ECLI:NL:GHSHE:2024:338

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.310.330_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over afwijzing dekking door verzekeraar en zorgplicht van assurantietussenpersoon

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Kamer8cht V.O.F. en Adviesgroep [x] B.V. over de afwijzing van schadevergoeding door de verzekeraar ASR Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. na een inbraak in het bedrijfsgebouw van Kamer8cht. De verzekeraar weigerde dekking omdat Kamer8cht niet voldeed aan de beveiligingseisen die in de polis waren opgenomen. Kamer8cht stelt dat de assurantietussenpersoon, Adviesgroep [x] B.V., tekort is geschoten in zijn zorgplicht door onvoldoende informatie te verstrekken over de beveiligingseisen. De procedure begon met een vordering van Kamer8cht in eerste aanleg, waarin zij schadevergoeding eiste van € 19.592,93 en andere kosten. De kantonrechter wees de vorderingen af, waarna Kamer8cht in hoger beroep ging. Het hof heeft de grieven van Kamer8cht gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de assurantietussenpersoon niet nalatig is geweest. Het hof oordeelde dat Kamer8cht op de hoogte was van de beveiligingseisen en dat zij zelf verantwoordelijk was voor het voldoen aan deze eisen. De uitspraak van de kantonrechter werd bekrachtigd, en Kamer8cht werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.310.330/01
arrest van 6 februari 2024
in de zaak van
Kamer8cht V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Kamer8cht,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Leusden,
tegen
Adviesgroep [x] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 juli 2022 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 9354527 \ CV EXPL 21-3686 gewezen vonnis van 2 februari 2022.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 12 juli 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen;
  • de memorie van grieven inhoudende eiswijziging met producties;
  • de memorie van antwoord tevens antwoord op eiswijziging en productie;
  • de mondelinge behandeling na antwoord, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
De feiten
6.1.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
a. Kamer8cht heeft via [geïntimeerde] , als assurantietussenpersoon, verzekeringen afgesloten.
b. Voor deze procedure is van belang dat Kamer8cht op advies van [geïntimeerde] een inventaris- en goederenverzekering via Volmachtbedrijf Confident Limburg B.V. (hierna: “Confident”) heeft afgesloten bij ASR Schadeverzekerings-maatschappij N.V., onder polisnummer [polisnummer] .
c. Deze verzekering is medio 2017 aangepast wegens een adreswijziging en een hoger te verzekeren bedrag. Bij brief van 14 augustus 2017 heeft [geïntimeerde] het polisblad van de inventaris- en goederenverzekering onder polisnummer [polisnummer] , een blad met de clausule “Preventie” (hierna: het Clausuleblad) evenals het pakketblad met pakketnummer [pakketnummer] aan Kamer8cht verzonden. Het Clausuleblad bevat voor zover van belang de volgende voorwaarden:
“Clausule Preventie (bouwkundig/elektronisch/organisatorisch)
Schade door diefstal. vandalisme of brandstichting, is alleen gedekt als:
- er sprake is van inbraak aan het gebouw:
- er preventiemaatregelen genomen zijn die voldoen aan de eisen van het CCV, volgens risicoklasse 2 (…)
- deze maatregelen uitgevoerd zijn door en jaarlijks gecontroleerd worden door een BORG of VEB erkend beveiligingsbedrijf.
- de inbraakalarminstallatie volledig functioneert en daadwerkelijk ingeschakeld is tijdens de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt:
- er sprake is van een zorgvuldig sleutelbeheer (hieronder verstaan wij in ieder geval: dat bekend is wie de beschikking heeft over welke sleutel, dat codehouders een eigen. unieke code hebben en dat de sleutels en codes onderling niet worden uitgewisseld en toegezien wordt op de naleving daarvan:
- er sprake is van directe alarmopvolging.
