In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een geschil over onrechtmatige concurrentie en de ontvangst van algemene voorwaarden. De appellante, gevestigd te Stein, heeft in eerste aanleg een vonnis van de rechtbank Limburg aangevochten. Het hof heeft in een tussenarrest van 5 maart 2024 geoordeeld dat de appellante voorshands het bewijs heeft geleverd dat zij een e-mail met haar algemene voorwaarden naar de geïntimeerde heeft gestuurd. De geïntimeerde, gevestigd te 's-Gravenhage, heeft tegenbewijs geleverd door een verklaring van haar IT-dienstverlener in te brengen, waaruit zou blijken dat de e-mail niet is ontvangen. De appellante heeft echter een printscreen van de verzonden e-mail overgelegd, waaruit blijkt dat de bijlage met de algemene voorwaarden wel degelijk was meegestuurd. Het hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde onvoldoende heeft aangetoond dat de e-mail niet is ontvangen en dat de appellante het bewijs van verzending heeft geleverd. Het hof heeft de geïntimeerde toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat de medewerkers van de appellante hun werkzaamheden onder leiding van de geïntimeerde uitvoerden. Het hof heeft partijen aangespoord om te overleggen over een minnelijke oplossing van het geschil, alvorens verder te procederen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en het horen van getuigen.