ECLI:NL:GHSHE:2024:634

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
200.307.976_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de echtheid van handtekeningen onder arbeidsovereenkomst en ontslagbrief in arbeidsconflict

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen een werknemer en een vennootschap onder firma (vof) over de echtheid van handtekeningen onder een arbeidsovereenkomst en een ontslagbrief. De werknemer, die als winkelmedewerker/slager werkte, betwist dat hij zijn arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en stelt dat er sprake is van een onregelmatige opzegging. De vof daarentegen beweert dat de werknemer zelf ontslag heeft genomen. Het hof heeft eerder in tussenbeschikkingen geoordeeld dat de vof de bewijslast heeft om de echtheid van de handtekeningen aan te tonen.

Het hof heeft een deskundigenonderzoek gelast, uitgevoerd door handschriftkundige P.L. Zevenbergen, om de handtekeningen te analyseren. De deskundige concludeerde dat het iets waarschijnlijker is dat de handtekeningen van de werknemer zijn, maar het hof achtte deze conclusie onvoldoende om de echtheid met redelijke zekerheid vast te stellen. Het hof heeft de vof de gelegenheid gegeven om getuigen te horen die kunnen bevestigen dat de werknemer de documenten heeft ondertekend. De procedure wordt voortgezet met het horen van getuigen, waarbij de raadsheer-commissaris de leiding heeft.

De uitspraak van het hof is gedaan op 29 februari 2024, waarbij het hof de vof in de gelegenheid stelt om bewijs te leveren voor de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief. De verdere procedure zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in 's-Hertogenbosch, met een planning voor het horen van getuigen in de komende weken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 29 februari 2024
Zaaknummer : 200.307.976/01
Zaaknummer eerste aanleg : 9454058 \ AZ VERZ 21-136
in de zaak in hoger beroep van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
appellant,
hierna aan te duiden als [de werknemer] ,
advocaat: mr. J.B. Gubbels te Roermond,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
3.
V.O.F. [V.O.F.] , handelend onder de naam [V.O.F.] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna afzonderlijk aan te duiden als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] en (gezamenlijk) als vof [V.O.F.] ,
advocaat: mr. F.W. Amendt te Amsterdam,
als vervolg op de tussenbeschikkingen van dit hof van 17 november 2022 en 16 maart 2023.