Bij inbraakcompartimentering moeten waardevolle zaken worden opgeborgen in afgesloten ruimtes die aan de daarvoor geldende inbraakeisen voldoen. Als dit deel uitmaakt van de gekozen beveiligingsklasse moeten deze waardevolle zaken daarin zijn opgeborgen.
Als de alarminstallatie defect is, moet u direct maatregelen nemen om schade door diefstal.
vandalisme of brandstichting te voorkomen. Als herstel van de alarminstallatie niet binnen 24 uur mogelijk is, moet u direct contact met ons opnemen. Wij kunnen dan nieuwe afspraken met u maken die schade moeten voorkomen.
Neem ook contact niet ons op, bij:
- elke verbouwing of wijziging die van invloed kan hebben op de beveiliging (bv herindeling van de bedrijfsruimte of het -terrein);
- elke wijziging die de kans op diefstal. vandalisme of brandstichting kan beïnvloeden ( bv uitbreiding of wijziging van uw produktaanbod)
Als u niet aan bovenstaande voldoet, dan bieden wij geen dekking.”
d. Gedurende een bespreking op locatie op 29 januari 2019 heeft Kamer8cht het verzoek gedaan om het verzekerd bedrag te verhogen. [geïntimeerde] heeft een verslag van de bespreking van 29 januari 2019 opgesteld (hierna: het “Bezoekverslag”) en per e-mailbericht van 13 maart 2019 aan Kamer8cht verzonden. In het Bezoekverslag is voor zover van belang opgenomen:
“Onderwerp Controlebezoek verzekeringen(…)
Zakelijke verzekeringen:
Aanpassing inventarisverzekering naar € 25.000; computers, inventaris € 9.000,- en
zeldzame boeken € 6.000,- met als totaal verzekerd bedrag € 40.000,-. Hieronder valt ook de thuisserver. Kantoorruimte heeft een 2 sterrenslot en van de server-ruimte heeft u enkel, met de gebouweigenaar, de sleutel. (...)”
De verzekering is naar aanleiding van voornoemde bespreking per 29 januari 2019 gewijzigd naar een te verzekeren bedrag van €40.000,00.
Hierna is het polisblad van 29 januari 2019 aan Kamer8cht verstrekt. Bij dat polisblad was een clausuleblad gevoegd waarin dezelfde dekkingsvoorwaarden als in het hiervoor onder c. geciteerde Clausuleblad zijn vervat.
e. Tussen 2 en 4 juli 2019 is er ingebroken in het bedrijfsgebouw van Kamer8cht aan [adres] , kamer [kamernummer] , te [plaats 1] en zijn er goederen van Kamer8cht ontvreemd ter waarde van € 19.592,93. ASR heeft echter te kennen gegeven dat de schade niet wordt vergoed, omdat Kamer8cht niet aan de polisvoorwaarden voldoet. Het gebouw waarin Kamer8cht op dat moment gevestigd was, bleek niet beveiligd conform de eisen van het CCV, risicoklasse 2 en er bleek geen werkende alarminstallatie te zijn, hetgeen wel was vereist volgens de verzekeringspolis.
f. Hierna hebben partijen gecorrespondeerd met betrekking tot de beveiliging van het gebouw:
- Kamer8cht heeft de verhuurder, de heer [de verhuurder] , per e-mailbericht van 1 augustus 2019 als volgt bericht:
“Middels deze e-mail heb ik een bijzonder verzoek aan u.
Medio april 2017 hebben wij het eerste contact gehad betreffende het huren van een kantoorpand in het [locatie] te [plaats 1] .
U trad destijds op voor het concept De Werkplaats als verhuurder van kantoorpanden in betreffend gebouw.
Later in 2017 is de samenwerking tussen De Werkplaats en [locatie] beëindigd.
[locatie] is nu voor ons de verhuurder.
Wij hebben destijds met het oog op de prijsstelling gewikt en gewogen om de overstap vanuit onze vestiging in [plaats 2] naar [plaats 1] te maken.
