3.6.1.[geïntimeerde] heeft in dit verband, kort gezegd, aangevoerd dat [appellant] uiterst onzorgvuldig te werk is gegaan bij het willen verdraaien van de gaskraan van de LPG-tank.
[appellant] heeft volgens [geïntimeerde] het verdraaien uitgevoerd terwijl hij niet over de vereiste deskundigheid
beschikt, terwijl hij de geldende instructies (onder andere ten aanzien van het te gebruiken gereedschap) niet heeft opgevolgd, en terwijl er nog (uiterst brandbaar) gas in de tank aanwezig was en hij heeft nagelaten de tank eerst in de buitenlucht te legen. Overigens was het hoe dan ook veiliger geweest dat het sleutelen aan de tank in de buitenlucht had plaatsgevonden (nadat hij de tank eerst buiten geleegd had). In de buitenlucht kan enig resterend LPG namelijk sneller verspreiden dan in een afgesloten ruimte. Daarbij is van belang dat LPG (anders dan aardgas) zwaarder is dan lucht, zodat LPG zich zal verspreiden op vloerniveau en daardoor minder snel in de lucht oplost dan aardgas. Het was voor [appellant] goed mogelijk om de (afgekoppelde) tank eerst naar buiten te verplaatsen voordat hij daaraan werkzaamheden verrichtte. De tank was te verplaatsen, wat reeds blijkt uit het feit dat [appellant] de tank zelf van en naar LPG-tankstations vervoerde om de tank daar ter plekke te vullen. Er bestond geen goede reden om de handeling desondanks in de kelderruimte van het woonhuis uit te voeren.
De door [appellant] gekozen werkwijze — niet alleen direct voorafgaand aan het lek en
de explosie maar ook in de jaren daarvoor — wijkt zodanig af van wat men van een
redelijk handelend en redelijk bekwaam verzekeringnemer (maatman) mag
verwachten, dat van roekeloosheid gesproken moet worden, aldus [geïntimeerde] . Immers:
a. De maatman zou niet overgaan tot het eigenmachtig ombouwen en in gebruik nemen van een installatie op LPG terwijl de installatie daarvoor niet is bedoeld en niet is gecertificeerd.
b. De maatman zou niet zelf op ondeskundige wijze werkzaamheden aan de installatie uitvoeren, zoals in dit geval het met een niet voorgeschreven moersleutel binnenshuis draaien aan een kraan van een kenbaar niet volledig lege tank die was gevuld met zeer brandbaar LPG, terwijl de sleutel dan ook nog eens nodeloos pal onder de adapter wordt geplaatst.
c. De maatman zou geen gebruik maken van LPG dat is bedoeld voor gebruik in motorvoertuigen en dat kenbaar niet is bedoeld (en niet is geschikt) voor gebruik in installaties zoals deze (terwijl dit gebruik ook verboden is).
d. Tot slot zou de maatman-verzekeringnemer niet méér tanks in/bij zijn
woonhuis opslaan dan wettelijk is toegestaan.
Artikel 7:952 BW en de hier geldende uitsluiting eisen niet dat sprake is van bewuste
roekeloosheid; ook onbewuste roekeloosheid is van dekking uitgesloten. Overigens
kan het volgens [geïntimeerde] niet anders dan dat [appellant] het roekeloze van zijn handelswijze moet
hebben ingezien. [appellant] wist feitelijk dat er nog (brandbaar) LPG in de tank zat, aan
de kraan waarvan hij krachtig sleutelde, terwijl hij de sleutel pal onder de adapter had
geplaatst (die, zoals hij wist, was gemaakt van zacht messing). Anders gezegd, dat
[appellant] nu stelt dat hij niet doorhad dat hij roekeloos handelde, doet er niet toe. Het
gaat erom of zijn handelen roekeloos was, gezien ook hetgeen [appellant] zich
redelijkerwijs had moeten realiseren. Hierbij komt nog, dat er ongeveer een half jaar eerder
sprake was een incident dat leidde tot koolstofmonoxide-vergiftiging van het gezin. In
dat licht had [appellant] des te meer alert moeten zijn op de gevaren.
3.6.2.[appellant] heeft betwist dat hij roekeloos heeft gehandeld. Hij heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
a. De cv-ketel van [bedrijf 2] is door hem conform de installatievoorschriften van [bedrijf 2] op verantwoorde wijze omgebouwd tot een LPG-cv-installatie.
b. Er is geen regelgeving die voorschrijft wie het ombouwen van een cv-ketel mag verrichten. [appellant] mocht dit doen en heeft dit met de kennis en expertise die hij had volgens de regels van [bedrijf 2] gedaan.
c. Uit het rapport van de gemeente [gemeente] , opgesteld na een controle op 7 juli 2020, blijkt dat de ombouw correct is uitgevoerd. De door [appellant] daarbij gebruikte gas-doseerring was wel degelijk geschikt voor het LPG waarvan hij gebruik maakte.
d. De eenvoudige handeling die [appellant] aan het gasreservoir heeft uitgevoerd met een verstelbare moersleutel van het merk [moersleutel] (hierna: een [moersleutel] ) is geen gedraging die als roekeloos valt te bestempelen en die hij achterwege had moeten laten. Voor [appellant] was niet voorzienbaar dat de korte draai van de kraan tot deze schade zou leiden.
e. Bovendien, aldus [appellant] , staat niet vast wat de oorzaak van de ontploffing is geweest en kan dan ook niet gezegd worden dat de schade is ontstaan door roekeloos handelen van hem.
