ECLI:NL:GHSHE:2024:430

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
200.319.090_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekerde claimt uitkering onder opstal- en inboedelverzekering na gasexplosie; Hof oordeelt over roekeloosheid verzekerde

In deze zaak heeft de verzekerde, [appellant], een uitkering geclaimd onder zijn opstal- en inboedelverzekering na een gasexplosie in zijn woning op 4 februari 2021. De verzekeringsmaatschappij, [geïntimeerde], heeft de claim afgewezen op basis van roekeloosheid van de verzekerde. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door het ondeskundig repareren van de LPG-gastank door [appellant]. De rechtbank had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd, zij het op andere gronden. Het hof oordeelt dat [appellant] roekeloos heeft gehandeld door in een besloten ruimte aan de gastank te sleutelen terwijl deze nog gevuld was met LPG. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] zich terecht op de uitsluitingsclausule beroept en wijst de vorderingen van [appellant] af. De kosten van de procedure in hoger beroep worden aan [appellant] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.319.090/01
arrest van 13 februari 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.F.G. Pennino te Kerkrade,
tegen
[verzekeringsmaatschappij] N.V. (afdeling [verzekeringsmaatschappij] verzekeren),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. T. Hussein te 's-Gravenhage,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 oktober 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 augustus 2022, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/296258 / HA ZA 21-458)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2.1.
Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot van 22 november 2022;
  • de memorie van grieven met producties 1 tot en met 12;
  • de memorie van antwoord met producties 4 en 5;
  • de mondelinge behandeling bij het hof op 5 december 2023, waarbij [appellant] pleitaantekeningen heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
2.2.
Waar gaat het geschil over?
In de toenmalige woning van [appellant] heeft een gasexplosie plaatsgevonden. De schade als gevolg van de explosie was zo groot dat de woning op korte termijn moest worden/is gesloopt. [appellant] vordert van [geïntimeerde] vergoeding van de schade onder de dekking van zijn met [geïntimeerde] gesloten opstal- en inboedelverzekering. [geïntimeerde] wijst die claim van de hand omdat i) de schade is ontstaan door ondeskundig repareren, reinigen of onderhouden van de inboedel of opstal (in dit geval een LPG-gastank en/of cv-installatie) als bedoeld in artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden en/of ii) omdat [appellant] heeft gehandeld in strijd met de wet bij het inrichten van de gastanks en/of cv-installatie en/of iii) omdat [appellant] roekeloos heeft gehandeld bij het sleutelen aan die gastank/cv-installatie. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen omdat hij, kort gezegd, in strijd heeft gehandeld met artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden. [appellant] is het hiermee niet eens en is van het vonnis van de rechtbank in beroep gekomen. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] ook af, zij het (deels) op andere gronden dan de rechtbank.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Op 4 februari 2021 heeft in de (toenmalige) woning van [appellant] aan [adres]
te [woonplaats] een explosie plaatsgevonden. Er was dusdanige schade
aan de woning (met instortingsgevaar) dat de woning op korte termijn gesloopt moest
worden. Dat is vervolgens ook gebeurd.
3.1.2.
[appellant] heeft bij [geïntimeerde] , via [verzekeringsmaatschappij] Woonverzekering, een opstal- en
inboedelverzekering (hierna: de verzekering) afgesloten. Artikel 5 van de daarop
toepasselijke Voorwaarden [verzekeringsmaatschappij] Woonverzekering versie 7 (oktober 2020) luidt, voor zover relevant, als volgt:
"5. Wat is niet verzekerd?
• (... )
• De schade is ontstaan door het ondeskundig repareren, reinigen of onderhouden van je inboedel en/of opstal.
• (…)"
In artikel 8 van de toepasselijke Algemene voorwaarden Particuliere [verzekeringsmaatschappij] schadeverzekeringen (versie april 2020) is bepaald:
"8. Wanneer vergoeden we niet?
• (... )
• Jij of een andere verzekerde hebt de schade met opzet of door roekeloos gedrag
veroorzaakt en/of onder invloed van alcohol of drugs.
• Jij of een andere verzekerde hebt de wet overtreden.
• (... )"
3.1.3.
[appellant] heeft de op 4 februari 2021 ontstane schade gemeld bij [geïntimeerde] .
3.1.4.
Naar aanleiding van de schademelding heeft NN [B.V.] B.V. te [plaats]
(hierna: [B.V.] ), verzocht om een toedracht- en technisch onderzoek te verrichten
naar de omstandigheden rondom de explosie en de daarop volgende brand, respectievelijk
naar de oorzaak daarvan. [B.V.] heeft vervolgens op 18 maart 2021 twee rapporten
uitgebracht, namelijk met betrekking tot het toedrachtonderzoek en het technisch onderzoek
(prod. 1 en 2 cva).