Omdat allerlei kosten als internet, energie en m.n. alarm in de huurprijs inbegrepen waren bleek het voor ons een goede stap.
Over het alarm heb ik nu een aantal vragen maar allereerst de aanleiding.
In [plaats 2] hadden wij een alarminstallatie in gebruik.
Bij het verhuizen naar [plaats 1] zo werd mij door u verzekerd was een alarminstallatie niet nodig omdat in het gebouw alarm met doorschakeling naar een meldkamer aanwezig was.
Daarnaast zou er na 23:00 uur door bewaking inspectieronden plaatsvinden waarna het gebouw uitsluitend op verzoek toegankelijk zou zijn. Ook was er een camerasysteem dat door personeel in de nachtelijke uren bemand werd.
(…) Nu we voor de schadeafwikkeling een aanvraag bij de verzekeraar deden kwam het verzoek van de expert en maatschappij om een uitdraai van de alarmmelding en de doormelding naar de politie te overleggen.
Tot onze schrik blijkt die er niet te zijn!(…)
Mijn vragen aan u:
Kunt u mij schriftelijk bevestigen dat u ons heeft toegezegd dat het gebouw, zoals bovenstaand beschreven, voorzien was van alarm met doormelding naar een centrale. Bovendien een beveiliger s' nachts een aantal bewakingsronden in het gebouw verzorgde.
Om deze reden hebben wij nl. destijds gedacht geen alarm te hoeven installeren.
Wellicht is er nog een certificaat van de alarminstallatie voorhanden?
Graag deze e-mail in reply beantwoorden.”
- De verhuurder heeft bij e-mailbericht d.d. 2 augustus 2019 (om 09:20 uur) aan Kamer8cht als volgt gereageerd:
“Ik wil uw vraag graag bevestigend beantwoorden.
Destijds heb ik u bij het aangaan van het huurcontract inderdaad gezegd dat het gebouw over een alarm met doormelding beschikt.
Ook dat de beveiliging iedere avond en nacht ronden door en rond het gebouw maakte.”
- Bij e-mailbericht d.d. 2 augustus 2019 (om 10:24 uur) heeft Kamer8cht [geïntimeerde] vervolgens het volgende medegedeeld:
“Zie onderstaande e-mailwisseling.
Ik heb bij de voormalig verhuurder navraag gedaan iz het alarm dat destijds aan ons is toegezegd. Op deze basis hebben wij geen alarminstallatie In ons kantoor aangebracht.
Bij de indexering, op ons verzoek, begin dit jaar zijn wij er vanzelfsprekend van uitgegaan dat de situatie voor wat betreft alarm ongewijzigd was.
Daarbij heb ik als gezegd ook gevraag of wij een installatie moesten aanbrengen. Zo ja, dan zou dit terstond gebeuren. Jullie zouden dit voorleggen aan de maatschappij.”
6.2.
Het geschil in eerste aanleg
6.2.1.
In de onderhavige procedure heeft Kamer8cht in eerste aanleg – samengevat – gevorderd:
I voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de zorgplicht, welke van een goed opdrachtnemer mag worden verwacht of op andere wijze nalatig heeft gehandeld jegens Kamer8cht en derhalve aansprakelijk is voor de door Kamer8cht in dat kader geleden schade;
II vergoeding van de schade door [geïntimeerde] van € 19.592,93 aan Kamer8cht;
III veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 970,93 aan Kamer8cht aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente, en
IV veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, vermeerderd met rente, en de nakosten.
6.2.2.
Kamer8cht heeft aan haar vorderingen primair ten grondslag gelegd dat zij schade heeft door toedoen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft Kamer8cht onjuist dan wel onvolledig geïnformeerd. Zij heeft de zorg van een goed opdrachtnemer niet in acht genomen. Subsidiair stelt Kamer8cht dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst tussen partijen.
6.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
In het eindvonnis van 2 februari 2022 heeft de kantonrechter de vorderingen van Kamer8cht afgewezen en Kamer8cht in de proceskosten veroordeeld.
