ECLI:NL:GHSHE:2024:3336

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
200.346.008_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens meerdere tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 10 september 2024 de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c van de Faillissementswet, omdat de appellante niet voldeed aan haar verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante meerdere tekortkomingen heeft vertoond, waaronder het niet nakomen van de informatieverplichting en het niet afdragen van inkomsten aan de boedel. De appellante had in haar beroepschrift aangevoerd dat zij wel degelijk geprobeerd had om de bewindvoerder op de hoogte te houden van haar situatie, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is de bewindvoerder gehoord, die bevestigde dat er een boedelachterstand was en dat de appellante niet alle informatie had verstrekt. Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd, gezien de ernst van de tekortkomingen en het gebrek aan saneringsgezind gedrag van de appellante. Het hof bekrachtigde derhalve het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 24 oktober 2024
Zaaknummer : 200.346.008/01
Insolventienummer : [insolventienummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. P.J. van der Meulen te Tilburg.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 september 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie (het vonnis waarvan beroep), ingekomen ter griffie van dit hof op 17 september 2024, heeft [appellante] het hof verzocht de beslissing van
de rechtbank Zeeland West-Brabant van 10 september 2024 te vernietigen en primair
alsnog de schuldsaneringsregeling op [appellante] van toepassing te verklaren en de schuldsaneringsregeling te verlengen.
2.2.
Bij e-mail van 14 oktober 2024 heeft mr. Van der Meulen het hof verzocht om de zitting te verzetten naar een andere dag en tijdstip, omdat [appellante] in verband met persoonlijke omstandigheden niet aanwezig kon zijn bij de zitting op 16 oktober 2024.
2.3.
Het hof heeft het aanhoudingsverzoek bij e-mail van 14 oktober 2024 – en bij brief van 15 oktober 2024 – afgewezen, omdat onvoldoende concreet was toegelicht waarom [appellante] niet op de zitting kon verschijnen en dus niet bleek dat sprake was van een klemmende reden. Het hof heeft verder bericht dat de behandeling van de zaak gewoon door zou gaan als gepland, ook als [appellante] niet zou verschijnen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Van der Meulen namens [appellante] ;
  • mevrouw [de bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder, en
  • mevrouw [medewerker] namens [de beschermingsbewindvoerder] , hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder.
  • [appellante] zelf is niet verschenen.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering, gehouden op 27 augustus 2024;
  • de brief van 30 september 2024 met bijlagen (onder meer de verslagen) van de bewindvoerder (zie hierna onder 3.4.), ingekomen ter griffie van dit hof op 1 oktober 2024 en
  • de producties 1 t/m 17 ingediend namens [appellante] , ingekomen ter griffie van dit hof op 11 oktober 2024.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. Sinds 15 augustus 2017 staat [appellante] onder beschermingsbewind.
Bij vonnis van 20 september 2023 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Op 25 september 2023 heeft een huisbezoek door de bewindvoerder plaatsgevonden. De beschermingsbewindvoerder was hierbij aanwezig. Tijdens het huisbezoek zijn alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling aan [appellante] uitgelegd. Ook is vermeld dat als [appellante] naar het buitenland wil reizen zij hiervoor toestemming moet vragen aan de rechter-commissaris. [appellante] heeft toen het formulier met daarop de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling ondertekend.
Bij brieven van 19 april en 21 mei 2024 heeft de bewindvoerder opnieuw de rechtbank verzocht om een datum te bepalen voor een verhoor, omdat [appellante] volgens de bewindvoerder op meerdere punten niet aan de voorwaarden en verplichtingen van de schuldsaneringsregeling voldeed.
Op 3 juni 2024 heeft een verhoor bij de rechtbank plaatsgevonden over het verloop van de regeling. [appellante] is daarbij niet verschenen.
Bij verzoek van 17 juli 2024 heeft de bewindvoerder verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat [appellante] onder meer de informatieverplichtingen niet naar behoren nakomt, een boedelachterstand en nieuwe schulden heeft laten ontstaan. De rechter-commissaris heeft positief geadviseerd.
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Deze brief vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“Toelichting: De bewindvoerder WSNP is van mening, dat binnen de termijn en e.v.t. met een
verlenging van de schuldsaneringsregeling, de ontstane schulden en de boedelachterstand niet
ingelopen kan worden. Daarnaast vertoont de schuldenares geen saneringsgezind gedrag, door niet met de beschermingsbewindvoerder te overleggen, de afdrachten niet aan de boedelrekening over te maken en nieuwe schulden te laten ontstaan.