3.1.5.
Daarnaast heeft [bedrijf 1] te [plaats] (hierna: [bedrijf 1] ) opdracht gegeven om de omvang van de opstal- en inboedelschade vast te stellen. [bedrijf 1] heeft de woning op
5 februari 2021 bezocht en heeft de schade voorlopig geschat op ongeveer € 400.000,- voor
de opstal en ongeveer € 100.000,- voor de inboedel. De schadevaststellingen zijn nog niet
afgerond.
3.1.6.
[bedrijf 1] heeft op 8 oktober 2021 een (aanvullend) rapport uitgebracht (prod. 3 cva).
3.1.7.
De voormalige woning van [appellant] is inmiddels geveild en verkocht.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] , samengevat:
- een verklaring voor recht dat de ontploffing op 4 februari 202l een verzekerde
gebeurtenis betreft en dat [geïntimeerde] geen beroep op een uitsluitingsgrond toekomt;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de schade die op en na 4 februari
2021 is ontstaan aan zijn opstal en inboedel;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [appellant] voor de schade
die is opgetreden door de afwijzing van dekking door [geïntimeerde] c.q. de vertraging
daardoor, zulks op te maken bij staat;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De op 4 februari 2021 ontstane schade valt binnen de dekking op grond van de verzekering.
[geïntimeerde] kan zich op geen van de door haar in de buitengerechtelijke correspondentie genoemde
uitsluitingsgronden in de verzekeringsvoorwaarden beroepen. [appellant] heeft daarom recht
op vergoeding door [geïntimeerde] van de door hem geleden en nog te lijden schade.
Vanwege het niet-uitbetalen van deze schade is bij [appellant] aanvullende schade
ontstaan, waarvoor [geïntimeerde] aansprakelijk is, omdat sprake is van een toerekenbare tekortkoming
van [geïntimeerde] in de nakoming van haar verbintenissen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer komt, zakelijk weergegeven, op het volgende neer.
Uit het technisch rapport van [B.V.] van 18 maart 2021 volgt dat de explosie en de
brand zijn ontstaan doordat [appellant] in de kelder van zijn woning, tijdens het verdraaien
met een verstelbare moersleutel van de gaskraan op de LPG-tank die zich daar bevond, de
op de gaskraan aangesloten adapter heeft beschadigd, waardoor deze adapter is afgebroken
en het LPG-gas via de daardoor geopende gaskraan ongehinderd kon uitstromen. Het
uitgestroomde gas heeft vervolgens een explosief gas/lucht-mengsel gevormd in de kelder,
dat is ontstoken door, vermoedelijk, een schakelvonk van de aldaar aanwezige vrieskast.
In verband met de ontstane schade kan [geïntimeerde] zich volgens haar met succes beroepen op drie
(uitsluitings)clausules in de verzekeringspolis c.q. -voorwaarden:
1. het ondeskundig repareren, reinigen of onderhouden van de inboedel en/of de
opstal;
2. het overtreden van de wet;
3. roekeloosheid.
3.2.4.
Op 20 juli 2022 heeft bij de rechtbank een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het proces-verbaal van die mondelinge behandeling en de door de beide advocaten bij die behandeling overgelegde pleitaantekeningen bevinden zich bij de stukken.
3.2.5.
In het vonnis van 24 augustus 2022 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat [geïntimeerde] zich terecht heeft beroepen op artikel 5 van de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde Voorwaarden [verzekeringsmaatschappij] Woonverzekering versie 7 (oktober 2020).
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
3.4.
Het hof zal hierna eerst ingaan op de vraag of in rechte kan worden vastgesteld dat het handelen van [appellant] aan de afnamekraan van het LPG-wisselreservoir (ook: LPG-(gas)tank en/of: de gastank) heeft geleid tot het gaslek en tot de gasexplosie. Daarna zal het hof beoordelen welke consequenties die vaststelling heeft voor de vraag of [geïntimeerde] zich al dan niet terecht op een uitsluitingsclausule beroept.
De oorzaak van het gaslek en de gasexplosie
3.5.1.
Het hof is van oordeel dat in rechte met voldoende mate van zekerheid/aannemelijkheid kan worden vastgesteld dat het sleutelen van [appellant] aan de gastank heeft geleid tot een gaslek en tot de daarop volgende gasexplosie. Het hof overweegt daarover het volgende.