6.3.
Het geschil in hoger beroep
6.3.1.
Kamer8cht heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Kamer8cht heeft haar eis ter zake de door [geïntimeerde] te betalen schadevergoeding (hiervoor in rov. 6.2.1. onder II) gewijzigd en vordert in hoger beroep – met een verwijzing naar de schadevaststelling van 17 juli 2019 van de schade-expert van ASR Adviesgroep – [geïntimeerde] te veroordelen tot het vergoeden van een bedrag van € 16.025,00. Kamer8cht heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het (alsnog) toewijzen van haar gewijzigde vorderingen.
6.3.2.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot de bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van Kamer8cht in de proceskosten en nakosten.
6.4.
De grieven van Kamer8cht
6.4.1.
Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Deze grieven strekken tot toewijzing van de vorderingen van Kamer8cht uit hoofde van de schending van de zorgplicht dan wel wanprestatie door [geïntimeerde] . Grief I is gericht tegen r.o. 4.2. van het bestreden vonnis voor zover de kantonrechter daarin overweegt dat de afspraak die op 29 januari 2019 heeft plaatsgevonden op aandringen van [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden. Kamer8cht stelt dat de afspraak juist op haar aandringen was omdat zij – zakelijk weergegeven – vanwege de groei van haar onderneming meer inventaris en materiaal heeft aangeschaft en wilde laten nagaan of het te verzekeren bedrag verhoogd diende te worden.
Door middel van grief II betoogt Kamer8cht in de kern dat [geïntimeerde] haar in 2017 en 2019 had moeten informeren over de geldende beveiligingseisen, hetgeen [geïntimeerde] niet heeft gedaan. Zij stelt – samengevat – bij aanvang van de huur de juiste door haar verhuurder ontvangen informatie omtrent de getroffen beveiligingsmaatregelen te hebben doorgestuurd aan Confident en niet op de hoogte te zijn geweest van wijzigingen ten aanzien van die maatregelen. Omdat zij niet op de hoogte was van de door Confident gestelde beveiligingseisen heeft zij ook niet periodiek bij de verhuurder nagevraagd of de beveiligingsmaatregelen zoals die werden getroffen bij aanvang van de huur ongewijzigd waren. Volgens haar is de kantonrechter ten onrechte ervan uitgegaan dat Kamer8cht
en [geïntimeerde] allebei in de veronderstelling verkeerden dat de alarminstallatie die er was, afdoende was en is niet juist dat de kantonrechter ervan uit is gegaan dat de verhuurder niet de juiste informatie aan Kamer8cht heeft gegeven en dat die onjuiste informatie vervolgens door Kamer8cht is doorgeleid naar Adviesgroep [geïntimeerde] .
Grief III is gericht tegen de beslissing van de kantonrechter dat [geïntimeerde] terecht en op juiste grond, op basis van deze door Kamer8cht aan [geïntimeerde] verstrekte informatie een verzekering voor Kamer8cht heeft afgesloten en voor de schade van Kamer8cht niet aansprakelijk is. Veeggrief IV ten slotte, is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van Kamer8cht.
6.4.2.
Het hof stelt met betrekking tot het beroep van Kamer8cht op de schending van de zorgplicht door [geïntimeerde] , het volgende voorop. Een assurantietussenpersoon dient zijn werkzaamheden te verrichten met de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon in gelijke omstandigheden mag worden verwacht (artikel 7:401 BW). Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Kamer8cht de last te bewijzen dat [geïntimeerde] als assurantietussenpersoon in de nakoming van haar zorgplicht is tekortgeschoten.
6.4.3.
