ECLI:NL:GHSHE:2024:4011

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
20-003117-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot bloedonderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor een overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 900,00 opgelegd, subsidiair 18 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de raadsman van de verdachte, die vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met aanvulling en verbetering van de gronden. Het hof heeft overwogen dat het bloedonderzoek, dat iets later dan de wettelijke termijn was afgenomen, toch tot bewijs gebezigd mag worden. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, die hebben geoordeeld dat een termijnoverschrijding niet automatisch leidt tot bewijsuitsluiting, vooral niet als deze in het voordeel van de verdachte werkt.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij 48 uur voor zijn aanhouding geen drugs had gebruikt, ongeloofwaardig was. De waarnemingen van de verbalisant en de resultaten van het bloedonderzoek steunen elkaar, wat heeft geleid tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Het hof heeft het verweer van de raadsman tot vrijspraak in al zijn onderdelen verworpen en het vonnis van de politierechter bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003117-23
Uitspraak : 5 december 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 7 november 2023, in de strafzaak met parketnummer 96-099415-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994’, de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 900,00, subsidiair 18 dagen hechtenis en bepaald dat de verdachte de geldboete mag voldoen in 9 termijnen van elk groot € 100,00. Voorts heeft de politierechter aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust.
Voorts zal het hof – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerst volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
In hetgeen de raadsman ter terechtzitting naar voren heeft gebracht met betrekking tot de strafoplegging, ziet het hof, gezien de ernst van het bewezenverklaarde en gelet op een juiste normhandhaving, geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de politierechter.
Aanvullende bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe werd aangevoerd dat het bloedonderzoek niet binnen anderhalf uur nadat de medewerking van de verdachte aan het bloedonderzoek werd gevorderd, bij de verdachte werd afgenomen. Volgens de raadsman was in deze situatie geen sprake van een bijzondere omstandigheid waardoor van voornoemde termijn kon worden afgeweken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering vormt, welke moet leiden tot bewijsuitsluiting van het door het bloedonderzoek verkregen resultaat. Bij deze stand van zaken dient, na bewijsuitsluiting van het resultaat uit het bloedonderzoek, vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt, aan de hand van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, vast dat het bloedonderzoek ongeveer 6 minuten later dan de in artikel 12 van het ‘Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer’ gestelde termijn van anderhalf uur na vordering tot medewerking, bij de verdachte werd afgenomen. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat het THC-gehalte in het bloed van de verdachte 5,8 microgram per liter bloed bedroeg.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of deze termijnoverschrijding een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering vormt. Het hof is van oordeel dat van een onherstelbaar vormverzuim weliswaar sprake was maar dat de schending van de geschonden norm zeer gering is geweest, zodat het hof zal volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het resultaat uit voornoemd bloedonderzoek tot het bewijs gebezigd mag worden, aangezien de voornoemde termijnoverschrijding de uitkomst van het bloedonderzoek zou kunnen beïnvloeden. Het hof is van oordeel dat het resultaat uit het bloedonderzoek tot het bewijs gebezigd mag worden, ondanks dat deze buiten de termijn werd afgenomen. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:619) op dit punt heeft overwogen. Dat het bloedonderzoek aldus buiten de termijn van anderhalf uur na vordering bij de verdachte was afgenomen, heeft in het voordeel, althans in ieder geval niet in het nadeel van de verdachte gewerkt nu de waarde van de werkzame stoffen in het bloed met de tijd afneemt.
Ten slotte acht het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij 48 uren voor zijn aanhouding geen drugs had gebruikt, ongeloofwaardig. Het hof merkt daarbij op dat verbalisant [verbalisant] op het moment van controle in verband met een verkeersovertreding, bij verdachte een geur van cannabis en rooddoorlopen ogen heeft waargenomen. De resultaten van het bloedonderzoek en deze waarneming steunen elkaar over een weer. Het hof heeft op basis van deze wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman in al zijn onderdelen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. C.A. van Roosmalen en mr. J.M. Ghrib, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 5 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.