3.5.2.
Het ligt op de weg van [geïntimeerde] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het handelen van [appellant] aan de LPG-gastank heeft geleid tot een gaslek en de daarop volgende gasexplosie. Voordat het hof ingaat op de door [geïntimeerde] op dit punt ingenomen stellingen en op de door [appellant] gevoerde verweren, stelt het hof een aantal zaken voorop.
3.5.3.
Op zich heeft [appellant] terecht opgemerkt dat de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte (technische) rapportages van [B.V.] en [bedrijf 1] te duiden zijn als afkomstig van partij-deskundigen. Enige behoedzaamheid bij de waardering en interpretatie van de rapportages en de daarin getrokken conclusies is op zijn plaats. Dit betekent echter niet dat de conclusies en bevindingen van de rapporteurs,
louteromdat [geïntimeerde] [B.V.] en [bedrijf 1] opdracht heeft gegeven om onderzoek naar de toedracht van de gasexplosie in de woning van [appellant] te verrichten en daarover schriftelijk te rapporteren, van onwaarde zouden zijn en niet zouden kunnen worden overgenomen door het hof. Het hof zal hierna daarom ingaan op deze bevindingen en conclusies en daarbij waar nodig de daarop door [appellant] geuite kritiek betrekken.
Daarbij stelt het hof vast dat [appellant] zelf geen deskundige heeft ingeschakeld, noch om de oorzaak van de gasexplosie te onderzoeken, noch om de inhoud van de door [B.V.] en [bedrijf 1] uitgebrachte rapportages te weerspreken. Ter zitting van het hof is namens [appellant] aangevoerd dat [appellant] niet over voldoende financiële middelen beschikte om een (tegen)deskundige in te schakelen. Het hof overweegt op dit punt dat, wat er ook zij van de financiële situatie van [appellant] , hij wel een verzoek tot het uitbrengen van een voorlopig deskundigenbericht had kunnen indienen, waarvan de kosten, gelet op het feit dat [appellant] op basis van een toevoeging procedeert, in elk geval tijdelijk niet door hem gedragen hoefden te worden.
3.5.4.
Volgens [appellant] heeft de rechtbank zich teveel laten leiden door de uitlatingen van de partijdeskundige [betrokkene 1] , van wie niet vaststaat dat hij in dezen als deskundige kan worden beschouwd. Volgens [appellant] is niet aannemelijk dat [betrokkene 1] deskundige is op het (technisch) gebied van verbranding, CV techniek, gas etc. [B.V.] Group vermeldt op haar
website een actueel overzicht van de medewerkers met de verschillende expertises,
verschillende specialisaties en verschillende kwalificaties ( [internetsite] ). De kwalificatie van [betrokkene 1] betreft alleen elektrotechniek. Er zijn diverse expertises benoemd alsook meerdere specialisaties. In géén van de groepen is iets vermeld
op het gebied van aardgas, LPG, drukvaten, verbranding, warm tapwater, verwarmingstechniek, etc.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] het beroep op de vermeende ondeskundigheid van [betrokkene 1] met de overlegging van productie 5 bij de memorie van antwoord in voldoende mate heeft weerlegd. Hieruit blijkt dat [betrokkene 1] een erkend gasinstallateur is. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen in het rapport van technisch onderzoek van [B.V.] van 18 maart 2021 (cva, productie 2, pagina 3)
op dit puntis vermeld:
“Rapporteur [betrokkene 1] , verricht als seniorexpert met als specialisaties elektrotechniek en gastechniek, sinds 1992 technisch oorzaak onderzoeken ten behoeve van verzekeringsmaatschappijen. Rapporteur wordt tevens ingeschakeld als deskundige in gerechtshof- en rechtbankzaken”.
3.5.5.
