Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9861105 CV EXPL 22-1795)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie 1;
- de memorie van grieven tevens eiswijziging met producties 1 tot en met 3;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties 1 tot en met 6;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de op 5, 6 en 9 september 2024 door mr. Van Kerkhof opnieuw overgelegde stukken in eerste aanleg en hoger beroep;
- de mondelinge behandeling op 11 september 2024. Daarbij zijn partijen, bijgestaan door de advocaten, verschenen.
3.De beoordeling
- de man voor de bruidsgave veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EGP 50.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard
- de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en het meer of anders gevorderde afgewezen.
hofzal daarom uitgaan van toepasselijkheid van Nederlands recht (vgl. HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:200).
rechtbankheeft overwogen:
vrouwop tegen het oordeel van de rechtbank en de afwijzing van haar vordering. Ter toelichting voert zij het volgende aan.
manhet volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft bij de rechtbank een vordering inzake de buitengerechtelijke incassokosten ingesteld. Deze is volgens de vrouw ten onrechte afgewezen. Ter toelichting voert de vrouw het volgende aan.
manhet volgende aan.
hofwijst de vordering af omdat de vrouw niet inzichtelijk onderbouwd heeft gemaakt welke kosten zij heeft gemaakt. De man heeft geen bezwaar gemaakt tegen de gevorderde wettelijke rente zodat het hof deze zal toewijzen over het bedrag van EGP 50.000,-- met ingang van 16 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening.
manaan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om over de vordering van de vrouw met betrekking tot de bruidsgave te oordelen. Met grief II voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte de man heeft veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EGP 50.000.
hofoverweegt als volgt.
hofzal de proceskosten in hoger beroep op nagenoemde wijze compenseren nu partijen gewezen echtgenoten zijn. De beslissing van de rechtbank over de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg wordt bekrachtigd.