Uitspraak
11.Het vervolg van de procedure in hoger beroep
- A. het tussenarrest van 17 oktober 2023;
- B. de door [appellant] op 14 november 2023 genomen akte;
- C. de door [geïntimeerde] op 9 januari 2024 genomen antwoordakte;
- D. het door [appellant] op voorhand bij bericht van 7 december 2023 tegen de antwoordakte gemaakte bezwaar;
- E. de door [geïntimeerde] bij bericht van 7 december 2023 gegeven reactie op het bezwaar;
- F. het namens de rolraadsheer aan partijen verzonden bericht dat de behandelend kamer van het hof te zijner tijd zal beslissen op het bezwaar dat [appellant] tegen de antwoordakte heeft gemaakt.
12.De verdere beoordeling
- de producties 17, 18 en 19 bij de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord in het incident;
- de producties 20, 21 en 22 bij de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord in de hoofdzaak.
- [appellant] heeft in zijn bezwaar betoogd dat hij met zijn stelling dat er in de betreffende procedure nog geen sprake is van een eindvonnis, heeft bedoeld dat er hoger beroep is ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 augustus 2023 zodat er in de betreffende procedure nog een definitieve uitspraak is die in kracht van gewijsde is gegaan. In zoverre heeft [appellant] dus gereageerd op – en wederhoor gehad ter zake – het door [geïntimeerde] aan hem gemaakte verwijt dat hij de waarheidsplicht heeft geschonden door te stellen dat er nog geen eindvonnis was in de betreffende procedure.
- Het hof zal in het onderhavige hoger beroep verder geen acht slaan op het door de rechtbank Midden-Nederland gewezen eindvonnis van 9 augustus 2023. Het betreft een vonnis waarbij [geïntimeerde] geen partij is, en dat om die reden geen gezag van gewijsde heeft in de onderhavige procedure. Het hof zal zich in de onderhavige procedure zelfstandig een oordeel vormen over de door de grieven aan de orde gestelde kwesties. Voor het maken van bepaalde gevolgtrekkingen als bedoeld in artikel 21 Rv ziet het hof onvoldoende aanleiding.
- in de bijlage bij de vermogensbeheerovereenkomst met ING uit 2002 uitdrukkelijk is vermeld dat opties geen onderdeel vormen van het te voeren beleid;
- in de brief van Rabobank van 16 maart 2009, toen [geïntimeerde] 21 jaar oud was en van ING overstapte naar Rabobank, is vastgelegd dat [geïntimeerde] heeft gekozen voor een neutraal doelrisicoprofiel.
11. Relatie heeft aangegeven dat de coaching door [handelsnaam] in het licht
- dat [appellant] onvoldoende heeft onderzocht of [geïntimeerde] voldoende kennis en ervaring had om de risico’s verbonden aan het beleggen in opties te kunnen inschatten;
- dat [appellant] niet aan de op hem rustende zorgplicht heeft voldaan, en met het beleggen in opties meer risico heeft genomen dan voor [geïntimeerde] toelaatbaar was;
- dat [appellant] niet zonder meer had mogen afgaan op de eventuele instemming van [geïntimeerde] met de belegging in opties, maar dat hij zelf had moeten onderzoeken of het beleggen in opties wel bij [geïntimeerde] paste, en dat hij dit ten onrechte heeft nagelaten;
- dat het verweer van [appellant] dat hij met instemming van [geïntimeerde] in opties heeft belegd, hem dus niet baat.
- niet aan de op hem rustende zorgplicht te voldoen en door met het beleggen in opties meer risico te nemen dan voor [geïntimeerde] toelaatbaar was;
- niet zelf te onderzoeken of het beleggen in opties wel bij [geïntimeerde] paste.
- dat met de handel in opties een verlies is geleden van € 90.944,--;
- dat het om dit verlies te dekken (hof: om aan de uit de optiehandel voortvloeiende betalingsverplichtingen te voldoen), noodzakelijk was om aandelen op dat moment met verlies te verkopen;
- dat deze verkoop van aandelen op dat moment een verlies van € 44.759,10 tot gevolg had.