overige teamleden.
CPA rekent voor de uitbetaling vaste bedragen per jaar, waarvan de hoogte afhangt van de gekozen optie en of het uitbetaling aan een WorldTour of een ProContinental ploeg betreft. De keuze voor één van de drie opties wordt gemaakt door de vertegenwoordiger van het
team, waarbij geldt dat ten minste 50% van de wielrenners van het team de keuze moet hebben goedgekeurd. Alle stakeholders - organisatoren, teams en wielrenners - hebben toegang tot het CPM-platform en kunnen derden machtigen tot gebruik van dat platform namens hen.
3.1.14.Tot het moment van invoering van het CPM-platform was de organisator van een wielerevenement verplicht tot inhouding van bovengenoemde verplichte bijdragen. Indien de organisator gebruik maakte van een withholding en/of paying agent, werd de door deze derde partij gerekende service fee afgetrokken van het prijzengeld. Ook een collecting agent hield zijn service fee in op het prijzengeld zoals dat (per saldo) uiteindelijk aan de wielrenners toekwam.
3.2.1.Cycling Service c.s. vorderden in eerste aanleg:
I. voor recht te verklaren dat UCI en/of CPA artikel 101 lid 1 VWEU en/of artikel 102
VWEU hebben geschonden en daarmee onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld;
II. hoofdelijke veroordeling van UCI c.s. tot betaling van schadevergoeding die het gevolg is van die onrechtmatige daad, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en vermeerderd met wettelijke rente als nader aangegeven;
III. UCI c.s. te verbieden het gebruik van het CPM-platform verplicht voor te schrijven aan derde partijen;
IV. UCI c.s. te gebieden om het aanbieden van het CPM-platform te staken en gestaakt te houden;
V. UCI c.s. te gebieden om binnen zeven dagen na de uitspraak van het vonnis een overzicht te verstrekken van alle derde partijen die zijn aangeschreven door UCI en/of CPA in verband met het CPM-platform, aan de advocaat van Cycling Service c.s.;
VI. UCI c.s. te gebieden om binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis een rectificatie te sturen aan alle partijen op die lijst, met de rectificatietekst zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding, zowel in het Engels als in het Frans, met bewijs van verzending van de rectificatie;
VII. UCI en CPA te verplichten om binnen veertien dagen deze rectificatie op hun websites te plaatsen en ten minste één jaar op hun respectievelijke websites te laten staan. In ieder geval moet de tekst als eerste en leesbaar verschijnen op die onderdelen van de website waar informatie wordt verstrekt over het prijzenmanagement;
VIII. UCI en CPA hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 200.000,- per overtreding van één van de verboden of geboden als genoemd onder III t/m VIl, waarbij iedere nieuwe dag of nieuw dagdeel dat een overtreding voortduurt als afzonderlijke overtreding heeft te gelden.
3.2.2.Cycling Service c.s. hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat UCI c.s. het kartelverbod van artikel 101 lid 1 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het verbod van misbruik van machtspositie van artikel 102 VWEU hebben overtreden, en wel doordat UCI heeft voorgeschreven dat het prijzenmanagement voortaan gecentraliseerd moet verlopen door middel van het verplichte gebruik van het door CPA beheerde CPM-platform door wielerploegen, wielrenners en wedstrijdorganisaties. Door het verplichte gebruik van het CPM-platform kunnen Cycling Service c.s. een deel van de taken die zij verrichtten in de oude situatie als paying agent, namelijk het inhouden van verplichte heffingen, niet meer uitvoeren. Ook kunnen de diensten van Cycling Service c.s. als collecting agent niet meer rendabel worden uitgevoerd omdat de prijzenmanagementdiensten door CPA voor veel lagere tarieven worden aangeboden.
De overtredingen van de artikelen 101 lid 1 en 102 VWEU zijn onrechtmatig jegens Cycling Service c.s. en verplichten UCI c.s. tot vergoeding van de schade die zij hebben geleden en nog zullen lijden, aldus Cycling Service c.s.
3.2.3.UCI c.s. hebben zich in de eerste plaats beroepen op de onbevoegdheid van de
Nederlandse rechter. Verder hebben zij ook inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen.
3.2.4.Bij vonnis in het incident van 12 februari 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat zij op grond van artikel 5 lid 3 van het Verdrag van Lugano bevoegd is van de vorderingen van Cycling Service c.s. kennis te nemen.
3.2.5.Bij het bestreden vonnis van 15 december 2021 heeft de rechtbank de vorderingen van Cycling Service c.s. afgewezen. Kort weergegeven heeft de rechtbank daartoe overwogen dat het besluit omtrent de centralisering van het prijzenmanagement (artikel 1.2.071 van de UCI Regulations) niet naar zijn strekking mededingingsbeperkend moet worden geacht.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat Cycling Service c.s. onvoldoende hebben gesteld om de relevante markt te kunnen afbakenen en dat daarom niet wordt toegekomen aan de
beoordeling van de door Cycling Service c.s. gestelde mededingingsrechtelijke gevolgen van dat besluit.
Om diezelfde reden kan ook niet worden vastgesteld dat sprake is van een economische machtspositie in de zin van 102 VWEU, aldus de rechtbank.