Het hof volgt Kamer8cht niet in haar betoog dat zij door [geïntimeerde] niet op de hoogte is gebracht van de door de verzekeraar gestelde beveiligingseisen. Dat [geïntimeerde] aan Kamer8cht het Polisblad van 5 juli 2017 met polisnummer [polisnummer] bij brief van 14 augustus 2017 heeft verzonden, is niet in geschil. Dat bij het Polisblad een Clausuleblad was gehecht evenmin. Tussen partijen staat voorts vast dat het Clausuleblad hierna niet is gewijzigd. De wijziging van de verzekering in januari 2019 had onweersproken betrekking op de verhoging van het verzekerde bedrag zonder dat inhoudelijke wijzigingen van de dekkingsvoorwaarden waren beoogd of voorzien. Vaststaat dan ook dat Kamer8cht beschikte over de dekkingsvoorwaarden en de daarbij gestelde eisen.
6.4.4.
Zoals uit het Clausuleblad blijkt (hiervoor geciteerd in rov. 6.1.1. onder c.) is een van de daarin vervatte dekkingsvoorwaarden ten aanzien van schade bij diefstal dat “
er preventiemaatregelen genomen zijn die voldoen aan de eisen van het CCV, volgens risicoklasse 2”. Daaruit blijkt verder dat nadere dekkingsvoorwaarden zijn gesteld, waaronder de jaarlijkse controle van de beveiligingsmaatregelen door een daartoe gecertificeerd bedrijf alsook de eis dat de installatie
“volledig functioneert en daadwerkelijk is ingeschakeld” tijdens de inbraak. Ook is in het Clausuleblad uitdrukkelijk vervat in welke gevallen de verzekerde contact dient op te nemen met de verzekeraar en welke maatregelen de verzekerde zelf dient te treffen als de alarminstallatie defect is. De door de verzekeraar gestelde eisen waren Kamer8cht dan ook genoegzaam bekend, dan wel hadden haar bekend moeten zijn. In de begeleidende brief bij de verzending van het Polisblad en Clausuleblad van 14 augustus 2017 is Kamer8cht immers uitdrukkelijk verzocht de informatie op juistheid te controleren. Zulks blijkt uit de bewoordingen
“Hierbij zenden wij u de polissen in verband met de adreswijziging/wijziging verzekerd bedrag. Wij verzoeken u vriendelijk de polissen door te nemen en ons bij eventuele onjuistheden te contacteren. (...)”Voor zover Kamer8cht deze dekkingsvoorwaarden en beveiligingseisen niet heeft gelezen of doorgenomen, is dit dan ook geen omstandigheid die zij [geïntimeerde] kan tegenwerpen. Reeds op basis van voornoemde dekkingsvoorwaarden en beveiligingseisen had Kamer8cht er dan ook op moeten toezien dat de beveiliging van het pand waarin haar bedrijf was gevestigd voldeed aan de daaraan gestelde eisen.
6.4.5.
Door [geïntimeerde] is daarnaast gemotiveerd weersproken dat van gebrekkige informatieverstrekking aan Kamer8cht in 2017 en 2019 sprake is geweest dan wel dat de dekkingsvoorwaarden met betrekking tot de beveiligingseisen geen onderwerp van gesprek tussen partijen zijn geweest. Met een verwijzing naar telefoonnotities en e-mailberichten is door [geïntimeerde] onderbouwd dat Kamer8cht contact met haar heeft opgenomen in het kader van een verhuizing van haar bedrijf naar een bedrijfsverzamelgebouw. Uit notities en e-mailberichten uit 2017 blijkt dat [geïntimeerde] op basis van informatie verkregen van Kamer8cht de verzekeraar heeft bericht dat het bedrijfsverzamelgebouw beschikt over een alarminstallatie
