[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres] .
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
- ‘oplichting, meermalen gepleegd’ (feit 1), en
- ‘opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd’ (feit 2),
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair bepleit dat de zaak op grond van het bepaalde in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering teruggewezen dient te worden naar de rechtbank. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 30 november 2014, te Eindhoven en/of Wanssum, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer perso(o)n(en), onder wie
- [benadeelde partij 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 16.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 50.000 euro, in elk geval enig bedrag, en/of
- [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 30.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 13.300 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 45.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 40.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 30.000 euro, in elk geval enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, voornoemde perso(o)n(en) voorgewend dat:
- voornoemd(e) geldbedrag(en) (telkens) (volledig) zou(den) worden gestort en/of geïnvesteerd en/of belegd en/of beheerd in (een) annuïteitendeposito('s) en/of (een) stamrecht B.V.('s), en/of
- er een gegarandeerde maandelijkse en/of jaarlijkse rente aan hem/haar/hen zou worden uitgekeerd (tot aan de einddatum polis), en/of
- het ingelegde bedrag op einddatum polis zou worden teruggestort op een door voornoemde perso(o)n(en) aangewezen (deposito)rekening
voornoemde perso(o)n(en) voorgewend dat hij een vergunning had voor en daarom ook bevoegd was tot het verkopen en/of afsluiten van (dergelijke) annuïteitendeposito's (bij [B.V. 1] ),
zich (daarbij) voorgedaan als financieel adviseur (welke namens [B.V. 1] zou fungeren) en/of als bonafide (en tevens bevoegde/gemachtigde) verstrekker van annuïteitendeposito's, en ter onderbouwing van dit voorkomen - onder meer - gebruik gemaakt van:
- ( een) valselijk opgemaakte offerte(s) en/of polis(sen) en/of
- ( vervalst) briefpapier van [B.V. 1] en/of
- het visitekaartje van [B.V. 1] , althans het gebruik van het logo van [B.V. 1] waartoe verdachte niet bevoegd was en/of
- ( daarbij) onrechtmatige verwijzingen naar en/of vermeldingen van het Kamer van Koophandel nummer en de adresgegevens van [B.V. 2] ,
voornoemde perso(o)n(en) gevraagd de/het voornoemd(e) bedrag(en) voor het afsluiten van (een) annuïteitendeposito('s) over te maken naar
- de rekening (1882.59.619) van [stichting 1] , en/of
- de rekening (6121.01.576) van [B.V. 3] ,
althans, rekeningen ten name van een andere (rechts)persoon dan verdachte, terwijl hij verdachte in werkelijkheid (te weten als bestuurder en/of penningmeester) wel de beschikking had over en/of toegang had tot die/dat rekeningnummer(s) en de daarop gestorte geldbedragen,
zich via de mail voorgedaan als een ander persoon, te weten [betrokkene 1] , zijnde aandeelhouder en/of medewerker van [B.V. 1] , waarbij hij tevens gebruikt heeft gemaakt van een aan die [betrokkene 1] zijn naam gerelateerd mailadres (te weten [e-mailadres 1] ) welke niet aangemaakt was en/of niet gebruikt werd door [betrokkene 1] en/of aangegeven dat voornoemde [betrokkene 1] (tijdelijk) zijn belangen zou behartigen in de [stichting 1] ,
waardoor er bij voornoemde perso(o)n(en) (telkens) (een) valse voorstelling(en) van zaken werd(en) gewekt en/of waardoor (vervolgens) voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot voornoemde afgifte(n);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 30 november 2014 te Eindhoven en/of Wanssum, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) polis(sen) en/of (krediet)overeenkomst(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/deze echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat die polis(sen) en/of (krediet)overeenkomst(en) werden opgesteld, ondertekend en/of verstrekt om zo personen aan te zetten tot verstrekking van bepaalde geldbedragen en/of het aangaan van bepaalde schulden en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat hij, verdachte, en/of een of meer andere perso(o)n(en), op de polis(sen) een valse/onjuiste adressering en/of vals/onjuist KvK-nummer (toebehorende aan [B.V. 2] ) en/of onbevoegd een logo van en/of verwijzing naar (het bedrijf) [B.V. 1] heeft vermeld en/of na ondertekening van de (krediet)overeenkomst een tekstuele wijziging/toevoeging daarin heeft aangebracht (aangaande de hoogte van een af te sluiten lening) en/of de (krediet)overeenkomst heeft/hebben ondertekend met een (valse) handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde partij 9] , ter bevestiging van de juistheid van de op dat formulier vermelde gegevens.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat verdachte ten onrechte een behandeling van zijn strafzaak in twee feitelijke instanties is onthouden en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank verlangt. Daaraan is ten grondslag gelegd – kort samengevat – dat de rechtbank niet zonder nader onderzoek te doen naar het niet ter terechtzitting verschijnen van verdachte, aan een inhoudelijke behandeling van de zaak had mogen toekomen. Hoewel de verdachte op 17 september 2019 niet op de terechtzitting in eerste aanleg is verschenen, is op die dag namelijk wel een raadsman ter terechtzitting verschenen, die – zo volgt uit het proces-verbaal ter terechtzitting – naar voren heeft gebracht dat de verdachte hem had verzocht rechtsbijstand te verlenen, dat er e-mailcontact is geweest over de zaak tussen de raadsman en de verdachte, dat de raadsman de verdachte niet telefonisch heeft kunnen bereiken en dat de raadsman zich, gelet op deze omstandigheden, niet gemachtigd voelde namens de verdachte de verdediging te voeren. Vervolgens heeft de rechtbank de zaak bij verstek behandeld, zonder onderzoek te doen naar de reden voor verdachtes afwezigheid ter terechtzitting. Dat levert een ernstig vormverzuim op, zodat gelet op het in artikel 423, tweede lid, Wetboek van Strafvordering besloten liggende beginsel de zaak teruggewezen dient te worden naar de rechtbank.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt het navolgende vast:
