18.3.Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de
hiervoor bedoelde financiering en/of Nationale Hypotheek Garantie en/of toestemming
en/of toezegging(en) en /of andere zaken te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept, dient er zorg voor te dragen dat de mededeling dat
de ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de werkdag na de datum waarvan in de
betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is
ontvangen.
Deze mededeling dient schriftelijk en goed gedocumenteerd via gangbare
communicatiemiddelen te geschieden. Indien de koper de ontbinding wenst in te roepen als
gevolg van het (tijdig) ontbreken van een financiering als bedoeld in artikel 18. l onder
sub a. wordt, tenzij partijen anders overeenkomen, onder 'goed gedocumenteerd'
verstaan dat één afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan
verkoper of diens makelaar dient te worden overgelegd.In aanvulling hierop(.. . )
komen partijen overeen dat koper de/het volgende stuk(ken) dient over te leggen om te
voldoen aan het vereiste van 'goed gedocumenteerd':Kopie van de hypotheekaanvraag met bijbehorende documenten inclusief bericht van afwijzing van de financiële
instelling zijnde niet de intermediair.(... )
Alsdan zijn beide partijen van deze
koopovereenkomst bevrijd.(...) "
-Op 1 februari 2022 heeft [persoon A] van [bedrijf A] hypotheken (hierna: [persoon A] )
namens [geïntimeerden] een financiering aangevraagd voor de onroerende zaak bij Rabobank
voor een bedrag van € 115.000,00. Rabobank heeft die financieringsaanvraag afgewezen.
-Bij e-mail van 15 maart 2022 aan de makelaar van [appellanten] , [makelaar A] (hierna: [makelaar A] ), heeft [persoon A] zich namens [geïntimeerden] beroepen op ontbinding
van de koopovereenkomst wegens de door de Rabobank afgewezen financieringsaanvraag.
-In de brief van Rabobank van 16 maart 2022 waarin de hypotheekaanvraag van [geïntimeerden]
is afgewezen is vermeld:
“(...)
Helaas moeten wij u melden dat wij u deze financiering niet kunnen verstrekken. De reden hiervoor is dat het onderpand, [adres] , geen woonbestemming heeft en hierdoor kunnen wij het onderpand niet beoordelen als een woning met (enkel) bestemming wonen.(...)”
- In een e-mail van 17 maart 2022 aan [makelaar A] , heeft [geïntimeerden] bevestigd van de koop af te zien.
- Op 20 maart 2022 hebben partijen elkaar gesproken over de niet verkregen financiering
voor de onroerende zaak. [appellanten] heeft aangegeven bereid te zijn een lening aan [geïntimeerden] voor een bedrag van € 50.000 te overwegen. [geïntimeerden] is daar niet op ingegaan.
- [makelaar A] heeft bij e-mail van 21 maart 2022 aan [geïntimeerden] laten weten dat [appellanten] het gedane beroep op de ontbindende voorwaarde niet accepteert.
- Naar aanleiding van de afwijzing door Rabobank heeft [makelaar A] contact opgenomen met Rabobank. Daarop heeft [persoon B] (hierna: “ [persoon B] ”) van Rabobank bij e-mail van 28 maart 2022 gereageerd en medegedeeld
“(…)
De gemeente kan inderdaad via een omgevingsvergunning ander gebruik toestaan. Dus zoals in dit geval toestemming geven om het geheel als woning te gebruiken. Daarmee is deze functiewijziging net zo hard en geldt die ook voor iedere volgende eigenaar.Juridisch is de woonbestemming en woonvergunning dus inderdaad hetzelfde. In ons acceptatiebeleid wordt gesproken over een woonbestemmingen bij de acceptatie is dat daarom geëist, we zouden op dit punt nu dus verder kunnen middels een afwijking op ons beleid.
Dat wil echter nog niet zeggen dat we kunnen financieren.
(...)”
- Bij brief van 1 april 2022 (met het opschrift “ingebrekestelling” is [geïntimeerden] door [makelaar A] gesommeerd om zijn verplichting om de onroerende zaak af te nemen alsnog na te komen.
- Als reactie daarop heeft de advocaat van [geïntimeerden] bij e-mail van 5 april 2022 onder meer
medegedeeld dat zijn cliënten zich recht- en regelmatig hebben beroepen op de in de koopovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde, dat de koopovereenkomst met
het inroepen van die ontbindende voorwaarde al is ontbonden en dat er voor hen geen verplichting meer bestaat tot nakoming.
