Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
datum beslissing 30 oktober 2024
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, dat niet tijdig was ingediend. Het verzoek tot wraking werd pas 14 dagen na de zitting op 27 september 2024 ingediend, zonder dat verzoekster voldoende onderbouwing had gegeven voor haar stelling dat zij gedurende deze periode niet helder kon nadenken. De wrakingskamer oordeelde dat het tijdsverloop tussen de zitting en het indienen van het verzoek te lang was om nog te spreken van een geoorloofde verwerking van emotionele gebeurtenissen. Verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking van de drie raadsheren die haar zaak zouden behandelen.
De wrakingskamer overwoog dat, zelfs als verzoekster ontvankelijk zou zijn geweest, haar verzoek niet gegrond zou zijn verklaard. De enkele omstandigheid dat de raadsheren eerder betrokken waren bij een andere strafzaak tegen verzoekster, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De raadsheren worden geacht onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster geen feiten of omstandigheden had aangedragen die een vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De beslissing van de wrakingskamer werd in het openbaar uitgesproken, en het proces in de hoofdzaak kan voortgezet worden.