“dat een beveiliger er op zet”en dat op het gedeelte waar Kamer8cht gehuisvest was
“geen apart alarm”zit, met welke beveiligingssituatie Confident akkoord is gegaan. Uit 2017 zijn weliswaar geen e-mailberichten van Kamer8cht gericht aan [geïntimeerde] waaruit zulks blijkt, maar met een verwijzing naar de door haar in het geding gebrachte e-mailberichtcorrespondentie uit 2019 (hiervoor geciteerd in rov 6.1.1. onder f.) heeft [geïntimeerde] onderbouwd dat Kamer8cht bij aanvang van de huur in 2017 bij de verhuurder informatie omtrent de beveiligingssituatie van het bedrijfsverzamelgebouw heeft opgevraagd, welke informatie met [geïntimeerde] en Confident is gedeeld. Dat in 2019 in het kader van de verhoging van het te verzekeren bedrag (“
indexering”) tussen partijen de beveiliging van het bedrijfsverzamelgebouw en de door Kamer8cht gehuurde unit aan de orde is geweest, heeft [geïntimeerde] eveneens onderbouwd aan de hand van het Bezoekverslag en met het e-mailbericht van 2 augustus 2019 van Kamer8cht zelf (aan [geïntimeerde] ) (hiervoor geciteerd in rov 6.1.1. onder f.) waarin Kamer8cht expliciet zulks bevestigt. [geïntimeerde] heeft met een verwijzing naar haar interne dossier, (interne) gespreksverslagen, e-mailberichten van en aan Confident, e-mailberichten van en aan Kamer8cht, het Bezoekverslag d.d. 29 januari 2019, e-mailberichten tussen Kamer8cht en de verhuurder [de verhuurder] , de brief d.d. 14 augustus 2017 met de polisstukken en aan de hand van schriftelijke verklaringen, naar het oordeel van het hof dan ook voldoende gemotiveerd betwist dat in 2017 en 2019 de beveiligingseisen niet met Kamer8cht zouden zijn besproken. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] heeft Kamer8cht haar stellingen niet voldoende concreet nader onderbouwd hetgeen wel op haar weg had gelegen, zodat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] Kamer8cht niet tijdig of op juiste wijze heeft geïnformeerd omtrent de door de verzekeraar gestelde beveiligingseisen.
6.4.6.
Dat door de verzekeraar nadere eisen zouden zijn gesteld aan de unit die Kamer8cht binnen het bedrijfsverzamelgebouw in gebruik had, welke volgens haar afweken van het Clausuleblad, en ten aanzien waarvan volgens haar [geïntimeerde] haar niet heeft geïnformeerd (mede naar aanleiding van haar verzoek daaromtrent), brengt het hof – voor zover zulks zou komen vast te staan – niet tot een ander oordeel. De dekking is immers niet door de verzekeraar afgewezen omdat de door Kamer8cht gehuurde unit niet afdoende was beveiligd, maar omdat de door het bedrijfsverzamelgebouw getroffen beveiligingsmaatregelen niet voldeden aan de beveiligingseisen. Dat het bedrijfsverzamelgebouw aan de door de verzekeraar gestelde beveiligingseisen moest voldoen was Kamer8cht genoegzaam bekend, dan wel had haar bekend moeten zijn, op basis van de informatie die [geïntimeerde] tijdig daarover aan haar heeft verstrekt.
6.4.7.