Daarbij is het nog de vraag of de studie, gezien de voorgeschiedenis met andere studies, die niet voltooid zijn, tot een goed eind gebracht kunnen worden. Zodra de schuldenares haar studie afrond of voortijdig beëindigd, zal de schuldenares de studentenwoning moeten verlaten.
Tijdens de behandeling van het verhoor heeft de bewindvoerder WSNP en de
beschermingsbewindvoerder kenbaar gemaakt, dat zij van mening zijn, dat een keuring gewenst zou zijn om te kunnen bepalen in welke mate de schuldenares al dan niet beperkt is. Aan een keuring via de gemeente heeft de schuldenares geen gehoor gegeven.”
Op 27 augustus 2024 is het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling behandeld. [appellante] was daarbij aanwezig.
Eerste aanleg
3.2.
Bij vonnis van 10 september 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c FW beëindigd en wegens onvoldoende baten niet het faillissement uitgesproken. De rechtbank heeft hiertoe het volgende overwogen:
“3.7. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat schuldenares structureel haar afspraken niet nakomt en zich niet houdt aan de regels die in het kader van de schuldsaneringsregeling gelden: schuldenares is zonder melding aan de bewindvoerder en zonder toestemming van de rechter-commissaris naar Turkije afgereisd, zij is meermaals niet op afspraken bij de gemeente verschenen, zij heeft ook bij het verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris verstek laten gaan, zij heeft tijdens de regeling gewerkt zonder dit aan de (schuldsanerings)bewindvoerder te melden en zonder de inkomsten aan de boedel af te dragen, zij heeft teruggaven van Belastingdienst en Alwel niet aan de boedel doorbetaald en zij heeft een boete opgelegd gekregen vanwege haar invoer van sigaretten vanuit Turkije. Schuldenares heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat deze tekortkomingen haar vanwege haar medische situatie, dan wel anderszins, niet kunnen worden toegerekend. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een saneringsgezinde houding. Voor een verlenging van de regeling ziet de rechtbank geen ruimte, allereerst vanwege de ernst van de gedragingen, maar ook vanwege het tekort in het Budgetplan, waardoor niet alleen het resterende bedrag ad € 364,00 niet zal kunnen worden voldaan, maar ook maandelijkse nieuwe schulden zullen ontstaan. De regeling zal dan ook op grond van artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet worden beëindigd.”
Hoger beroep
3.3.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft in het beroepschrift – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren na zou komen, in het bijzonder dat zij niet heeft voldaan aan haar informatieplicht. Zij heeft geprobeerd de bewindvoerder zo goed als mogelijk op de hoogte te houden van de ontwikkelingen en alle relevante informatie te verschaffen. [appellante] erkent dat zij in een bepaalde periode nalatig is geweest, maar, gezien haar persoonlijke omstandigheden kan haar dat niet, althans in mindere mate worden verweten (HR 12 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0455).
3.4.
Volgens [appellante] heeft zij de beschermingsbewindvoerder op de hoogte gesteld dat zij op basis van een nul-urencontract is gaan werken en heeft zij de inkomsten afgedragen op de beheerrekening van de beschermingsbewindvoerder. [appellante] was in de veronderstelling dat de beschermingsbewindvoerder de bewindvoerder hiervan op de hoogte zou stellen en dat zij de inkomsten zou afdragen aan de boedelrekening. Voor zover [appellante] weet, heeft de beschermingsbewindvoerder de bewindvoerder alsnog alle relevante informatie verstrekt. Voor [appellante] is het dan ook niet geheel duidelijk welke informatie zij nog meer zou moeten overleggen.
3.5.
Verder heeft [appellante] aangevoerd dat zij in een korte periode een aantal (negatieve) ‘life events’ te verwerken heeft gekregen. Omdat haar psychische problematiek voor een belangrijk deel de oorzaak is geweest dat zij haar verplichting jegens de bewindvoerder niet is nagekomen, kan haar dit niet worden verweten. Het was op dat moment zoeken naar de juiste behandeling en medicatie. [appellante] is nu therapietrouw en het gaat nu een stuk beter met haar dan in maart / april 2024.
3.6.
[appellante] wijst er verder op dat haar geen sollicitatieplicht is opgelegd, maar zij is erg gemotiveerd om haar financiële situatie te verbeteren. Zij volgt een opleiding en hoopt na het behalen van haar diploma een betaalde baan te vinden. Volgens [appellante] kan samen met de beschermingsbewindvoerder een budgetplan worden opgesteld om de eventuele boedelachterstand alsnog in te lopen. Volgens [appellante] was haar (niet) handelen niet dermate ernstig dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd. Het zou gezien de omstandigheden van bijzondere hardheid getuigen indien de tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling gehandhaafd zou blijven, aldus [appellante] .
