Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/282824 / HA ZA 20-482)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de akte van depot met productie;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling, waarbij partij VVK spreekaantekeningen heeft overgelegd.
3.De beoordeling
“Wij kunnen u hierbij mededelen dat wij geen overwegende bezwaren hebben tegenverkoop van het onderhavige project aan een potentiële nieuwe marktpartij. De enigevoorwaarden die wij stellen aan een dergelijke overdracht van het project zijn:
-Ten tijde van het sluiten van de exploitatieovereenkomst was [X Holding B.V.] bestuurder van (de rechtsvoorganger van) VVK. Deze holding werd bestuurd door [persoon B] .
-Op enig moment is HBC Group The Netherlands Holding B.V. bestuurder geworden van VVK.
-Bij koopovereenkomst van 29 april 2019 zijn alle drieduizend certificaten van
aandelen, uitgegeven voor de aandelen in het kapitaal van VVK, verkocht aan [naam] Kaarst B.V. (hierna [naam] Kaarst).
- Bij notariële akte van 2 mei 2019 werd een statutenwijziging doorgevoerd, waardoor onder meer [y] voortaan VVK werd genoemd en waardoor er naast gewone aandelen ook prioriteitsaandelen en certificaten van aandelen werden uitgegeven.
- Per 17 juni 2019 werd [naam] Kaarst enig en zelfstandig bestuurder van VVK. [naam] Kaarst wordt bestuurd door [naam] Holding B.V., welke holding op haar beurt wordt bestuurd door [naam] .
- Per 22 november 2019 werd de natuurlijk persoon [persoon A] enig en zelfstandig bestuurder van VVK.
- Per 30 mei 2020 is [persoon A] B.V. enig aandeelhouder van VVK.
iedere (voorgenomen) wijziging in de eigendomsverhoudingen en/of de vennootschap, haar aandeelhouders en/of bestuurders, de vennootschappelijke structuur, de (directe of indirecte) zeggenschap betreffende vooraf aan de Gemeente schriftelijk mede te delen en daarvoor haar schriftelijke toestemming te vragen.”(zie rov. 3.2.2.).
- De context van de exploitatieovereenkomst wordt gevormd door een monumentaal kloostercomplex waarvan VVK eigenaar was en waarbij de gemeente is verzocht tot publiekrechtelijk medewerking ter ontwikkeling, renovatie, restauratie en realisatie van het project dat voorziet in de realisatie van onder meer woningbouw, een buurtsupermarkt en een hotel (zie rov. 3.1.1 en 3.1.2.). De exploitatieovereenkomst is gesloten tussen twee professionele partijen. Het hof kan de gemeente volgen in haar stelling dat zij bij een dergelijk groot project gebaat is bij een solide partij aan het roer.Tegen die achtergrond heeft de gemeente recht en belang bij nakoming van artikel 24 van de exploitatie-overeenkomst, zeker nu VVK slechts een eenkoppig bestuur kende en een bestuurswissel een wezenlijk onderdeel van de vennootschapsstructuur betreft. Daaraan doet niet af dat artikel 24.1 van de anterieure overeenkomst bepaalt dat de te vragen toestemming niet op onredelijke gronden door de gemeente zal worden onthouden. De omstandigheid dat de bevoegdheden van de bestuurder [naam] Kaarst daarbij enigszins zouden zijn ingeperkt, is daarvoor ook niet relevant. Evenmin speelt een rol dat [persoon A] slechts tijdelijk bestuurder was. Het gaat in beide gevallen om de enige statutaire bestuurder van de vennootschap. Van een zeer geringe ernst van de tekortkomingen door VVK is daarom geen sprake. Anders dan VVK aanvoert vormt de context van de exploitatieovereenkomst gelet op het voorgaande geen omstandigheid die aanleiding geeft om over te gaan tot verdere matiging en dit volgt ook niet uit de weergave van het gesprek van 11 april 2017 met de gemeente (zie rov. 3.17. en productie 8, memorie van grieven).
- De omstandigheden waaronder het boetebeding door de gemeente is ingeroepen vormen evenmin aanleiding om over te gaan tot verdere matiging van de boete, nu onweersproken is dat de gemeente VVK bij brieven van 7 juni 2019 en 9 juli 2019 heeft gewaarschuwd en heeft gewezen op de contractuele verplichtingen van VVK. In dit verband wijst het hof erop dat de weigering van de omgevingsvergunning niet aan de gemeente is te wijten, aangezien ten aanzien van [persoon B] geen positief Bibob-advies werd verkregen.
€ 178 ,-+
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)