Vast staat, [appellant] voert dit zelf aan, dat de ontploffing is ontstaan toen/nadat [appellant] met een verstelbare moersleutel de afnamekraan van de, van de CV-ketel losgekoppelde, LPG-tank wilde verdraaien. Zo heeft [appellant] tegen de heer [betrokkene 2] van [B.V.] onder meer verklaard (cva, productie 1, bijlage 1):
“(…) Het ging in dit geval over de afnamekraan. Dit is een messing kraan. De appendage is voorzien van taps toelopende schroefdraad.. Dat kwartslag draaien van de kraan heb ik vorige week donderdag willen doen. De tanks moesten namelijk gewisseld worden omdat deze zo ver leeg was dat er onvoldoende gas oppervlak was om de combiketel van 36kw te voeden. Ik had dus twee tanks en de aangekoppelde tank was nu bijna leeg. Als de tank bijna leeg is gaat de combiketel niet aan en springt op storing en dan weet ik dat de tank gewisseld moet worden. Ik had de tank al losgekoppeld van de combiketel. De afname kraan wordt dichtgedraaid bij deze (de andere tank heeft een magneetkraan) en dan wordt de drukreduceer van de afname kraan gedraaid. De drukreduceer met slang blijft gewoon aan de combiketel verbonden. Het was mijn bedoeling de afnamekraan 90 graden te draaien. Het was mij onbekend of mij dat zou lukken. Ik weet namelijk dat deze kranen extreem vast kunnen zitten. Ik had namelijk in het verleden al een keer alle appendages van een 40 liter gasdamptank verwijderd omdat ik daar een compressor reservoir van wilde maken. (Die is ook gemaakt en wordt nog steeds gebruikt. Op dit moment staat die nog achter in het tuinhuis. Daar zat een soortgelijke kraan op en daar hebben we met 2 man en een verlengde dopsleutel aan moeten trekken voordat die los kwam. Toch lukte het met de [moersleutel] om de kraan langzaam te draaien. Daar was behoorlijk kracht voor nodig. Ik kwam tot ongeveer 1/8e draai en toen spoot er gas uit. Dit gebeurde met heel veel lawaai en ik zag dat het gas boven de [moersleutel] naar buiten spoot, gelukkig richting muur. Het vreemde is dat het gas niet uít het schroefdraad kwam, maar bòven de [moersleutel] . Ik zag het eruit komen: de gasdamp spoot eruit. (…)”
Nadat het gas uit de tank spoot is snel daarna een explosie gevolgd, vermoedelijk doordat een van de elektrische apparaten een vonk heeft gegenereerd. Het hof overweegt in dit verband dat, anders dan [geïntimeerde] stelt, hierin geen gerechtelijke erkenning kan worden gelezen dat het gaslek en de ontploffing is ontstaan
doordat[appellant] de betreffende handelingen aan de gaskraan van de gastank verrichtte. [appellant] erkent in wezen slechts dat het lek en de explosie ontstonden
toen/kort nadathij geprobeerd had de gaskraan een kwartslag te draaien.
3.5.6.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de tank, waarvan [appellant] doende was de afnamekraan een kwartslag te draaien, deels nog gevuld was met LPG. Dit blijkt uit de verklaring die [appellant] tegenover [betrokkene 2] , werkzaam als onafhankelijk NIVRE-registerexpert/senior onderzoeker bij [B.V.] heeft afgelegd. Zo heeft [appellant] verklaard (productie 1 cva, pagina 6):
“(…) Dat kwartslag draaien van de kraan heb ik vorige week donderdag willen doen. De tanks moesten namelijk gewisseld worden omdat deze zo ver leeg was dat er onvoldoende gas oppervlak was om de combiketel van 36kw te voeden. Ik had dus twee tanks en de aangekoppelde tank was nu bijna leeg. (…)”
Verder heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 20 juli 2022 verklaard (proces-verbaal mondelinge behandeling, bijlage bij de brief van de rechtbank van 26 juli 2022, pagina 2):
“(…) Het is moeilijk te zeggen hoeveel gas er nog in de tank zat. De cv-ketel gaat op storing en dan zit er nog één à anderhalve liter aan gas in de tank, waar 80 liter in kan. (…)”
[betrokkene 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 20 juli 2022 verklaard:
“(…) Er kan best nog 40 of 50 liter in de tank gezeten hebben. Dat blijkt ook uit het brand- en schadebeeld. (…)”
[geïntimeerde] heeft aangegeven dat dit verkeerd in het proces-verbaal is vermeld en dat hiervoor moet worden gelezen “vier of vijf liter”.
[geïntimeerde] heeft verder onweersproken en onderbouwd aangevoerd dat LPG uiterst brandbaar is.
3.5.7.1. Partijen twisten over de vraag wat nu de exacte oorzaak is geweest van het gaslek en de gasexplosie. Het hof is, in het licht van wat het hierna over het beroep van [geïntimeerde] op roekeloosheid zal overwegen, van oordeel dat in het midden kan blijven wat nu de exacte oorzaak van het gaslek en de gasexplosie is geweest (wel of niet afbreken adapter, wel/niet beschadigen van of defect in de gaskraan, welk apparaat heeft de vonk geproduceerd die het ontsnapte gas heeft doen ontbranden?). Naar het oordeel van het hof is namelijk aannemelijk dat er in elk geval sprake is geweest van een oorzakelijk verband tussen het handelen van [appellant] op 4 februari 2021 met een [moersleutel] aan de gaskraan van de LPG-tank en het ontstaan van het gaslek en de explosie. Zoals [appellant] zelf heeft verklaard ontstond het lek (en daarna de explosie) tijdens/onmiddellijk na zijn handelingen aan de, op de (deels met LPG gevulde) gastank bevestigde, gaskraan.