3.7.
Ter zitting in hoger beroep heeft mr. Van der Meulen namens [appellante] – kort weergegeven – verklaard dat zij vanwege een traumatische gebeurtenis – die ter zitting concreet is benoemd – en de gevolgen daarvan niet aanwezig kan zijn op de zitting. Verder is de vordering van de douane inmiddels voldaan. Dat geldt ook voor een groot gedeelte van de vordering van de gemeente. [appellante] heeft er alles aan gedaan om te kijken of er meer ruimte is ontstaan zodat de afdracht verhoogd kan worden. Zo is er opnieuw een aanvraag bij de gemeente gedaan voor een studietoeslag. Als de middelen toegenomen zijn dan kan met een verlenging de boedelachterstand worden ingelopen. Mr. Van der Meulen heeft van [appellante] begrepen dat het bedrag van € 1.127,- ten aanzien van de belastingteruggave staat geparkeerd bij de beschermingsbewindvoerder.
3.8.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – verklaard dat zij niet weet of het bedrag van € 1.127,- ten aanzien van de belastingteruggave staat geparkeerd op de beheerrekening. Dit zal zij moeten navragen. [appellante] kan in ieder geval niet bij dat bedrag. Volgens de beschermingsbewindvoerder kan het zijn dat dit geld niet apart is gezet en dat het (deels) op is doordat er een tekort is in het budgetplan en het noodzaak is dat andere dingen wel worden betaald.
3.9.
De bewindvoerder heeft in de brief van 30 september 2024 als reactie op het beroepschrift – kort en zakelijk weergegeven – het hof het volgende bericht.
De bewindvoerder is nog steeds van mening dat [appellante] niet heeft voldaan aan de verplichtingen binnen de regeling en geen saneringsgezind gedrag heeft vertoond. Er is namelijk een boedelachterstand van € 990,42, [appellante] heeft niet alle informatie doorgegeven wat betreft het vertrek naar het buitenland en de betaalde arbeid en er zijn nieuwe schulden ontstaan van € 364,84 wat iedere maand met € 109,73 zal oplopen zonder een extra studietoelage vanuit de gemeente. Die toelage was al aangevraagd, maar voor de noodzakelijke keuring daarvoor is [appellante] niet op komen dagen. Met een verlenging van de regeling zouden de nieuwe schulden en de boedelachterstand volgens de bewindvoerder niet ingelopen kunnen worden door het ontbreken van afloscapaciteit.
3.10.
De bewindvoerder heeft hieraan ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – toegevoegd dat sprake is van een belastingteruggave van € 1.127,- die zij nog niet ontvangen heeft. De boedelachterstand wordt daardoor met dat bedrag verhoogd.
3.11.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.12.
Op grond van artikel 350 lid 1 Fw kan de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, van de schuldenaar dan wel van een of meer schuldeisers. Zij kan dit ook ambtshalve doen. Een beëindiging geschiedt ingevolge artikel 350 lid 3 onder c Fw indien de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert (c-grond). Een beëindiging geschiedt ook als de schuldenaar bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (d-grond).
3.13.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds heeft beëindigd. Het hof licht dit toe.
3.14.
[appellante] heeft in de eerste plaats niet aan de informatieplicht voldaan. Zo heeft [appellante] nog geen antwoord gegeven op de vraag van de bewindvoerder of zij met goed gevolg de studie volgt en of er al gezocht wordt naar andere woonruimte. [appellante] zal namelijk de studentenwoning moeten verlaten als zij niet meer een studie volgt of als de studie is beëindigd. Ook heeft [appellante] niet alle informatie over haar inkomsten uit arbeid correct doorgegeven.
3.15.
Daarnaast is niet voldaan aan de afdrachtverplichting. [appellante] heeft namelijk gewerkt, maar zij heeft de afdrachten boven het vrij te laten bedrag (VTLB) niet aan de boedelrekening afgedragen. Mede daardoor is de boedelachterstand van € 990,42 ontstaan. Daarnaast is sprake van een belastingteruggave van € 1.127,- die de bewindvoerder nog niet heeft ontvangen. Het is op dit moment onduidelijk waar dat geld is gebleven. Als het geld (deels) op is doordat voorrang is gegeven aan andere kostenposten, dan zou dit betekenen dat de boedelachterstand met dat bedrag is toegenomen.