Dat achteraf is gebleken dat het bedrijfsverzamelgebouw – in tegenstelling tot de bij aanvang van de huur van de verhuurder ontvangen en aan de verzekeraar door Kamer8cht doorgestuurde informatie omtrent de getroffen beveiligingsmaatregelen – niet voldoende beveiligd was, is geen omstandigheid die aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend. [geïntimeerde] heeft vertrouwd en mogen vertrouwen op de informatie die Kamer8cht hierover aan haar en de verzekeraar heeft verstrekt. Dat Kamer8cht zelf er niet van op de hoogte was dat de nieuwe verhuurder op enig moment niet meer de alarminstallatie in gebruik had, doet hier niet aan af. Kamer8cht was bekend met de door de verzekeraar gestelde eisen en had moeten verifiëren of ook na contractsovername door de nieuwe verhuurder, althans na het sluiten van het nieuwe huurcontract met de huidige verhuurder, het bedrijfsverzamelgebouw (blijvend) aan de door de verzekeraar gestelde beveiligingseisen voldeed. Dat niet alleen bij aanvang van de huur maar ook tijdens de looptijd van de huurtermijn (doorlopend) aan de gestelde beveiligingseisen moet worden voldaan, was Kamer8cht op basis van de voorwaarden genoegzaam bekend althans had haar bekend moeten zijn. Daaruit blijkt onder meer dat jaarlijkse controle van de alarminstallatie door een gecertificeerd bedrijf verplicht werd gesteld, zodat Kamer8cht niet kon volstaan met de bij aanvang van de huur aan haar door de verhuurder verstrekte informatie over de alarminstallatie. Op grond van de voorwaarden rustte op haar verder de verplichting om de verzekeraar tijdig van enige wijzigingen in de beveiligingssituatie op de hoogte te stellen. Kamer8cht heeft dit onweersproken niet gedaan, zodat de gevolgen daarvan voor haar rekening dienen te blijven.
6.4.8.
Op wiens verzoek de bespreking van 29 januari 2019 heeft plaatsgevonden kan in het midden blijven. Gelet op het voorgaande staat vast dat de beveiligingseisen omtrent het bedrijfsverzamelgebouw bij voornoemde bespreking aan de orde zijn geweest, deze Kamer8cht reeds in 2017 bekend waren en dat deze naar aanleiding van voornoemde bespreking en de successievelijke poliswijziging in 2019 inhoudelijk niet zijn gewijzigd. Voor zover zou komen vast te staan dat de bespreking van 29 januari 2019 op aandringen van Kamer8cht heeft plaatsgevonden zoals zij betoogt, leidt dat dan ook niet tot een ander oordeel.
6.4.9.
Dat Kamer8cht op 9 juli 2019, dat wil zeggen na de inbraken, de vernieuwde polis naar aanleiding van het verhoogde verzekerde bedrag heeft ontvangen, doet aan het voorgaande niets af. Onweersproken is immers dat in het kader van de verhoging van het te verzekeren bedrag in 2019 door de verzekeraar geen aanvullende voorwaarden ter zake de beveiligingseisen zijn gesteld. Door [geïntimeerde] is voorts onderbouwd dat naar aanleiding van de verhoging van het te verzekeren bedrag op 29 januari 2019 een nieuw polisblad (en clausuleblad) aan Kamer8cht zijn verzonden, waarop abusievelijk door de verzekeraar niet het juiste (hogere) te verzekeren bedrag was opgenomen, hetgeen na verschillende verzoeken van [geïntimeerde] is aangepast waarna het juiste polisblad op 9 juli 2019 (met clausuleblad) aan Kamer8cht is verstrekt, zodat met de verstrekking van het nieuwe polisblad op 9 juli 2019 geen wijzigingen ter zake de gestelde beveiligingseisen zijn voorzien of doorgevoerd. In het bij het polisblad van januari en juli 2019 gevoegde clausuleblad zijn immers geen inhoudelijke wijzigingen van de dekkingsvoorwaarden opgenomen.
Slotsom
6.4.10.
Gelet op het voorgaande falen de grieven van Kamer8cht. Niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht, dan wel anderszins nalatig is geweest, zodat schending van de zorgplicht harerzijds niet kan worden aangenomen. Gelet op het voorgaande is ook geen sprake van wanprestatie als gevolg van enige gebrekkige informatieverstrekking. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Kamer8cht zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen als gevorderd.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Kamer8cht in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 2.135,-- aan griffierecht en op € 3.642,-- aan salaris advocaat,
en voor wat betreft de nakosten op € 178,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 270,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat de bedragen van € 2.135,-- en € 3.642,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het bedrag van € 178,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het bedrag van € 270,-- vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Z.D. van Heesen-Laclé, A.C. van Campen en E.H. Pijnacker Hordijk en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 februari 2024.
griffier rolraadsheer