Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/380336 / HA ZA 22-155)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de mondelinge behandeling, waarbij door [geïntimeerde] spreekaantekeningen zijn overgelegd.
3.De beoordeling
Kamerstukken II2003/04, 3, pag. 68-69). Uit artikel 4:124 Awb volgt dat naast de bevoegdheden waarover een bestuursorgaan beschikt op grond van afdeling 4.4 Awb, dat bestuursorgaan met betrekking tot de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden ook gebruik kan maken van de gewone bevoegdheden waarover het als schuldeiser op grond van het privaatrecht beschikt (zie HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:233, NJ 2015/94). Tot die bevoegdheden behoort het bij de civiele rechter aanhangig maken van een vordering aangaande bestuursrechtelijke geldvorderingen. [geïntimeerde] heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt, en [geïntimeerde] mocht dat doen.