3.16.
Verder zijn er nieuwe schulden ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling die alsmaar oplopen. Zo heeft [appellante] , zonder overleg met de beschermingsbewindvoerder, een te dure studie gekozen. Daardoor is er maandelijks een budgettekort van € 109,73. Dat betekent dat de schuld elke maand met dat bedrag oploopt en er geen afloscapaciteit is om de bestaande achterstanden en de boedelachterstand in te lossen. Verder gaat het om een schuld aan de gemeente in verband met te veel ontvangen Participatiewet-uitkering (€ 2.636,46) doordat in de maand september en oktober 2023 zowel inkomen van de Participatiewet als van DUO is ontvangen. Hiervan heeft de beschermingsbewindvoerder € 2.511,43 terugbetaald aan de gemeente. Ook heeft [appellante] terwijl zij al in de schuldsanering liep een boete door de douane opgelegd gekregen voor het smokkelen/invoeren van sigaretten vanuit Turkije (€ 309,58). Ten tijde van de zitting bij de rechtbank in eerste aanleg was de achterstand volgens de beschermingsbewindvoerder € 364,84. Zonder een eventuele studietoeslag van de gemeente, waarvan niet zeker is dat die wordt toegekend (terwijl een eerdere aanvraag nota bene buiten behandeling is gesteld omdat [appellante] niet op de noodzakelijke keuringsafspraak verscheen), loopt deze achterstand maandelijks op met € 109,73.
3.17.
De verklaring van mr. Van der Meulen dat de vordering van de douane geheel en de vordering van de gemeente inmiddels grotendeels zijn voldaan is voor het hof niet voldoende, omdat geen stukken zijn overgelegd die dit onderbouwen en mr. Van der Meulen ook niet heeft verklaard dat hij die aflossingen heeft geverifieerd.
3.18.
Door tot drie keer toe niet te verschijnen voor de noodzakelijke keuring voor de eerder aangevraagde extra studietoeslag (die nodig is omdat [appellante] zonder overleg of toestemming een te dure studie heeft gekozen) heeft [appellante] naar het oordeel van het hof daarnaast in strijd gehandeld met de op haar rustende inspanningsverplichting.
3.19.
Tot slot is [appellante] naar Turkije afgereisd – voor de operatie van haar moeder – zonder overleg met de bewindvoerder en zonder de toestemming van de rechter-commissaris had. [appellante] wist dat zij hiervoor toestemming nodig had. Dit is namelijk tijdens het huisbezoek op 25 september 2023, in het bijzijn van de beschermingsbewindvoerder, door de bewindvoerder verteld naast alle andere verplichtingen waaraan [appellante] zich moet houden gedurende de schuldsaneringsregeling. [appellante] heeft ook een formulier met de regels zoals die gelden in de schuldsaneringsregeling ondertekend.
3.20.
Dat [appellante] van alle hiervoor genoemde tekortkomingen in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling vanwege haar persoonlijke omstandigheden geen verwijt zou kunnen worden gemaakt, heeft zij, ook in hoger beroep, op geen enkele wijze onderbouwd. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] tot nog toe geen saneringsgezind gedrag vertoond. Het hof verwacht meer in het algemeen van een schuldenaar in de WSNP een veel actievere houding dan [appellante] tot op heden heeft laten zien. Dat sprake is van enige kentering in de houding van [appellante] is het hof evenmin gebleken. Zo heeft zij, ook na het vonnis van de rechtbank, nog steeds de bewindvoerder niet geïnformeerd over haar studievoortgang.
3.21.
Dat er volgens mr. Van der Meulen opnieuw een aanvraag bij de gemeente is gedaan voor een studietoeslag, maakt dit niet anders nu, zelfs al zou deze worden toegekend, dat enkel leidt tot het niet verder oplopen van de (studie)schuld, maar niet tot het inlopen van enige achterstand. Dat (en hoe) de bestaande achterstand wel ingelopen zou kunnen worden is door [appellante] niet (voldoende concreet) aangevoerd.
3.22.
Hoewel wordt ingezien dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor [appellante] nadelige gevolgen zal hebben is het hof op grond van al het bovenstaande van oordeel dat de rechtbank de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] terecht en op goede gronden tussentijds heeft beëindigd gezien de aard, ernst en omvang van de tekortkomingen. Van een disproportionele maatregel is naar het oordeel van het hof geen sprake.
3.23.
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis van 10 september 2024 zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.B. Smits, A.P. Zweers-van Vollenhoven en R.L.G. Kraaijvanger en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.