[betrokkene 1] heeft op pagina 8 van het aanvullend rapport technisch onderzoek van 8 oktober 2021 (cva, productie 3) verklaard:
“(…) Feit is dat het vrijgekomen gas is ontstoken. Uit het brandbeeld, waaronder de aftekening op de muur, blijkt dat dit gas afkomstig was uit de kraan op de LPG-gastank. (...)”. Op pagina 9 van dit aanvullend rapport is een foto te zien waaruit het door [betrokkene 1] beschreven brandbeeld blijkt en op grond waarvan het hof aanneemt dat het brandende uitgestroomde gas uit de gaskraan, waaraan [appellant] die bewuste dag sleutelde, afkomstig is.
Gesteld noch gebleken is van andere op de gaskraan en/of gastank inwerkende handelingen/krachten dan die van [appellant] zelf, die tot het gaslek, de explosie en de brand hebben geleid of hebben kunnen leiden. [appellant] heeft ook (bij wijze van verweer tegen de stellingen van [geïntimeerde] ) geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien juist, tot het oordeel zouden kunnen leiden en/of aannemelijk zouden kunnen maken dat het gaslek en de gasexplosie ook zonder zijn eigen pogingen op die bewuste dag om de gaskraan 90 graden te verdraaien, zouden zijn ontstaan. Om die reden zal het hof, anders dan door [appellant] bepleit, geen deskundigenbericht gelasten en evenmin aan [appellant] bewijs opdragen met betrekking tot de toedracht van het ontstaan van het gaslek en de gasexplosie. Grief 4 faalt in zoverre.
Heeft [geïntimeerde] zich terecht op een uitsluitingsclausule beroepen?
3.6.
[geïntimeerde] heeft zich bij haar verweer tegen de claim van [appellant] beroepen op i) ondeskundig repareren, reinigen of onderhouden door [appellant] (artikel 5 Voorwaarden [verzekeringsmaatschappij] Woonverzekering) en/of ii) handelen in strijd met de wet (artikel 8 Algemene voorwaarden Particuliere [verzekeringsmaatschappij] schadeverzekeringen) en/of iii) roekeloosheid (artikel 8 Algemene voorwaarden Particuliere [verzekeringsmaatschappij] schadeverzekeringen). Het hof zal hierna het beroep op roekeloosheid beoordelen.
3.6.1.
[geïntimeerde] heeft in dit verband, kort gezegd, aangevoerd dat [appellant] uiterst onzorgvuldig te werk is gegaan bij het willen verdraaien van de gaskraan van de LPG-tank.
[appellant] heeft volgens [geïntimeerde] het verdraaien uitgevoerd terwijl hij niet over de vereiste deskundigheid
beschikt, terwijl hij de geldende instructies (onder andere ten aanzien van het te gebruiken gereedschap) niet heeft opgevolgd, en terwijl er nog (uiterst brandbaar) gas in de tank aanwezig was en hij heeft nagelaten de tank eerst in de buitenlucht te legen. Overigens was het hoe dan ook veiliger geweest dat het sleutelen aan de tank in de buitenlucht had plaatsgevonden (nadat hij de tank eerst buiten geleegd had). In de buitenlucht kan enig resterend LPG namelijk sneller verspreiden dan in een afgesloten ruimte. Daarbij is van belang dat LPG (anders dan aardgas) zwaarder is dan lucht, zodat LPG zich zal verspreiden op vloerniveau en daardoor minder snel in de lucht oplost dan aardgas. Het was voor [appellant] goed mogelijk om de (afgekoppelde) tank eerst naar buiten te verplaatsen voordat hij daaraan werkzaamheden verrichtte. De tank was te verplaatsen, wat reeds blijkt uit het feit dat [appellant] de tank zelf van en naar LPG-tankstations vervoerde om de tank daar ter plekke te vullen. Er bestond geen goede reden om de handeling desondanks in de kelderruimte van het woonhuis uit te voeren.
