ECLI:NL:GHSHE:2024:3486

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
23/1585, 23/1586, 23/1587, 23/1588
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen belastingaanslagen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren van belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen. De belanghebbende, een BV gevestigd in een bepaalde vestigingsplaats, had geen bezwaar gemaakt binnen de wettelijke termijn van zes weken na de bekendmaking van de aanslagen. De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. Belanghebbende stelde dat de gemeente een gewoonte had om aanslagen buiten het lopende belastingjaar te verzenden, wat volgens hem de termijnoverschrijding verschoonbaar maakte. Het hof oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van bezwaar duidelijk was en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/1585, 23/1586, 23/1587, 23/1588
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 oktober 2023, nummers BRE 21/4917 t/m 21/4920, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
hierna: de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de onroerende zaak [adres]
in [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak), de volgende aanslagen opgelegd:
  • een aanslag reinigingsrecht voor het jaar 2020;
  • de op één biljet vermelde aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker en reclamebelasting voor het jaar 2020;
  • een aanslag precariobelasting voor het jaar 2020;
  • de op één biljet vermelde aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker, reinigingsrecht en reclamebelasting voor het jaar 2021.
1.2.
Belanghebbende heeft in één brief bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. De heffingsambtenaar heeft uitspraken gedaan en de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
1.6.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen [heffingsambtenaar] .
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is op 1 januari 2020 en op 1 januari 2021 gebruiker van de onroerende zaak.
2.2.
In de onroerende zaak was tot 9 oktober 2021 de schoenenwinkel van belanghebbende gevestigd.
2.3.
Aan belanghebbende zijn de in 1.1 genoemde aanslagen opgelegd.
2.4.
De aanslag reinigingsrecht 2020, met dagtekening 31 januari 2020, is door belanghebbende op 26 februari 2020 betaald.
2.5.
Met dagtekening 29 januari 2021 verzoekt belanghebbende de gemeente om een betalingsregeling voor de aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker en reclamebelasting voor het jaar 2020 met dagtekening 30 november 2020 en de aanslag precariobelasting met dagtekening 31 december 2020.
2.6.
Met dagtekening 9 februari 2021 verzoekt belanghebbende de gemeente om een betalingsregeling voor de aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker, reinigingsrecht en reclamebelasting voor het jaar 2021 met dagtekening 31 januari 2021.
2.7.
Met dagtekening 8 juni 2021 vraagt belanghebbende de gemeente om twee jaar uitstel van betaling.
2.8.
Met dagtekening 5 augustus 2021 verleent de gemeente belanghebbende uitstel van betaling voor onder andere de nog niet betaalde aanslagen, genoemd in 2.5 en 2.6, tot 31 juli 2022.
2.9.
Belanghebbende heeft bij brief van 24 augustus 2021, door de heffingsambtenaar ontvangen op 26 augustus 2021, bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de vier in 1.1 genoemde aanslagen in de uitspraken van 5 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de bezwaren van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
Op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 6:8, lid 1, Awb en artikel 6:24 Awb bedraagt de termijn voor het instellen van bezwaar tegen een aanslag zes weken en vangt die termijn op de dag volgend op de dag waarop de aanslag bekend is gemaakt.
4.2.
Ingevolge artikel 6:9, lid 2, Awb in samenhang met artikel 6:24 Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.3.
Uitgaande van een verzending van de aanslagen op de dag van dagtekening is de bezwaartermijn geëindigd op respectievelijk 14 maart 2020, 12 januari 2021, 12 februari 2021 en 15 maart 2021.
4.4.
Het bezwaarschrift van belanghebbende is op 24 augustus 2021 verzonden en is op 26
augustus 2021, buiten de termijnen, ontvangen door de heffingsambtenaar. In beginsel moeten de bezwaren dan niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat is alleen anders indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.5.
Belanghebbende voert aan dat de gemeente er een gewoonte van maakt de aanslagen buiten het lopende belastingjaar te verzenden. Volgens belanghebbende speelt de gemeente met de dagtekeningen, om hem de schuld te geven dat zij niet tijdig bezwaar gemaakt zou hebben.
4.6.
De termijn om een aanslag op te leggen is opgenomen in artikel 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Niet gebleken is dat de gemeente de termijn voor het opleggen van de aanslagen heeft overschreden. De wet schrijft niet voor dat de aanslagen in het lopende belastingjaar moeten worden opgelegd.
4.7.
Belanghebbende heeft niet gesteld dat hij de aanslagen niet heeft ontvangen. Dit is ook anderszins niet gebleken. Belanghebbende heeft in zijn brief van 29 januari 2021 immers verzocht om een betalingsregeling voor de aanslagen met dagtekening 31 december 2020 en met dagtekening 30 november 2020. In zijn brief met dagtekening van 9 februari 2021 verzoekt hij om een betalingsregeling voor de aanslag met dagtekening 30 januari 2021. De aanslag met dagtekening 31 januari 2020 is door belanghebbende betaald op 26 februari 2020.
4.8.
Belanghebbende heeft ter zitting gewezen op de verzoeken om kwijtschelding en uitstel van betaling. Die moeten naar zijn mening worden gezien als een bezwaarschrift. De heffingsambtenaar heeft deze niet aangemerkt als een bezwaarschrift en was naar het oordeel van het hof ook niet gehouden om dat te doen. De verzoeken zijn immers niet gericht tegen de grondslag van de aanslagen, maar gaan alleen over de betalingsproblemen van belanghebbende.
4.9.
Belanghebbende heeft de aanslagen, waarvoor de wettelijke bezwaartermijn van zes weken gold, ontvangen, maar heeft verzuimd daartegen tijdig bezwaar te maken. Dat de gemeente de aanslagen niet binnen het belastingjaar waarop de aanslag ziet oplegt, is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ook tegen de buiten het belastingjaar opgelegde aanslagen stond immers een bezwaartermijn van zes weken open, die belanghebbende ongebruikt voorbij heeft laten gaan. Ook overigens is niet gebleken dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Tussenconclusie
4.10.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.11.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.12.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

5.Beslissing

Het hof:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door L.B.M. Klein Tank, voorzitter, M.E. Smorenburg en J.K. Lanser, in tegenwoordigheid van E. Royakkers, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, De voorzitter,
E. Royakkers L.B.M. Klein Tank
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.