Onder verwijzing naar producties 9, 10 en 11 bij de memorie van grieven voert [appellant] aan dat het legen van de tank niet nodig was bij de door hem aan de tank verrichte handelingen, dat het gebruiken van een zogenaamde “momentsleutel” niet voorgeschreven is en dat [appellant] niet is uitgegaan van een te hoog "aanhaalmoment". Volgens hem was het maximaal te hanteren aanhaalmoment van 130 Nm met deze [moersleutel] niet eens haalbaar. Als [appellant] teveel kracht zou hebben gebruikt zou dat aan de kraan te zien moeten zijn geweest en dat is niet vastgesteld en ook niet op de gemaakte foto’s te zien, aldus [appellant] .
Als het hof deze technische punten voor de beoordeling relevant acht, verzoekt [appellant] het hof een onafhankelijke deskundige te benoemen.
3.6.3.Het hof is van oordeel dat het beroep van [geïntimeerde] op roekeloosheid van [appellant] slaagt. Het hof overweegt daarover het volgende.
a. Op grond van artikel 7:952 BW vergoedt de verzekeraar geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of roekeloosheid heeft veroorzaakt. Roekeloosheid betreft een aan opzet grenzende vorm van schuld. De wettelijke bepaling ziet zowel op bewuste roekeloosheid als onbewuste roekeloosheid. Van onbewuste roekeloosheid is sprake als het gaat om een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt, dat de betrokken verzekerde zich van dat gevaar bewust had horen te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade.
Op [geïntimeerde] rust de stelplicht en bewijslast van haar stelling dat [appellant] roekeloos (in de hiervoor omschreven zin en in de zin van artikel 8 van de Algemene voorwaarden Particuliere [verzekeringsmaatschappij] schadeverzekeringen) heeft gehandeld en dat zij daarom niet gehouden is de door de gasexplosie ontstane schade te vergoeden. Van opzet van [appellant] is, ook volgens [geïntimeerde] , geen sprake.
Naar het oordeel van het hof staat vast, zie hiervoor overweging 3.5.6., dat de tank, waarvan [appellant] doende was de afnamekraan een kwartslag te draaien, deels nog gevuld was met LPG.
[geïntimeerde] heeft onweersproken en onderbouwd aangevoerd dat LPG uiterst brandbaar is. [appellant] , die naar eigen zeggen (zie mvg, pagina 12, vijfde alinea)
“wel degelijk over het vereiste kennisniveau beschikte om de handelingen aan de kraan te verrichten, zelfs zelfstandig aan cv-installaties c.q. met LPG-tanks te kunnen werken”, moet zich van deze eigenschap/brandbaarheid van LPG bewust zijn geweest althans had dat behoren te zijn.
[appellant] heeft de in het geding zijnde werkzaamheden aan de kraan van de LPG-tank verricht in de besloten ruimte onder zijn woning, waarin de cv-installatie was opgesteld. Zoals hiervoor vastgesteld, heeft [appellant] aan de kraan van de tank gewerkt, terwijl zich in die tank nog een hoeveelheid van het uiterst brandbare LPG bevond.
Ter terechtzitting van het hof heeft [appellant] verklaard dat hij de betreffende LPG-tank eenvoudig mee naar buiten had kunnen nemen, net zoals hij die tank meenam naar het tankstation om die daar te vullen. Naar het oordeel van het hof had [appellant] , met de wetenschap dat er zich nog brandbaar LPG in de tank bevond, de werkzaamheden aan (de kraan van) de LPG-tank in de buitenlucht kunnen en moeten verrichten en niet in de besloten cv-ruimte onder zijn woning. Het overweegt daarover het volgende:
- Als er onverhoopt een lekkage ontstaat komt, zo staat tussen partijen vast, het vloeibare LPG vrij dat zich vrijwel direct tot een brandbare gasdamp zal ontwikkelen.
- [appellant] heeft niet, althans onvoldoende, gemotiveerd de stelling van [geïntimeerde] weersproken, dat LPG, anders dan aardgas zwaarder is dan lucht, zodat LPG zich zal verspreiden op vloerniveau en daardoor minder snel in de lucht oplost dan aardgas.
- Het gelekte gas kan in een besloten binnenruimte, anders dan in de buitenlucht, niet direct oplossen/”wegwaaien”/verdunnen, met alle mogelijke ontploffingsrisico’s en dus risico op mogelijke (grote) schade van dien.