De door [appellant] gekozen werkwijze — niet alleen direct voorafgaand aan het lek en
de explosie maar ook in de jaren daarvoor — wijkt zodanig af van wat men van een
redelijk handelend en redelijk bekwaam verzekeringnemer (maatman) mag
verwachten, dat van roekeloosheid gesproken moet worden, aldus [geïntimeerde] . Immers:
a. De maatman zou niet overgaan tot het eigenmachtig ombouwen en in gebruik nemen van een installatie op LPG terwijl de installatie daarvoor niet is bedoeld en niet is gecertificeerd.
b. De maatman zou niet zelf op ondeskundige wijze werkzaamheden aan de installatie uitvoeren, zoals in dit geval het met een niet voorgeschreven moersleutel binnenshuis draaien aan een kraan van een kenbaar niet volledig lege tank die was gevuld met zeer brandbaar LPG, terwijl de sleutel dan ook nog eens nodeloos pal onder de adapter wordt geplaatst.
c. De maatman zou geen gebruik maken van LPG dat is bedoeld voor gebruik in motorvoertuigen en dat kenbaar niet is bedoeld (en niet is geschikt) voor gebruik in installaties zoals deze (terwijl dit gebruik ook verboden is).
d. Tot slot zou de maatman-verzekeringnemer niet méér tanks in/bij zijn
woonhuis opslaan dan wettelijk is toegestaan.
Artikel 7:952 BW en de hier geldende uitsluiting eisen niet dat sprake is van bewuste
roekeloosheid; ook onbewuste roekeloosheid is van dekking uitgesloten. Overigens
kan het volgens [geïntimeerde] niet anders dan dat [appellant] het roekeloze van zijn handelswijze moet
hebben ingezien. [appellant] wist feitelijk dat er nog (brandbaar) LPG in de tank zat, aan
de kraan waarvan hij krachtig sleutelde, terwijl hij de sleutel pal onder de adapter had
geplaatst (die, zoals hij wist, was gemaakt van zacht messing). Anders gezegd, dat
[appellant] nu stelt dat hij niet doorhad dat hij roekeloos handelde, doet er niet toe. Het
gaat erom of zijn handelen roekeloos was, gezien ook hetgeen [appellant] zich
redelijkerwijs had moeten realiseren. Hierbij komt nog, dat er ongeveer een half jaar eerder
sprake was een incident dat leidde tot koolstofmonoxide-vergiftiging van het gezin. In
dat licht had [appellant] des te meer alert moeten zijn op de gevaren.
3.6.2.
[appellant] heeft betwist dat hij roekeloos heeft gehandeld. Hij heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
a. De cv-ketel van [bedrijf 2] is door hem conform de installatievoorschriften van [bedrijf 2] op verantwoorde wijze omgebouwd tot een LPG-cv-installatie.
b. Er is geen regelgeving die voorschrijft wie het ombouwen van een cv-ketel mag verrichten. [appellant] mocht dit doen en heeft dit met de kennis en expertise die hij had volgens de regels van [bedrijf 2] gedaan.
c. Uit het rapport van de gemeente [gemeente] , opgesteld na een controle op 7 juli 2020, blijkt dat de ombouw correct is uitgevoerd. De door [appellant] daarbij gebruikte gas-doseerring was wel degelijk geschikt voor het LPG waarvan hij gebruik maakte.
d. De eenvoudige handeling die [appellant] aan het gasreservoir heeft uitgevoerd met een verstelbare moersleutel van het merk [moersleutel] (hierna: een [moersleutel] ) is geen gedraging die als roekeloos valt te bestempelen en die hij achterwege had moeten laten. Voor [appellant] was niet voorzienbaar dat de korte draai van de kraan tot deze schade zou leiden.
e. Bovendien, aldus [appellant] , staat niet vast wat de oorzaak van de ontploffing is geweest en kan dan ook niet gezegd worden dat de schade is ontstaan door roekeloos handelen van hem.
Onder verwijzing naar producties 9, 10 en 11 bij de memorie van grieven voert [appellant] aan dat het legen van de tank niet nodig was bij de door hem aan de tank verrichte handelingen, dat het gebruiken van een zogenaamde “momentsleutel” niet voorgeschreven is en dat [appellant] niet is uitgegaan van een te hoog "aanhaalmoment". Volgens hem was het maximaal te hanteren aanhaalmoment van 130 Nm met deze [moersleutel] niet eens haalbaar. Als [appellant] teveel kracht zou hebben gebruikt zou dat aan de kraan te zien moeten zijn geweest en dat is niet vastgesteld en ook niet op de gemaakte foto’s te zien, aldus [appellant] .
Als het hof deze technische punten voor de beoordeling relevant acht, verzoekt [appellant] het hof een onafhankelijke deskundige te benoemen.
