In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een 10-jarige minderjarige. De moeder van de minderjarige, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die eerder de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd tot 9 december 2023. De moeder voerde aan dat zij en haar advocaat niet op de hoogte waren van de zitting in eerste aanleg en dat de rechtbank onvoldoende had onderzocht of de verlenging noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Het hof heeft de rechtmatigheid van de eerdere beslissing getoetst en vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden de machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de moeder, vanwege haar complexe persoonlijke problematiek, niet in staat was om een veilig opvoedingsklimaat te bieden voor de minderjarige. De belangen van de minderjarige vereisten dat de machtiging tot uithuisplaatsing werd bekrachtigd. Het hof heeft de bestreden beschikking dan ook bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.