ECLI:NL:GHSHE:2024:3297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.326.290_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omvang van de legitieme portie van kinderen uitgesloten bij testament in nalatenschap

In deze zaak gaat het om de omvang van de legitieme portie van twee kinderen die bij testament zijn uitgesloten van erfopvolging in een nalatenschap. De erflater, die op 10 december 2018 overleed, had vier dochters, maar slechts twee daarvan zijn als erfgenamen benoemd. De executeur van de nalatenschap, [de executeur], heeft de woning van de erflater verkocht voor € 900.000, maar de appellante betwist deze verkoopprijs en stelt dat de woning op de overlijdensdatum een hogere waarde had. De rechtbank heeft in een eerder vonnis de omvang van de legitimaire massa vastgesteld op € 814.848,38 en de legitieme portie van de appellante op € 101.856,05. In hoger beroep vraagt de appellante het hof om deze beslissingen te herzien en de legitieme portie opnieuw vast te stellen, waarbij zij een hogere waarde voor de woning aanvoert. Het hof heeft besloten deskundigenonderzoek te laten verrichten om de waarde van de woning op de overlijdensdatum vast te stellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het hof zal op een later moment opnieuw beslissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.326.290/01
arrest van 22 oktober 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] (Frankrijk) ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. C.M.J. Zillikens te Hoorn (NH),
tegen
[geïntimeerde] ,in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] (hierna: erflater),
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [de executeur] ,
advocaat: mr. S.R. Baetens te Eindhoven,
en
[tussenkomende partij],
wonende te [woonplaats persoon] ,
op de voet van artikel 118 Rv opgeroepen als legitimaris,
hierna: [tussenkomende partij] ,
niet verschenen,
als vervolg op het tussenarrest van 25 juni 2024 in het hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 15 maart 2023 (zaak C/01/378728 / HA ZA 22-61).

5.Het verdere geding in hoger beroep

5.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het hiervoor genoemde tussenarrest waarbij het hof partijen in de gelegenheid heeft gesteld [tussenkomende partij] in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv en de zaak daartoe naar de rol heeft verwezen;
  • de door beide partijen genomen akte’s inbreng oproeping [tussenkomende partij] op de voet van artikel 118 Rv, met als producties de aan [tussenkomende partij] uitgebrachte exploten en de in eerste aanleg en in hoger beroep tot heden gewisselde gedingstukken;
  • de rolaantekening dat [tussenkomende partij] op de aangezegde dag niet is verschenen.
5.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

