ECLI:NL:GHSHE:2024:500

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.297.516_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar gebreken in bouwconstructie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2024 een arrest gewezen in het hoger beroep van een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft een geschil tussen appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.G.A. Mattheussens, en geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. R. Zwamborn, over gebreken in een bouwconstructie. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen op 7 september 2021 en 18 april 2023, waarin werd geoordeeld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk was. In het arrest van 20 februari 2024 heeft het hof de door geïntimeerden voorgestelde vragen voor het deskundigenonderzoek niet overgenomen, omdat deze niet langer relevant waren voor de beoordeling van het geschil. Het hof heeft geoordeeld dat de gebreken die in het proces-verbaal van oplevering zijn genoemd, niet zijn hersteld en dat de aansprakelijkheid voor de kosten van herstel bij de geïntimeerden ligt. De deskundige, de heer L.A.H. Abelen, is benoemd om de gebreken te onderzoeken en de kosten van herstel te begroten. Het hof heeft ook bepaald dat het voorschot voor de kosten van de deskundige door de appellanten moet worden betaald. De zaak is verwezen naar de rol van 2 juli 2024 in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.297.516/01
arrest van 20 februari 2024
in de zaak van
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal,
tegen
All Service V.O.F., tevens handelend onder de naam [handelsnaam] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 1] ,wonende te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 3],
wonende te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [handelsnaam] ,
advocaat: mr. R. Zwamborn te Goes.
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 september 2021 en 18 april 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, onder zaaknummer 8671675 CV EXPL 20-2568 gewezen vonnis van 17 maart 2021.

8.Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure tot en met 18 april 2023 blijkt uit het tussenarrest van die datum (hierna: het tussenarrest). Het verdere verloop blijkt uit:
  • de akte na tussenarrest d.d. 16 mei 2023 van [appellanten] ,
  • de akte uitlaten d.d. 16 mei 2023 van [handelsnaam] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
In het tussenarrest van 18 april 2023 heeft het hof geoordeeld dat het een deskundigenonderzoek noodzakelijk acht en heeft het partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over het aantal en de deskundigheid van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de aan de deskundige voor te leggen vragen.
9.2.
Partijen hebben beiden aangegeven dat met benoeming van één deskundige kan worden volstaan en dat deze deskundige een bouwkundige achtergrond dient te hebben. [appellanten] heeft verder verzocht om een deskundige te benoemen die bij de LRGD is aangesloten. [appellanten] heeft ingestemd met de door het hof in het tussenarrest geformuleerde vragen (waarbij hij er terecht op heeft gewezen dat in de vragen 3 tot en met 5 moet worden verwezen naar vraag 2 in plaats van naar vraag 1). [handelsnaam] heeft eveneens ingestemd met de door het hof in het tussenarrest geformuleerde vragen.
9.3.
[handelsnaam] heeft verzocht om daarnaast ook nog de navolgende vraag op te nemen:
- Indien de deskundige van mening is dat het werk gebreken kent, is de deskundige in dat geval van oordeel dat deze tijdens de realisatie van het werk (eenvoudig) vastgesteld hadden kunnen worden door de bouwkundige die namens Wigmans toezicht hield?
9.4.
Het hof zal deze door [handelsnaam] voorgestelde vraag niet aan de deskundige voorleggen, waartoe als volgt wordt overwogen.
9.4.1.
Uit het tussenarrest volgt dat de gebreken waar de deskundige onderzoek naar moet verrichten, in twee categorieën kunnen worden verdeeld. Enerzijds zijn er de gebreken die in het proces-verbaal van oplevering zijn genoemd (rov. 6.12 – 6.21), anderzijds is er de gestelde fout in de draagconstructie die na de oplevering door [appellanten] is ontdekt (rov. 6.22 – 6.33).
9.4.2.