uit de akte van uitreiking van de gerechtelijke brief d.d. 4 september 2019 blijkt dat de oproeping voor de terechtzitting van de rechtbank d.d. 17 september 2019 in persoon aan de verdachte is uitgereikt;
ter terechtzitting van 17 september 2019 is de verdachte niet verschenen;
de raadsman van de verdachte was wel aanwezig, maar hij was niet uitdrukkelijk gemachtigd tot het voeren van de verdediging namens de verdachte;
de raadsman heeft geen verzoek gedaan tot het aanhouden van de zaak, en tegen de verdachte is vervolgens door de rechtbank verstek verleend.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de rechtbank in deze situatie in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat de verdachte er geen prijs op heeft gesteld ter terechtzitting te verschijnen en/of aldaar door zijn raadsman het woord ter verdediging te laten voeren en derhalve op juiste gronden verstek heeft verleend. De situatie als bedoeld in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich in onderhavig geval niet voor.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat door of namens de verdachte niet is aangevoerd dat hij, al dan niet door onvoorziene omstandigheden, niet in staat was om ter terechtzitting van 17 september 2019 te verschijnen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 november 2014 in Nederland, meermalen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, en door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
personen, onder wie
- [benadeelde partij 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 16.000 euro, en
- [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 50.000 euro en
- [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 30.000 euro en
- [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 13.300 euro en
- [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 45.000 euro en
- [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 40.000 euro en
- [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 30.000 euro,
hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
voornoemde personen voorgewend dat:
- voornoemde geldbedragen telkens volledig zouden worden gestort en/of geïnvesteerd en/of belegd en/of beheerd in annuïteitendeposito's en/of stamrecht B.V.'s, en/of
- er een gegarandeerde maandelijkse en/of jaarlijkse rente aan hen zou worden uitgekeerd (tot aan de einddatum polis), en/of
- het ingelegde bedrag op einddatum polis zou worden teruggestort op een door voornoemde personen aangewezen (deposito)rekening
voornoemde personen voorgewend dat hij bevoegd was tot het verkopen en/of afsluiten van (dergelijke) annuïteitendeposito's (bij [B.V. 1] ),
zich daarbij voorgedaan als financieel adviseur (welke namens [B.V. 1] zou fungeren) en als bonafide en tevens bevoegde/gemachtigde verstrekker van annuïteitendeposito's, en ter onderbouwing van dit voorkomen - onder meer - gebruik gemaakt van:
- valselijk opgemaakte offertes en polissen en
- vervalst briefpapier van [B.V. 1] en/of
- het visitekaartje van [B.V. 1] , waartoe verdachte niet bevoegd was en
- daarbij onrechtmatige verwijzingen naar en/of vermeldingen van het Kamer van Koophandel nummer en de adresgegevens van [B.V. 2] ,
voornoemde personen gevraagd de voornoemde bedragen voor het afsluiten van annuïteitendeposito's over te maken naar
- de rekening (1882.59.619) van [stichting 1] , en/of
- de rekening (6121.01.576) van [B.V. 3] ,
althans rekeningen ten name van een andere (rechts)persoon dan verdachte,
terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid (te weten als bestuurder en/of penningmeester) wel de beschikking had over en/of toegang had tot die rekeningnummers en de daarop gestorte geldbedragen,
waardoor er bij voornoemde personen een valse voorstelling van zaken werd gewekt en waardoor vervolgens voornoemde personen werden bewogen tot voornoemde afgiften;
2.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 november 2014 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse (krediet)overeenkomst - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die (krediet)overeenkomst werd opgesteld, ondertekend en/of verstrekt om zo personen aan te zetten tot verstrekking van bepaalde geldbedragen en bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, de (krediet)overeenkomst heeft ondertekend met een valse handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde partij 9] , ter bevestiging van de juistheid van de op dat formulier vermelde gegevens.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. In de onderhavige zaak heeft de verdachte ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten een bekennende verklaring afgelegd en is geen vrijspraak bepleit door de raadsman. Derhalve kan het hof volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in hoger beroep ten aanzien van deze feiten.