3.6.3.
Het hof is van oordeel dat het beroep van [geïntimeerde] op roekeloosheid van [appellant] slaagt. Het hof overweegt daarover het volgende.
a. Op grond van artikel 7:952 BW vergoedt de verzekeraar geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of roekeloosheid heeft veroorzaakt. Roekeloosheid betreft een aan opzet grenzende vorm van schuld. De wettelijke bepaling ziet zowel op bewuste roekeloosheid als onbewuste roekeloosheid. Van onbewuste roekeloosheid is sprake als het gaat om een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt, dat de betrokken verzekerde zich van dat gevaar bewust had horen te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade.
Op [geïntimeerde] rust de stelplicht en bewijslast van haar stelling dat [appellant] roekeloos (in de hiervoor omschreven zin en in de zin van artikel 8 van de Algemene voorwaarden Particuliere [verzekeringsmaatschappij] schadeverzekeringen) heeft gehandeld en dat zij daarom niet gehouden is de door de gasexplosie ontstane schade te vergoeden. Van opzet van [appellant] is, ook volgens [geïntimeerde] , geen sprake.
Naar het oordeel van het hof staat vast, zie hiervoor overweging 3.5.6., dat de tank, waarvan [appellant] doende was de afnamekraan een kwartslag te draaien, deels nog gevuld was met LPG.
[geïntimeerde] heeft onweersproken en onderbouwd aangevoerd dat LPG uiterst brandbaar is. [appellant] , die naar eigen zeggen (zie mvg, pagina 12, vijfde alinea)
“wel degelijk over het vereiste kennisniveau beschikte om de handelingen aan de kraan te verrichten, zelfs zelfstandig aan cv-installaties c.q. met LPG-tanks te kunnen werken”, moet zich van deze eigenschap/brandbaarheid van LPG bewust zijn geweest althans had dat behoren te zijn.
[appellant] heeft de in het geding zijnde werkzaamheden aan de kraan van de LPG-tank verricht in de besloten ruimte onder zijn woning, waarin de cv-installatie was opgesteld. Zoals hiervoor vastgesteld, heeft [appellant] aan de kraan van de tank gewerkt, terwijl zich in die tank nog een hoeveelheid van het uiterst brandbare LPG bevond.
Ter terechtzitting van het hof heeft [appellant] verklaard dat hij de betreffende LPG-tank eenvoudig mee naar buiten had kunnen nemen, net zoals hij die tank meenam naar het tankstation om die daar te vullen. Naar het oordeel van het hof had [appellant] , met de wetenschap dat er zich nog brandbaar LPG in de tank bevond, de werkzaamheden aan (de kraan van) de LPG-tank in de buitenlucht kunnen en moeten verrichten en niet in de besloten cv-ruimte onder zijn woning. Het overweegt daarover het volgende:
  • Als er onverhoopt een lekkage ontstaat komt, zo staat tussen partijen vast, het vloeibare LPG vrij dat zich vrijwel direct tot een brandbare gasdamp zal ontwikkelen.
  • [appellant] heeft niet, althans onvoldoende, gemotiveerd de stelling van [geïntimeerde] weersproken, dat LPG, anders dan aardgas zwaarder is dan lucht, zodat LPG zich zal verspreiden op vloerniveau en daardoor minder snel in de lucht oplost dan aardgas.
  • Het gelekte gas kan in een besloten binnenruimte, anders dan in de buitenlucht, niet direct oplossen/”wegwaaien”/verdunnen, met alle mogelijke ontploffingsrisico’s en dus risico op mogelijke (grote) schade van dien.
Onweersproken staat ook vast dat [appellant] de kraan van de LPG-tank heeft willen verdraaien met gebruikmaking van een “gewone” [moersleutel] . Op de hiervoor vermelde foto op pagina 8 van het aanvullend rapport is, anders dan [appellant] heeft aangevoerd (pagina 15 mvg), te zien dat de gaskraan op de LPG-tank, althans de moer van de gaskraan waarop de [moersleutel] was geplaatst door [appellant] , beschadigingen vertoont. Dit sluit aan bij wat [appellant] zelf tegenover [betrokkene 2] heeft verklaard, namelijk dat er behoorlijke kracht nodig was om de kraan langzaam verdraaid te krijgen en bij het deskundig oordeel van [betrokkene 1] (pagina 6 aanvullend rapport) dat er als gevolg van het gebruik van onjuist gereedschap teveel kracht op de kraan uitgeoefend kan worden waardoor de kraan beschadigd kan raken.