Ten aanzien van de gebreken die in het proces-verbaal van oplevering zijn genoemd, heeft het hof geoordeeld dat [handelsnaam] aansprakelijk is voor de kosten van herstel van de gebreken voor zover die gebreken niet zijn hersteld en dus nog aanwezig zijn. De vraag of deze gebreken tijdens de realisatie van het werk eenvoudig hadden kunnen worden vastgesteld, is daarmee voor de beoordeling van het geschil ten aanzien van deze categorie gebreken niet langer relevant.
9.4.3.
Naar aanleiding van het door [handelsnaam] gevoerde verweer ten aanzien van de gestelde fout in de draagconstructie heeft het hof omtrent deze fout reeds geoordeeld dat er (i) geen sprake is geweest van een aanvaarding van de draagconstructie bij de oplevering, omdat de draagconstructie (en daarmee een eventueel gebrek daaraan) tijdens de oplevering niet waarneembaar was en dat (ii) [appellanten] niet te laat heeft geklaagd over het gestelde gebrek daaraan. Gezien deze overwegingen is - mede in het licht van het door [handelsnaam] gevoerde verweer - de vraag of het gestelde gebrek in de draagconstructie tijdens de realisatie van het werk eenvoudig hadden kunnen worden vastgesteld, voor de beoordeling van het geschil niet langer relevant.
9.4.4.
Van de zijde van [handelsnaam] is niets gesteld waaruit volgt dat het hof op deze bindende eindbeslissingen dient terug te komen. Er is dan ook geen reden om de voorgestelde vraag aan de deskundige voor te leggen.
9.5.
Het hof zal, gezien het eensluidend voorstel van partijen, één deskundige benoemen, te weten:
de heer L.A.H. Abelen (bouwpatholoog) van [bedrijf] .
9.6.
Het hof zal de deskundige de volgende vragen voorleggen:
1) Zijn de gebreken, die zijn vermeld in het proces-verbaal van oplevering d.d. 3 september 2018, hersteld? Zo ja, kunt u aangeven welke gebreken zijn hersteld en of dat deugdelijk is gebeurd? Indien (een aantal van) de gebreken niet (deugdelijk) zijn hersteld, kunt u aangeven welke gebreken het betreft? En kunt u dan begroten wat de kosten van herstel zijn?
2) Voldoet de hoofddraagconstructie van de veranda, gezien de wijze waarop deze is uitgevoerd, aan de bouwkundige normen die in verband met de draagkracht aan een dergelijke constructie worden gesteld?
3) Welke normen heeft u bij de beantwoording van vraag 2 gebruikt en kunt u toelichten waarom volgens u deze normen kunnen of moeten worden toegepast?
4) Indien uw antwoord op vraag 2 is dat de draagconstructie niet voldoet aan de bouwkundige normen, wat zijn daarvan de (eventuele) gevolgen voor de constructie, onder meer ten aanzien van de veiligheid en duurzaamheid?
5) Indien uw antwoord op vraag 2 is dat de hoofddraagconstructie niet voldoet aan de bouwkundige normen, kunt u een begroting geven van de kosten van het herstel waardoor alsnog wordt voldaan aan de eisen die op grond van bouwkundige normen aan de draagconstructie van een dergelijke bouwkundig werk worden gesteld?
6) Heeft u voor het overige nog opmerkingen die u voor de beoordeling van het geschil van belang acht?
9.7.
Zoals overwogen in het tussenarrest in rechtsoverweging 6.35 zal het hof het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige door [appellanten] laten betalen.
9.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 9.6. van dit arrest geformuleerde vragen;
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
naam: L.A.H. Abelen van [bedrijf] ,
adres: [adres]
,
e-mail: [e-mailadres] .
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
10.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.6.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 4.997,30, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof
met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
10.7.
bepaalt dat partij [appellanten] het bedrag van het voorschot, derhalve € 4.997,30 zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
10.8
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.9.
benoemt mr. J.J. Verhoeven tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.10.
verwijst de zaak naar de rol van 2 juli 2024 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellanten] ;
10.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. Verhoeven, H.A.W. Vermeulen en G.J.S. Bouwens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 februari 2024.
griffier rolraadsheer