1. De bekennende verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch, negende meervoudige kamer voor strafzaken, van 29 oktober 2024;
2. Het overzichtsprocesverbaal d.d. 15 september 2016, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina’s 7 tot en met 37;
3. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 12 augustus 2016, dossierpagina’s 168 tot en met 170;
4. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 1] d.d. 21 april 2015, dossierpagina’s 187 tot en met 189;
5. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 10] d.d. 13 september 2013, dossierpagina’s 210 tot en met 219;
6. Een geschrift d.d. 2 juli 2009, kenmerk: [kenmerk 1] [benadeelde partij 10] , dossierpagina 214;
7. Een geschrift d.d. 1 december 2009, kenmerk [kenmerk 2] , dossierpagina 215;
8. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 9 december 2013, dossierpagina’s 223 tot en met 225;
9. Een geschrift d.d. 27 september 2011, kenmerk [kenmerk 3] , dossierpagina 228;
10. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 2] d.d. 30 april 2015, dossierpagina’s 230 en 231;
11. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] d.d. 12 december 2013, dossierpagina’s 233 tot en met 236;
12. Een geschrift d.d. 7 oktober 2009, kenmerk [kenmerk 4] , dossierpagina 237;
13. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] d.d. 1 juli 2014, dossierpagina’s 252 tot en met 254;
14. Een geschrift d.d. 17 september 2009, kenmerk [kenmerk 5] , dossierpagina 256;
15. Een geschrift d.d. 1 juni 2010, kenmerk [kenmerk 6] , dossierpagina 258;
16. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 1 juli 2014, dossierpagina’s 281 tot en met 287;
17. Een geschrift d.d. 19 oktober 2010, kenmerk [kenmerk 7] , dossierpagina 289;
18. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 5] d.d. 4 mei 2015, dossierpagina’s 338 en 339;
19. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 9] , mede namens [benadeelde partij 8] , d.d. 14 augustus 2014, dossierpagina’s 341 tot en met 351;
20. Een geschrift d.d. 20 maart 2008, kenmerk [kenmerk 8] , dossierpagina 359;
21. Een geschrift d.d. 18 september 2007, doorlopend krediet met hypotheekverklaring (aflosvrij) overeenkomstnummer [overeenkomstnummer 1] , dossierpagina 360;
22. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 9] d.d. 4 mei 2015, dossierpagina’s 495 tot en met 497;
23. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde partij 8] d.d. 18 augustus 2014, dossierpagina’s 571 tot en met 577;
24. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 6] d.d. 3 november 2014, dossierpagina’s 584 tot en met 586;
25. Een geschrift d.d. 5 oktober 2009, kenmerk [kenmerk 9] , dossierpagina 587;
26. Een geschrift d.d. 29 juli 2009, kenmerk [kenmerk 10] , dossierpagina 588;
27. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 7] d.d. 8 juli 2014, dossierpagina’s 969 tot en met 973;
28. Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2] d.d. 31 juli 2013, dossierpagina’s 616a tot en met 618;
29. Een geschrift d.d. 12 juli 2013, afkomstig van [verdachte] en gericht aan [betrokkene 2] , dossierpagina 619;
30. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 16 december 2015, dossierpagina’s 648 en 649;
31. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 12 mei 2015, dossierpagina’s 650 tot en met 652;
32. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 juli 2016, dossierpagina’s 962 en 963.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: