In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellant niet is verschenen. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 19 juli 2023. De procedure in eerste aanleg betrof een civiele zaak, waarbij de appellant als eiser was opgetreden tegen de geïntimeerden als gedaagden. De appellant heeft op 18 oktober 2023 een dagvaarding ingediend, maar is op de roldatum van 31 oktober 2023 niet verschenen. De geïntimeerden hebben daarop verzocht om verval van instantie, wat inhoudt dat de zaak wordt beëindigd omdat de appellant niet is verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks de mogelijkheid om een advocaat te stellen, geen procesvertegenwoordiger heeft aangesteld. Beide partijen hebben het hof verzocht om verval van instantie uit te spreken, wat het hof heeft gehonoreerd. Het hof heeft de appellant veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 343,00 aan griffierecht en € 318,00 aan salaris advocaat. De uitspraak is openbaar gedaan door de rolraadsheer.