8.Het vervolg van de procedure in hoger beroep

Het vervolg van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • Het forensisch schriftonderzoek (deskundigenbericht) van P.L. Zevenbergen, ingekomen ter griffie op 27 september 2023;
  • de uitlating na deskundigenbericht van vof [V.O.F.] , ingekomen ter griffie op 2 november 2023;
  • de uitlating na deskundigenbericht van [de werknemer] , ingekomen ter griffie op 14 december 2023.
Vervolgens heeft het hof een datum voor uitspraak bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof herhaalt kort de kern van het geschil en de beslissing in de tussenbeschikkingen van 17 november 2022 en 16 maart 2023.
9.2.
[de werknemer] is als winkelmedewerker/slager met ingang van 1 juli 2021 krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 12 maanden met een arbeidsomvang van 40 uur per week gaan werken bij vof [V.O.F.] .
Na een verschil van mening met [geïntimeerde 1] over te verrichten werkzaamheden op het eind van de werkdag op 20 of 21 juli 2021 heeft [de werknemer] geen werkzaamheden meer voor vof [V.O.F.] verricht.
Partijen twisten over de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
[de werknemer] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door vof [V.O.F.] .
Vof [V.O.F.] voert aan dat [de werknemer] op de bewuste dag zelf ontslag heeft genomen, althans dat sprake is van een overeengekomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen de proeftijd.
[de werknemer] betwist dat hij ontslag heeft genomen.
9.3.
Het hof heeft in de eerste tussenbeschikking overwogen dat geen sprake is van een rechtsgeldige ontslagname door [de werknemer] , althans dat vof [V.O.F.] [de werknemer] daaraan niet kan houden.
9.4.
Vervolgens heeft het hof, in het kader van het verweer van vof [V.O.F.] dat sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met een rechtsgeldig proeftijdbeding, overwogen dat [de werknemer] gemotiveerd heeft betwist dat hij de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat het op de weg van vof [V.O.F.] ligt om de echtheid van de betwiste handtekening te bewijzen.
Ook de echtheid van de handtekening van [de werknemer] onder de ‘ontslagbrief’ zal onderzocht moeten worden. Vof [V.O.F.] heeft aangevoerd dat [de werknemer] deze brief, waarin partijen overeenkomen dat het werk in de proeftijd per 31-07-2021 wordt beëindigd, ook heeft ondertekend.
Het hof heeft overwogen dat vof [V.O.F.] als de partij op wie de bewijslast van de echtheid van de handtekening rust, het voorschot van de deskundige dient te betalen.
9.5.
Het hof heeft vof [V.O.F.] voorts opgedragen om de originele ondertekende arbeidsovereenkomst en de originele ‘ontslagbrief’ te deponeren ter griffie.
9.6.
Vervolgens heeft het hof, nadat partijen zich schriftelijk hebben uitgelaten over het voorgenomen deskundigenbericht, de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen, bij tussenbeschikking van 16 maart 2023 een deskundigenbericht gelast, uit te voeren door de handschriftkundige drs. P.L. Zevenbergen.
9.7.
Aan de deskundige zijn de volgende vragen gesteld:
1.. Is naar uw oordeel de handtekening in de gedeponeerde arbeidsovereenkomst (akte van depot bijlage 5) afkomstig van [de werknemer] ?
2. Is naar uw oordeel de handtekening in de gedeponeerde ‘ontslagbrief’ (akte van depot bijlage 6) afkomstig van [de werknemer] ?
3. Indien al of niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld of ieder van de hiervoor bedoelde handtekeningen al dan niet van [de werknemer] afkomstig is, met welke mate van waarschijnlijkheid kan hierover dan een uitspraak worden gedaan? (Zou u uw antwoord voor ieder van de handtekeningen willen toelichten?)
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
9.8.
De deskundigen heeft een onderzoek gedaan naar de echtheid van de handtekeningen op de gedeponeerde arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief.
De deskundige vermeldt onder het kopje
Toegepaste methodiek van onderzoekonder meer het volgende:
“In dit onderzoek luidt de eerste hypothese: de betwiste handtekening is geproduceerd door de producent van het vgml [hof: vergelijkingsmateriaal]. De tweede hypothese luidt: de betwiste handtekening is geproduceerd door een willekeurig ander persoon dan de producent van het vgml. De conclusie wordt in één van de volgende gradaties geformuleerd. Daarbij wordt, zowel in bevestigende als in ontkennende zin, de volgende waarschijnlijkheidstrap gebruikt:de resultaten van het onderzoek zijn,
  • ongeveer even waarschijnlijk…
  • iets waarschijnlijker…
  • waarschijnlijker…
  • veel waarschijnlijker…
  • zeer veel waarschijnlijker…
  • extreem veel waarschijnlijker…… wanneer de eerste hypothese waar is dan wanneer de tweede hypothese waar is.”
De deskundige heeft aanvankelijk aan de hand van het hem ter beschikking gestelde materiaal geconcludeerd dat beide betwiste handtekeningen geen echte handtekeningen zijn van [de werknemer] . De deskundige heeft daarna aan de advocaat van [de werknemer] gevraagd om een ID-bewijs aan het vergelijkingsmateriaal toe te voegen. De handtekening in het digitaal paspoort heeft volgens de deskundige een ander licht op de zaak geworpen. Daarom heeft hij bij partijen meerder handtekeningen van dit andere ‘model’ opgevraagd en een ID-kaart van 25 oktober 2017 en een rijbewijs van 5 september 2017 ontvangen. De deskundige heeft uiteindelijk geconcludeerd dat het iets waarschijnlijker is dat de betwiste handtekening op de arbeidsovereenkomst en op de ‘ontslagbrief’ is geplaatst door [de werknemer] dan dat een willekeurig ander deze heeft geplaatst.
9.9.
Het hof acht die gradatie, te weten ‘iets waarschijnlijker dan’ te laag om enkel op grond van deze uitkomst van het deskundigenrapport met een redelijke mate van zekerheid uit te gaan van de echtheid van de handtekening van [de werknemer] op de arbeidsovereenkomst en de ‘ontslagbrief’. Het hof verwijst daartoe ook naar het overwogene onder 3.8.4. in de tussenbeschikking van 17 november 2022, waarin het hof motiveert dat uit het aldaar besproken Whatsappbericht niet blijkt dat [de werknemer] de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend.
Vof [V.O.F.] heeft nog verwezen naar verklaringen van haar vennoten en medewerker(s), maar ook die verwijzing acht het hof in het licht van de gemotiveerde betwisting door [de werknemer] op dit moment onvoldoende om het bewijs van de echtheid van de handtekeningen bewezen te achten. Hetzelfde geldt voor het betoog van vof [V.O.F.] dat [de werknemer] een ondertekende arbeidsovereenkomst met proeftijdbeding nodig zou hebben gehad voor een uitkering van het Duitse UWV.
Vof [V.O.F.] heeft echter in deze procedure tevens aangeboden om via het horen van getuigen te bewijzen dat [de werknemer] de arbeidsovereenkomst en ontslagbrief heeft ondertekend.
Het hof zal, alvorens verder te beslissen, vof [V.O.F.] daartoe thans in de gelegenheid stellen.

10.De uitspraak

Het hof:
laat vof [V.O.F.] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst en ‘ontslagbrief’ door [de werknemer] ondertekend zijn;
bepaalt, voor het geval vof [V.O.F.] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. P.P.M. Rousseau als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
bepaalt dat de advocaat van vof [V.O.F.] uiterlijk op 14 maart 2024 bij de griffie verzoekschriften van dit hof opgave doet van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van deze beschikking;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na dit bericht van vof [V.O.F.] een datum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van vof [V.O.F.] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de griffie verzoekschriften van dit hof.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.P.M. Rousseau, M.E. Smorenburg en A.J. van de Rakt, ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.