3.2.1.In deze procedure vorderde de Staat in eerste aanleg om de vereniging, [persoon A] en [appellant] de volgende gedragingen en/of handelingen (samengevat) te verbieden:
1. het adviseren, oproepen, bijstaan of vertegenwoordigen van belastingplichtigen in het kader van de indiening (met behulp van onder meer de onder vordering 3 genoemde teksten
en/of woorden van vergelijkbare strekking) van aangiften, bezwaren en/of verzoeken om
ambtshalve vermindering waarin ten onrechte een gift aan de Staat der Nederlanden en/of de
Belastingdienst en/of een andere ANB1 is opgenomen;
2. het adviseren, oproepen, bijstaan of vertegenwoordigen van belastingplichtigen in het kader van het onthouden van medewerking en/of het niet (inhoudelijk) reageren op vragen of
verzoeken om informatie van (medewerkers van) de Belastingdienst (met behulp van onder
meer de onder vordering 3 genoemde teksten en/of woorden van vergelijkbare strekking);
3. het gebruiken van teksten met een inhoud als vermeld in productie 15 t/m productie 32 bij
dagvaarding, dan wel van gelijke strekking, in contacten met medewerkers van de Belastingdienst, waaronder:
dat alle betalingen aan ANBl’s als gift aftrekbaar zijn;
dat de Nederlandse Staat een ANBI is en dat daarom alle betalingen als gift aftrekbaar zijn;
dat de Nederlandse Grondwet niet geldig is;
at de Belastingdienst geen contract heeft met een belastingplichtige en dat deze daarom tot niets verplicht is;
dat de Belastingdienst de wilsverklaring tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige ter inzage moet leggen;
dat medewerkers en/of kantoren van de Belastingdienst niet (goed) staan ingeschreven in de Kamer van Koophandel;
dat medewerkers van de Belastingdienst op persoonlijke titel aansprakelijk zijn;
dat medewerkers van de Belastingdienst zich schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten door te corresponderen met belastingplichtigen en/of door het beoordelen van ingestuurde aangiftebiljetten:
dat een vooraankondiging van een dagvaarding zal worden gestuurd, gekoppeld aan een dwangsom, omdat de (medewerker van de) Belastingdienst zich (mogelijk) schuldig maakt aan strafbare feiten:
dat de fiscale wetgeving en/of een betalingsverplichting aan de Belastingdienst niet rechtsgeldig is:
dat alles wat de Belastingdienst doet dan wel medewerkers van de Belastingdienst doen, neerkomt op het plegen van fraude:
dat de Staat der Nederlanden een formulier periodieke schenking niet wil ondertekenen;
dat belastingen op vrijwillige basis, zonder grondslag, betaald worden;
dat bij de Kamer van Koophandel gecontroleerd wordt of functionarissen/medewerkers van de Belastingdienst juist staan ingeschreven, welke rechtsbevoegdheid zij hebben binnen de organisatie en ook of zij als aandeelhouder staan vermeld bij de Belastingdienst;
dat duidelijkheid verkregen moet worden of de medewerker die namens de Belastingdienst handelt dat op persoonlijke titel doet of als rechtspersoon en dat bij weigering sprake is van een schending van de AVG;
dat de vereniging, [appellant] en [persoon A] in december 2022, juni 2023 of op andere momenten documenten hebben afgegeven bij de Belastingdienst, dat die documenten antwoorden op de vragen van de Belastingdienst zouden bevatten en dat de Belastingdienst gehouden is die eerder afgegeven documenten te raadplegen en daarmee rekening te houden bij de behandeling van andere individuele belastingdossiers;
dat het handelen van medewerkers van de Belastingdienst om één van de hiervoor genoemde redenen niet legitiem is;
4. het beschikbaar stellen en/of verstrekken van teksten aan derden met een inhoud als vermeld in productie 15 t/m productie 32 bij dagvaarding, dan wel van gelijke strekking, waaronder de onder vordering 3 onder a. tot en met q. genoemde teksten;
5. het namens of met belastingplichtigen aan medewerkers van de Belastingdienst toezenden
van ‘zekerheidstellingovereenkomsten’ (als bedoeld in productie 17 bij dagvaarding), waarin gedreigd wordt met juridische stappen tegen medewerkers van de Belastingdienst:
6. het verstrekken en/of beschikbaar stellen aan derden van de onder vordering 5 bedoelde
‘zekerheidstellingovereenkomsten’;
en de vereniging, [persoon A] en [appellant] :
7. verbiedt onjuiste en/of misleidende informatie - via de media (met inbegrip van internet)
of via andere kanalen - te verspreiden die:
evident in strijd is met de inhoud van de belastingwetgeving; en/of
aanzet tot de veronachtzaming van de fiscale verplichtingen; en/of
de belangen van de Belastingdienst en derden (kan) schaden;
8. beveelt per direct, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen
termijn de reeds gepubliceerde informatie als bedoeld in vordering 7 (daaronder begrepen
teksten met een inhoud of strekking als bedoeld in vordering 3), die is te herleiden tot
de vereniging, [persoon A] of [appellant] , van het internet of andere kanalen te (doen) verwijderen en verwijderd te houden;
9. verbiedt onjuiste en/of misleidende informatie - via de media (met inbegrip van internet)
of via andere kanalen - te verspreiden over:
de (on)bevoegdheid van functionarissen van de Belastingdienst; en/of
de rechts(on)geldigheid van de Grondwet en de belastingwetgeving; en/of
over het recht op giftenaftrek;
10. beveelt per direct, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te
bepalen termijn, de reeds gepubliceerde informatie als omschreven in vordering 9, die is te
herleiden tot de vereniging, [persoon A] of [appellant] , van het internet of andere kanalen te (doen) verwijderen en verwijderd te houden;
11. beveelt de volgende tekst, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie zoveel mogelijk in overeenstemming hiermee vast te stellen tekst, binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn op de website van de vereniging
( [website] ), en alle andere (nieuws)kanalen waarvan de vereniging, [appellant] en [persoon A] gebruik maken, te plaatsen en daarbij te bepalen (i) dat dit moet geschieden op een zodanige plaats dat de tekst voor elke bezoeker van de site of het desbetreffende nieuwskanaal direct zichtbaar en leesbaar is, (ii) dat daarbij geen commentaar mag worden geplaatst dat afbreuk doet aan inhoud en strekking van de te plaatsen tekst, en (iii) de te plaatsen tekst gedurende ten minste zes maanden direct zichtbaar en leesbaar moet blijven voor elke bezoeker van de site of het desbetreffende nieuwskanaal:
"De voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij vonnis van [datum] geoordeeld dat de [de vereniging] , [persoon A] en [appellant] onrechtmatig handelen jegens de Belastingdienst door overduidelijk onjuiste en misleidende informatie te verspreiden over de fiscale aftrekbaarheid van betalingen aan ANBI's. Het is onjuist dat elke betaling aan een ANBI (zoals de betaling van een belastingschuld of (verkeers)boete, ingehouden loonheffing, zorgverzekeringspremies, betalingen voor de levering van gas, water of licht of de betaling van huur voor een woning) een aftrekbare gift oplevert.
