In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en woonachtig in Polen, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis waarin hij was veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een woning en het vernielen van goederen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de dagvaarding nietig verklaard zou worden, omdat deze niet tijdig was verzonden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de dagvaarding op rechtsgeldige wijze was uitgereikt, aangezien deze rechtstreeks per post naar het adres van de verdachte in Polen was verzonden, conform de geldende wet- en regelgeving. Het hof heeft daarbij verwezen naar relevante Europese en nationale wetgeving die de geldigheid van deze procedure ondersteunt.
Wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte geen grieven had ingediend en geen bezwaren had geuit tegen het vonnis. Hierdoor was het hof van mening dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor verdachten om tijdig en adequaat te reageren op vonnissen om hun recht op hoger beroep te waarborgen. De beslissing van het hof is op 4 november 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep.