Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2022;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 september 2022;
- een brief van [de werkgever] met bijlagen, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2022;
- een e-mailbericht van [de werkgever] met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 november 2022;
- een e-mailbericht van [de werknemer] met aanvullende producties, ingekomen ter griffie op 14 maart 2023;
- een e-mailbericht van [de werkgever] met een aanvullende productie, ingekomen ter griffie op 21 maart 2023;
3.De beoordeling
e-mailbericht aan de leidinggevende van [de werknemer] gemeld.
“(…) Op 6 oktober zou ik met collega [de werknemer][toevoeging hof: [de werknemer] ]
meegaan naar een cliënt. Ik was heel standvastig in mijn keuze en wilde niet met een man meerijden. Ik gaf op het kantoor ook aan dat ik het niet echt gepast vind om met hem mee te gaan (i.v.m. het geloof, ik ben een praktiserende gelovige). (…) Na het gesprekje met de cliënt liepen wij naar buiten, het regende en [de werknemer] zei dat ik mee kan rijden omdat hij toch richting het kantoor gaat. Ik zei dat ik wel met de bus ga, maar op 1 of ander manier ben ik daarna toch ingestapt, omdat op kantoor ook werd verteld dat het geen probleem is om met hem mee te rijden, (…) We vertrokken en ik dacht dat wij direct naar het kantoor zouden gaan, hij reed en we kwamen op een hele enge afgelegen plek ergens op het platteland/in het bos. (…) Hij stapte zijn auto in en keek mij vaak aan. Hij vroeg vervolgens of ik iemand op het oog heb, of ik verloofd ben en of ik opensta voor een huwelijk. (…) Ik voelde mij niet veilig, omdat ik het een enge route vond. Ik wist niet wat ik moest doen. (…) Hierna gaf [de werknemer] in de auto aan dat hij het koud had, hij deed zijn handen bij elkaar en blies in zijn handen. Ik ging er niet op in. Vervolgens kwam hij met zijn hand naar mijn hand en zei mag ik je handen voelen, ik ontweek zijn handen en zei ga weg ik wil je niet aanraken. Hij zei nogmaals voel eens en kwam weer met zijn handen en ik duwde zijn handen weg en zei ophouden, mij niet aanraken!! Hij bleef doorgaan met proberen te grijpen naar mijn handen. Hij liet vervolgens zijn hand vallen op mijn been iets boven mijn knie. Hij maakte knijp bewegingen en ik zei hou op waar ben je mee bezig?? Duwde zijn hand weg en hij begon zijn hand/arm om mijn schouders hij kneep (op een rustige manier) in mijn nek. Ik was boos en angstig, maar ik hield mij in. Ik liet wel duidelijk merken dat ik dit echt niet oké vind. (…) Ik pakte mijn telefoon en hij zei waarom pak je jouw telefoon, geef je telefoon is?? Hij greep naar mijn telefoon maar had m goed vast. Hij zei dat hij alleen wilde kijken. Ik zei waar ben je mee bezig dit kan echt niet! (…) De rit naar [plaats 1] voelde aan als een rit van 2 uur. Hij bleef mij aankijken en bleef mij steeds aanraken op mijn schouders, nek en been. Ik gaf duidelijk aan dat hij moet kappen en dat ik hier echt niet van gediend ben. Hij gaf aan dat niemand ons ziet en zei opvallend vaak; je gaat toch tegen niemand zeggen he dat wij samen zijn. Ik zei hierop waar ben je mee bezig, je weet dat de collega’s weten dat wij samen zijn!?? Binnen ons geloof is het ook een strikt verboden zaak. Ik heb gevraagd of hij niet bang is voor God. Wetend dat Allah alles ziet. Daarop ging hij lachen. Ik stond versteld, ik kon het niet geloven en zei schaam je diep je hebt kinderen en een vrouw dit kan echt niet.
vertelt overeenkomt met wat de medewerker aangeeft, maar dat de medewerker verder vertelt dat hij naar een afgelegen plaats is gereden en ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond en haar telefoon heeft afgepakt.
- [stagiaire] , hiervoor genoemd: de stagiaire,
- [de moeder van de stagiaire] , de moeder van de stagiaire,
- [stagebegeleidster] , de stagebegeleidster,
- [leidinggevende] , hiervoor genoemd: de leidinggevende
- [de werknemer] en
- [de echtgenote van de werknemer] , de echtgenote van [de werknemer] .
3.22. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is daarmee het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer] . Dit betekent dat [de werkgever] geen transitievergoeding verschuldigd is aan [de werknemer] op grond van artikel 7:673 lid 7 onder c BW.