Onweersproken staat ook vast dat [appellant] de kraan van de LPG-tank heeft willen verdraaien met gebruikmaking van een “gewone” [moersleutel] . Op de hiervoor vermelde foto op pagina 8 van het aanvullend rapport is, anders dan [appellant] heeft aangevoerd (pagina 15 mvg), te zien dat de gaskraan op de LPG-tank, althans de moer van de gaskraan waarop de [moersleutel] was geplaatst door [appellant] , beschadigingen vertoont. Dit sluit aan bij wat [appellant] zelf tegenover [betrokkene 2] heeft verklaard, namelijk dat er behoorlijke kracht nodig was om de kraan langzaam verdraaid te krijgen en bij het deskundig oordeel van [betrokkene 1] (pagina 6 aanvullend rapport) dat er als gevolg van het gebruik van onjuist gereedschap teveel kracht op de kraan uitgeoefend kan worden waardoor de kraan beschadigd kan raken.
Uit het aanvullend rapport technisch onderzoek [B.V.] van 8 oktober 2021 blijkt dat in de informatie van de importeur van de betreffende gaskraan wordt vermeld dat de kraan aangedraaid mag worden met een kracht van 100 Nm tot maximaal 130 Nm. Het rapport vermeldt dat de kraan daarom met een speciale momentsleutel (waarbij de toe te passen kracht kan worden begrensd) met 100 Nm vastgedraaid dient te worden (tot maximaal 130 Nm om de afvoeropening in de juiste positie te draaien). Bij te hard aandraaien kan de kraan of de schroefdraad gaan vervormen en kan de kraan gaan lekken (productie 3 cva, pagina 5 en bijlage 1). Het hof stelt vast dat [appellant] een moersleutel heeft gebruikt die niet begrensd kan worden en daarmee heeft hij niet het juiste gereedschap gebruikt. Door dat te doen heeft hij het risico genomen teveel kracht te gebruiken bij zijn poging tot het verdraaien van de kraan en daardoor schade aan die kraan/gastank te veroorzaken, met mogelijke gaslekkage tot gevolg. Voor nadere bewijslevering op dit punt acht het hof geen gronden aanwezig. Het hof acht aannemelijk dat [appellant] (te) forse kracht heeft gebruikt.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er sprake is van gedragingen van [appellant] die, al was hij zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brachten, dat [appellant] als verzekerde zich van dat gevaar bewust had horen te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort is geschoten in zorg ter voorkoming van schade. Samengevat komt het oordeel van het hof erop neer dat [appellant] niet aan een nog met zeer brandbaar LPG gevulde tank in een afgesloten ruimte had moeten gaan sleutelen, gelet op de aanmerkelijke kans op schade die dat sleutelen met zich bracht met als gevolg een gaslekkage. [appellant] had zich van dat gevaar bewust moeten zijn en hij had in de buitenlucht die bewuste gaskraan moeten proberen te verdraaien en niet in een afgesloten ruimte met daartoe niet geschikt gereedschap. [geïntimeerde] heeft daarom terecht geweigerd de schade van [appellant] te vergoeden.
[appellant] heeft zich erop beroepen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich op een uitsluitingsclausule/roekeloosheid beroept. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde] enerzijds in reclame-uitingen actief uitdraagt dat klussen in de woning een goede bezigheid is (waarmee zij volgens [appellant] een zekere populariteit bij aspirant-verzekerden wil opwekken) en zij vervolgens in "de kleine lettertjes" een uitsluitingsbeding gaat hanteren met een zodanig ruime strekking dat (onbedoelde en zonder opzet veroorzaakte) fouten bij kluswerkzaamheden aan dekking voor schade in de weg gaan staan. Het zou, aldus [appellant] , onaanvaardbaar zijn dat hij, terwijl hij heeft gekozen voor een adequate verzekering van zijn opstal/inboedel, door deze kleine handeling (het een kwartslag draaien van de kraan op de LPG-tank) alles zou kwijt raken wat hij heeft opgebouwd.
Het hof verwerpt dit betoog van [appellant] . Eventuele reclame-uitingen van [geïntimeerde] die zouden uitnodigen tot het zelf uitvoeren van klussen in een woning hebben niet tot gevolg dat [geïntimeerde] zich niet meer zou kunnen/mogen beroepen op roekeloos handelen van verzekerden bij het uitvoeren van dergelijke klussen.
Ook voor het hof is helder dat de gevolgen van de gasontploffing en de brand voor [appellant] enorm zijn en zijn geweest. De ernst van die gevolgen wordt ook door [geïntimeerde] erkend. Feit blijft echter dat [appellant] door zijn handelen in zodanig ernstige mate tekort is geschoten in de zorg ter voorkoming van die schade, dat het
nietnaar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich op roekeloosheid beroept.