-In aanvulling op de afgewezen financiering heeft mevrouw
[persoon B] van Rabobank (bij e-mail van 5 april 2022 aan [persoon A] ) medegedeeld:
"We hebben de financieringsaanvraag groot € 115.000,-- van [geïntimeerde sub 1]
en [geïntimeerde sub 2] wonende aan [woonadres]
afgewezen. Er is mij gevraagd of een financiering van € 50.000,-- wel mogelijk is.
Hierbij bevestig ik dat wij momenteel ook een financieringsaanvraag van € 50.000,00
zullen afwijzen. De reden is dat een financiering op onderpand [adres]
momenteel niet past in ons acceptatiebeleid en wij daarom niet
overgaan tot het aanbieden van een hypotheekofferte.(…)"
- Bij brief van 12 april 2022, gericht aan de advocaat van [geïntimeerden] , heeft de advocaat van [appellanten] medegedeeld de koopovereenkomst conform artikel 14 van die overeenkomst te ontbinden en aanspraak te maken op een schadevergoeding die in ieder geval het door [geïntimeerden] verschuldigde boetebedrag van € 47.500,00 betreft.
- Op l juli 2022 heeft [appellanten] de woning aan andere kopers verkocht voor een bedrag van € 385.000,00 kosten koper.
De procedure bij de rechtbank
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [appellanten] in eerste aanleg -na bij akte van 10 januari 2022 gedane vermeerdering van eis- voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerden] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellanten] te betalen het bedrag van € 90.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 47.500,00 vanaf de dag van ontbinding van de koopovereenkomst, zijnde 12 april 2022, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening, en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 42.500,00 vanaf de dag van de mondelinge behandeling, zijnde 10 januari 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, de nakosten advocaat daaronder begrepen.
3.2.2.Aan deze vordering had [appellanten] in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat hij de koopovereenkomst op 12 april 2022 kon ontbinden wegens tekortschieten van [geïntimeerden] in de nakoming van zijn verplichting de onroerende zaak af te nemen. [appellanten] stelt dat [geïntimeerden] zich niet op eerdere ontbinding wegens het niet verkrijgen van een financiering kan beroepen omdat er een financiering is aangevraagd voor € 115.000,00 in plaats van € 50.000,00 en voor een woning terwijl hij een deel van het gekochte wilde gebruiken als galerie en kantoorruimte. Hierdoor is er geen passende aanvraag gedaan. [appellanten] stelt verder dat [geïntimeerden] in strijd met artikel 18 lid 3 van de koopovereenkomst heeft gehandeld omdat hij niet al het redelijk mogelijke heeft gedaan om een financiering te verkrijgen. [appellanten] was bereid om mee te werken aan uitstel van het transport en bereid om de financiering van € 50.000,00 aan [geïntimeerden] te verstrekken. [appellanten] stelt dat [geïntimeerden] op grond van artikel 14 lid 2 van de koopovereenkomst het boetebedrag van € 47.500,00 verschuldigd is en een aanvullende schadevergoeding van € 42.500,00 wegens de uiteindelijk lagere verkoopprijs van de woning.
3.2.3.[geïntimeerden] heeft in eerste aanleg gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het tussenvonnis van 10 augustus 2022 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het eindvonnis van 22 februari 2023 waarvan beroep heeft de rechtbank (kort weergegeven)
-geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerden] een niet passende financieringsaanvraag heeft gedaan (rechtsoverweging 4.5.);
-geoordeeld dat -oordelend dat ‘al het redelijke doen’ als genoemd onder artikel 18.3 van de koopovereenkomst ziet op het verkrijgen van een financiering als vermeld onder artikel 18.1 van de koopovereenkomst en dus alleen van een bank of verzekeraar én voor 18 maart 2022- niet geconcludeerd kan worden dat [geïntimeerden] niet al het redelijk mogelijke heeft gedaan om de financiering te verkrijgen (rechtsoverweging 4.6.);
en
-het beroep van [appellanten] op door [geïntimeerden] gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat de koop door zou gaan ongeacht het financieringsvoorbehoud verworpen (rechtsoverweging 4.8.- 4.10.).
Op grond van een en ander heeft de rechtbank geconcludeerd dat [geïntimeerden] een gerechtvaardigd beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud en de koopovereenkomst daarmee op 15 maart 2022 is ontbonden, zodat [appellanten] geen beroep meer kon doen op ontbinding per 12 april 2022 (rechtsoverweging 4.11.).
De rechtbank heeft de vordering van [appellanten] dan ook afgewezen en [appellanten] in de proceskosten, inclusief nakosten, veroordeeld.
De procedure in hoger beroep