De voorzieningenrechter heeft de [de vereniging] , [persoon A] en [appellant] verboden om dergelijke onjuiste en misleidende informatie te verspreiden en verboden om bijstand te verlenen bij het claimen van aftrek van betalingen die geen aftrekbare gift zijn.
Ook heeft de voorzieningenrechter de [de vereniging] , [persoon A] en [appellant] bevolen om deze mededeling te plaatsen op de website en andere (nieuws)kanalen waarvan de [de vereniging] , [persoon A] en [appellant] gebruik maken. "
12. beveelt op de datum van het te dezen te wijzen vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, aan de onder de 1 t/m 11 omschreven verboden en bevelen te voldoen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de vereniging, [persoon A] en [appellant] daarmee in gebreke blijven, en daarbij te bepalen dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor verbeurde dwangsommen;
13. de vereniging, [persoon A] en [appellant] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis;
14. de vereniging, [persoon A] en [appellant] hoofdelijk veroordeelt in de nakosten, conform het liquidatietarief;
15. verklaart dat het vonnis, de proceskostenveroordelingen daaronder begrepen, uitvoerbaar
bij voorraad zal zijn.
3.2.4.De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Staat bij het bestreden vonnis nagenoeg geheel toegewezen jegens de vereniging, [persoon A] en [appellant] . Alleen de vordering onder 7 sub c is deels afgewezen voor zover daarbij een verbod is gevorderd misleidende informatie te verstrekken die de belangen van derden kan schaden, omdat niet is gesteld of gebleken dat de Staat bevoegd is om ten behoeve van die derden een verbod te vorderen. De gegeven veroordelingen van de voorzieningenrechter berusten, samengevat, op de volgende overwegingen:
- De omstreden advisering door de vereniging is evident onjuist. Er kan niet serieus
worden volgehouden dat inkomstenbelasting uit vrijgevigheid wordt betaald, nu deze door de Belastingdienst wordt ingevorderd op grond van belastingwetgeving. Tegenover de verschuldigde belasting staat ook een tegenprestatie, bijvoorbeeld in de vorm allerlei collectieve voorzieningen. De onjuistheid van het standpunt blijkt ook uit de door de Staat aangehaalde constante jurisprudentie. De vereniging, die zich afficheert als adviesverlener (op fiscaal gebied) moet worden geacht van die jurisprudentie, en daarmee met de uitleg van artikel 6.33 Wet IB op de hoogte te zijn en had daaruit moeten concluderen dat haar adviezen evident onjuist zijn;
- Ook indien zou worden uitgegaan van de veronderstelling dat ‘slechts’ 500 belastingaangiften, bezwaarschriften en verzoeken om ambtshalve vermindering zouden zijn gedaan, dan is dat een groot aantal. Voor de vereniging was voorzienbaar dat door haar omstreden advisering schade ontstaat voor de Staat/de Belastingdienst, nu de Belastingdienst extra capaciteit moet inzetten voor het beoordelen van die aangiften, bezwaarschriften en verzoeken, terwijl die evident ongegrond zijn;
- De vereniging handelt ook onrechtmatig jegens de Belastingdienst door haar ambtenaren er van te betichten dat zij onbevoegd zijn en/of frauduleus handelen. In verband
daarmee is het ook onrechtmatig om de zogenaamde ‘zekerheidstellingovereenkomsten’ aan ambtenaren van de Belastingdienst te zenden, of om deze overeenkomsten (aan leden
van de vereniging) ter beschikking te stellen;
- De Staat lijdt niet alleen financiële schade, maar ook immateriële schade, doordat de integriteit van de Belastingdienst, (mede) door de ongefundeerde en ernstig beschadigende verwijten aan individuele ambtenaren door de vereniging, in twijfel wordt getrokken;
- Het omstreden handelen, waarvan is geconstateerd dat het onrechtmatig is, heeft in het maatschappelijk verkeer te gelden als handelen van de vereniging, zodat deze voor dat handelen aansprakelijk kan worden gehouden. De bestuursleden van de vereniging, [persoon A] en [appellant] , zijn voor het onrechtmatige handelen van de vereniging aansprakelijk, omdat hen een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van dat handelen.