In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot faillietverklaring van [B.V. 1] door [B.V. 2]. De rechtbank Oost-Brabant had op 16 januari 2024 [B.V. 1] in staat van faillissement verklaard, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat niet summierlijk aannemelijk was gemaakt dat er steunvorderingen bestonden, waardoor de vereiste pluraliteit van schuldeisers ontbrak. Het hof heeft vastgesteld dat [B.V. 1] geen baten meer had en dat de vijf gelieerde vennootschappen op 22 oktober 2023 onvoorwaardelijk afstand hadden gedaan van hun vorderingen op [B.V. 1]. Hierdoor was er geen sprake van meerdere schuldeisers, wat een vereiste is voor een faillietverklaring. Het hof heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en [B.V. 2] in de kosten van beide instanties veroordeeld. De faillissementskosten zijn vastgesteld op € 4.945,40, te betalen door [B.V. 2].