Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Samen1,in haar hoedanigheid van bewindvoerster en mentor van
[persoon C] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een eerder arrest, gewezen op 27 augustus 2024. Het verzoek was ingediend door [persoon B], vertegenwoordigd door mr. R.R.F.J. Palmen, die stelde dat er evidente cijfermatige vergissingen in het eerdere arrest waren gemaakt. Het hof had in dat arrest geoordeeld dat er een aantal kosten in mindering moesten worden gebracht op een totaalbedrag van € 29.750,00 aan dubieuze overboekingen door [persoon A]. Volgens [persoon B] waren echter een groot deel van deze kosten al door [persoon C] aan [persoon A] betaald, waardoor deze niet in mindering gebracht hadden mogen worden.
Mr. C.J.M. Dreessen, de advocaat van [persoon A], heeft gereageerd op het verzoek van [persoon B] en betoogd dat er geen sprake was van een kennelijke fout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. Het hof heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op basis van artikel 31 Rv een uitspraak kan worden verbeterd als er sprake is van een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout. Het hof concludeerde dat het bezwaar van [persoon B] niet kon worden aangemerkt als een kennelijke fout, en dat een onjuist oordeel slechts kan worden aangevochten door middel van een rechtsmiddel.
Daarom heeft het hof het verzoek tot verbetering van het arrest van 27 augustus 2024 afgewezen. De uitspraak is gedaan door de rechters R.R.M. de Moor, A.P. Zweers-van Vollenhoven en T. van der Valk, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 november 2024.