3.9.1.Een beding dat de franchisenemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de franchiseovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, is slechts geldig als:
a. het op schrift is gesteld;
b. de beperking tot uitoefening van werkzaamheden enkel betrekking heeft op goederen of diensten die concurreren met de goederen of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
c. de beperking onmisbaar is om de door de franchisegever aan de franchisenemer overgedragen knowhow te beschermen;
d. het de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt;
en
e. de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de betreffende franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.
3.9.6.Het hof overweegt als volgt.
Zoals hiervoor al overwogen, leent het kort geding zich niet voor uitgebreide bewijslevering door getuigenverhoren of deskundigenberichten. Dit is van belang omdat door geïntimeerden gemotiveerd wordt bestreden dat [franchisenemer] het kaartje heeft ondertekend. [franchisenemer] heeft ook ter zitting van het hof verklaard dit kaartje beslist niet te hebben ondertekend.
Appellanten hebben als productie F een deskundigenrapport van Ing. C. Verhulst en N. Beumer-de Jong (verbonden aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau), gedateerd 22 maart 2024, overgelegd. De conclusie van dat rapport luidt dat de resultaten van het onderzoek (naar de echtheid van de handtekening bij de naam van [franchisenemer] onder het kaartje) extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de betwiste handtekening een authentieke handtekening betreft dan wanneer het om een vervalsing gaat. Dit betreft een verbale waarschijnlijkheidsconclusie (de hoogste conclusie). In getallen uitgedrukt betekent dit dat de kans op resultaten meer dan één miljoen keer groter is wanneer het om een authentieke handtekening gaat dan wanneer het om een vervalsing gaat. De nu getrokken conclusie, aldus het rapport, is extreem sterk bewijs.
Het hof is van oordeel dat ondanks de inhoud van voormeld rapport er nog steeds onduidelijkheid is over de vraag of [franchisenemer] het als productie A door appellanten ondertekende kaartje heeft ondertekend. Daarbij overweegt het hof het volgende.
Appellanten hebben als productie C een brief overgelegd aan geïntimeerden van 15 maart 2023. In bijlage 9 bij die brief is een kaartje opgenomen, soortgelijk aan het kaartje dat als productie A is overgelegd door appellanten. Op het kaartje in de bijlage ontbreekt onder de naam [franchisenemer] de handtekening van [franchisenemer] . Wel staat er bij de naam van [persoon A] een handtekening. Dit zelfde kaartje is, zo heeft A.F. Amsteldijk ter zitting bij het hof onweersproken aangevoerd, ook overgelegd in een procedure voor de kort geding rechter te Maastricht, waarin op 13 april 2023 vonnis is gewezen (productie 17 bij inleidende dagvaarding). Het betreffende document is niet gedateerd, net zo min als het als productie A overgelegde kaartje gedateerd is. Dit roept de vraag op wanneer [franchisenemer] dan zijn handtekening onder het als productie A overgelegde kaartje zou hebben gezet. In het deskundigenrapport wordt op pagina 11, vierde alinea, vermeld dat de handtekening zou zijn gezet in 2023. Gelet op het ontbreken van de handtekening van [franchisenemer] op het in voormelde bijlage C opgenomen kaartje, zou de handtekening na 15 maart 2023 moeten zijn geplaatst. Gezien het feit dat partijen inmiddels in meerdere procedures verwikkeld waren geraakt komt het het hof onwaarschijnlijk voor dat [franchisenemer] na 15 maart 2023 of in elk geval na het kort geding vonnis van 13 april 2023 tot plaatsing van de handtekening onder voormeld document zou zijn overgegaan zonder medeweten van zijn advocaten en zonder dat in het kaartje het beschermd gebied duidelijk is omschreven en het kaartje niet is gedateerd.
Verder wordt niet duidelijk, zoals ook geïntimeerden hebben aangevoerd, of de deskundigen de originele, “natte”, handtekening van [franchisenemer] hebben onderzocht of een kopie. Onweersproken staat in elk geval vast dat [franchisenemer] zelf niet betrokken is geworden bij het onderzoek en dat hem ook niet gevraagd is om medewerking aan dat onderzoek te verlenen, bijvoorbeeld door het plaatsen van zijn handtekening als referentiemateriaal.
Onduidelijk is ook gebleven hoe het kan dat er op bepaalde punten (naar het oordeel van het hof: belangrijke) verschillen zijn tussen de kaartjes. Het niet door [franchisenemer] ondertekende kaartje vermeldt onder ander het volgende:
- “cirkel met een straal van 0,8 km beschermd gebied”
- “naam: K. [franchisenemer] ” en “naam: [persoon A] .
Het kaartje dat als productie A is overgelegd door appellanten (en dat volgens hen door [franchisenemer] zou zijn ondertekend) vermeldt onder andere het volgende:
- “km beschermd g”
- [franchisenemer] en [persoon A]
Het hof stelt hierbij vast dat in het kaartje van productie A het beschermde gebied niet in tekst/cijfers is omschreven/bepaald.
Op grond van het voorgaande is, voorlopig oordelend, de authenticiteit van het als productie A overgelegde kaartje niet in voldoende mate komen vast te staan, althans bestaan er, mede gelet op de door geïntimeerden gemotiveerd aangevoerde verweren op dit punt, teveel onduidelijkheden, om in kort geding aan het kaartje betekenis toe te kunnen kennen.
Dit betekent dat de geografische reikwijdte van het postcontractueel non-concurrentiebeding niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld.
3.9.7.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, voorlopig oordelend, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat voldaan is aan de eis van artikel 7:920 lid 2 sub e BW. Dit maakt dat, weer voorlopig oordelend, de kans groot is dat de bodemrechter om die reden het postcontractueel non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst als nietig zal beschouwen. A.F. Benelux had als (professionele) franchisegever ervoor moeten zorgen dat de overeenkomst aan de sinds 1 januari 2023 geldende strenge eisen op dit punt was aangepast. Dat heeft zij kennelijk nagelaten te doen, waardoor zij nu A.F. Amsteldijk en/of [de holding] niet aan voormeld beding kan houden.