Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[B.V. 1] B.V.,
[B.V. 2] B.V.,
[B.V. 1] c.s.,
[B.V. 3] B.V.,
[B.V. 3],
“een kennelijke verschrijving dan wel een rekenfout in verband met de proceskosten”bevat.
“Blijkens het roljournaal heeft de zaak een geldelijk belang van EUR 444.781,78. Op basis hiervan geldt op grond van het liquidatietarief voor principaal appel een tarief van EUR 5.152,= per punt voor hoger beroep en EUR 3.413,= per punt voor eerste aanleg. Er dient immers te worden gerekend met tariefklasse VII bij zaken met een geldswaarde van EUR 390.000 tot EUR 1.000.000. De rechtbank (…) heeft in (…) het vonnis eveneens terecht gerekend met tariefklasse VII (EUR 3.214,= per punt in 2022).”
“geen kennelijke verbetering maar een inhoudelijke wijziging van het arrest”betreft en dat
“de geldswaarde van de zaak zich lastig laat begroten, omdat”[B.V. 1] c.s.
“louter (deels betwiste) informatie over gederfde omzet hebben verstrekt.”
“Als een inhoudelijke wijziging van het dictum die meer behelst dan de correctie van een kennelijke fout op grond van art. 31 Rv door het hof toelaatbaar wordt geacht, merk ik namens”[B.V. 3]
“op dat zij verzoekt om wijziging van het dictum in zoverre dat de proceskosten worden gecompenseerd.”
“een algehele herbeoordeling over de toewijzing van de proceskosten een inhoudelijke wijziging is. Daarover heeft (…) uw hof een beslissing genomen die zich niet leent voor herstel ex artikel 31 Rv.”Ook heeft mr. Hofman het verzoek van [B.V. 1] c.s. nogmaals toegelicht.