Uit het aanvullend rapport technisch onderzoek [B.V.] van 8 oktober 2021 blijkt dat in de informatie van de importeur van de betreffende gaskraan wordt vermeld dat de kraan aangedraaid mag worden met een kracht van 100 Nm tot maximaal 130 Nm. Het rapport vermeldt dat de kraan daarom met een speciale momentsleutel (waarbij de toe te passen kracht kan worden begrensd) met 100 Nm vastgedraaid dient te worden (tot maximaal 130 Nm om de afvoeropening in de juiste positie te draaien). Bij te hard aandraaien kan de kraan of de schroefdraad gaan vervormen en kan de kraan gaan lekken (productie 3 cva, pagina 5 en bijlage 1). Het hof stelt vast dat [appellant] een moersleutel heeft gebruikt die niet begrensd kan worden en daarmee heeft hij niet het juiste gereedschap gebruikt. Door dat te doen heeft hij het risico genomen teveel kracht te gebruiken bij zijn poging tot het verdraaien van de kraan en daardoor schade aan die kraan/gastank te veroorzaken, met mogelijke gaslekkage tot gevolg. Voor nadere bewijslevering op dit punt acht het hof geen gronden aanwezig. Het hof acht aannemelijk dat [appellant] (te) forse kracht heeft gebruikt.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er sprake is van gedragingen van [appellant] die, al was hij zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brachten, dat [appellant] als verzekerde zich van dat gevaar bewust had horen te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort is geschoten in zorg ter voorkoming van schade. Samengevat komt het oordeel van het hof erop neer dat [appellant] niet aan een nog met zeer brandbaar LPG gevulde tank in een afgesloten ruimte had moeten gaan sleutelen, gelet op de aanmerkelijke kans op schade die dat sleutelen met zich bracht met als gevolg een gaslekkage. [appellant] had zich van dat gevaar bewust moeten zijn en hij had in de buitenlucht die bewuste gaskraan moeten proberen te verdraaien en niet in een afgesloten ruimte met daartoe niet geschikt gereedschap. [geïntimeerde] heeft daarom terecht geweigerd de schade van [appellant] te vergoeden.
[appellant] heeft zich erop beroepen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich op een uitsluitingsclausule/roekeloosheid beroept. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde] enerzijds in reclame-uitingen actief uitdraagt dat klussen in de woning een goede bezigheid is (waarmee zij volgens [appellant] een zekere populariteit bij aspirant-verzekerden wil opwekken) en zij vervolgens in "de kleine lettertjes" een uitsluitingsbeding gaat hanteren met een zodanig ruime strekking dat (onbedoelde en zonder opzet veroorzaakte) fouten bij kluswerkzaamheden aan dekking voor schade in de weg gaan staan. Het zou, aldus [appellant] , onaanvaardbaar zijn dat hij, terwijl hij heeft gekozen voor een adequate verzekering van zijn opstal/inboedel, door deze kleine handeling (het een kwartslag draaien van de kraan op de LPG-tank) alles zou kwijt raken wat hij heeft opgebouwd.
Het hof verwerpt dit betoog van [appellant] . Eventuele reclame-uitingen van [geïntimeerde] die zouden uitnodigen tot het zelf uitvoeren van klussen in een woning hebben niet tot gevolg dat [geïntimeerde] zich niet meer zou kunnen/mogen beroepen op roekeloos handelen van verzekerden bij het uitvoeren van dergelijke klussen.
Ook voor het hof is helder dat de gevolgen van de gasontploffing en de brand voor [appellant] enorm zijn en zijn geweest. De ernst van die gevolgen wordt ook door [geïntimeerde] erkend. Feit blijft echter dat [appellant] door zijn handelen in zodanig ernstige mate tekort is geschoten in de zorg ter voorkoming van die schade, dat het
nietnaar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich op roekeloosheid beroept.
Conclusies
3.7.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat [geïntimeerde] terecht heeft geweigerd de schade van [appellant] als gevolg van de gasexplosie te vergoeden omdat er sprake is van schade die door roekeloosheid van [appellant] is veroorzaakt. De grieven 1, 2 en 3 behoeven daarom geen verdere beoordeling. Het hof zal de vorderingen van [appellant] afwijzen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigen.
Het hof zal [appellant] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De uitspraak

Het hof:
wijst de vorderingen van [appellant] af;
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 783,00 aan griffierecht en op € 2.428,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.C. Alink-Steinberg, J.I.M.W. Bartelds en J.M.W. Werker en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 februari 2024.
griffier rolraadsheer