Samenvatting van het voorafgaande
6.1
De op 10 december 2018 overleden erflater was ten tijde van zijn overlijden eigenaar van [de woning] . Bij testament van 24 september 2018 heeft erflater [de executeur] benoemd tot executeur, over zijn nalatenschap beschikt en van zijn vier dochters:
  • [erfgenamen] benoemd tot zijn erfgenamen;
  • [appellante] en [tussenkomende partij] en hun afstammelingen uitgesloten van erfopvolging.
Krachtens koopovereenkomst heeft [de executeur] de woning verkocht tegen een koopprijs van € 900.000,-- k.k. en op 16 oktober 2020 de eigendom ervan aan de koper overgedragen. [de executeur] heeft eind 2021 een bedrag van € 91.094,38 als voorschot op de legitieme portie aan zowel [appellante] als [tussenkomende partij] overgemaakt.
6.2
Bij het beroepen vonnis heeft de rechtbank -kort samengevat- overwogen dat:
  • partijen twisten over de omvang van de legitieme portie, in het bijzonder de daarvoor in aanmerking te nemen waarde van de woning, de roerende zaken, de auto en de banksaldi van erflater (rov. 4.1);
  • de gerealiseerde verkoopwaarde van € 900.000,-- als de reële waarde van de woning op de overlijdensdatum moet worden gezien en geen aanleiding bestaat om de woning alsnog te taxeren (rov. 4.3);
  • de roerende zaken worden gewaardeerd op € 18.450,-- en de auto op € 4.500,-- (rov. 4.4);
  • van de volgende ABN-AMRO banksaldi moet worden uitgegaan:
[rekeningnummer A] : € 1.079,01;
[rekeningnummer B] € 59.418,69;
[rekeningnummer C] € 2.835,69 (rov. 4.6).
Op grond daarvan heeft de rechtbank op de vorderingen van [appellante] in conventie en van [de executeur] in reconventie, kort gezegd:
(onder 5.1) de omvang van de legitimaire massa in de nalatenschap van erflater vastgesteld op € 814.848,38;
(onder 5.2) de (bruto) legitieme portie van [appellante] in de nalatenschap van erflater vastgesteld op € 101.856,05;
(onder 5.4) de proceskosten gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
en uitvoerbaar bij voorraad:
(onder 5.3) [de executeur] veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 625,67, te vermeerderen met wettelijke rente.
6.3
In hoger beroep legt [appellante] ter beslissing voor haar geformuleerde grief en vorderingen -samengevat- dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en:
de omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater en de aan de legitimarissen toekomende legitieme portie zal vaststellen voor ieder van hen, te vermeerderen met wettelijke rente;
[de executeur] zal veroordelen tot uitbetaling van het aan [appellante] toekomende resterende deel in de legitieme portie, te vermeerderen met wettelijke rente;
[de executeur] zal veroordelen in de proces- en nakosten, daaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
Met het daarover gevoerde partijdebat ziet dit beroep daarmee op alle in conventie en in reconventie door de rechtbank gegeven beslissingen i tot en met iv zoals hiervoor weergegeven.
6.4
Omdat rechtbankbeslissing i en de aan het hof voorliggende vordering B ook [tussenkomende partij] als legitimaris raken en behoren te binden, heeft het hof partijen bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld [tussenkomende partij] in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv. Nu partijen van die gelegenheid gebruik hebben gemaakt en [tussenkomende partij] bij exploten -onder medebetekening alle relevante gedingstukken- als legitimaris is opgeroepen, zal het hof de zaak verder behandelen.
De voorliggende vorderingen en grieven
-
vorderingen B tot vaststelling van de legitimaire massa en legitieme portie en
C tot uitbetaling van het restant legitieme portie
6.5
[appellante] legt aan de vorderingen B en C ten grondslag dat [de executeur] een fictieve woningwaarde hanteert en betoogt -in de kern- als volgt.
Dat de woning is verkocht voor de te lage verkoopprijs van € 900.000,-- laat onverlet dat de woning voor de berekening van de legitimaire massa moet worden gewaardeerd op de waarde per overlijdensdatum 10 december 2018. De waarde van de woning in het economisch verkeer is op de relevante peildatum te stellen op de toenmalige vraagprijs van € 1.150.000,-- k.k., die erflater en zijn makelaar destijds reëel hebben geacht. Dat [de executeur] geen taxatie heeft laten verrichten en een latere waardeschommeling zijn omstandigheden die niet voor risico van [appellante] als legitimaris behoren te komen. [appellante] rekent voor dat de legitimaire massa uiteindelijk € 1.064.848,38 beloopt, zodat haar legitieme portie € 133.106,05 bedraagt en zij na de inmiddels ontvangen € 91.720,05 nog recht heeft op (na)betaling van € 31.250,--.
6.6
[de executeur] verweert zich -in hoofdlijn- als volgt.
Bij leven heeft erflater de woning sinds 2016 (via verschillende makelaars) te verkoop aangeboden, aanvankelijk voor de te hoge vraagprijs van € 1.350.000,-- k.k. die vanwege uitblijvende belangstelling medio september 2018 werd verlaagd naar € 1.150.000,-- k.k. Na diens overlijden heeft [de executeur] het verkooptraject voortgezet. Een taxatie naar een in te schatten (fictief) verkoopresultaat was onnodig, omdat een werkelijk verkooptraject liep. Ondanks dat [de executeur] de vraagprijs (via een andere makelaar) nog verder had verlaagd naar € 1.095.000,-- k.k. en uiteindelijk nog naar € 995.000,--, diende zich pas na een lang verkooptraject de uiteindelijke koper aan en die wilde niet meer dan € 900.000,-- k.k. betalen. In overleg met de verkopend makelaar is die € 900.000,-- k.k. als marktconform en reële waarde van de woning aangemerkt. Dat de gemeente de WOZ-waarde na verkoop heeft verlaagd van € 912.000,-- naar € 868.000,-- bevestigt de voor 10 december 2018 gehanteerde € 900.000,-- k.k. als toenmalige waarde van de woning in het economisch verkeer.
6.7
Het hof overweegt dat de grief en het partijdebat zich nog (slechts) beperken tot de (omvang van de) legitimaire massa die bepalend is voor de legitieme portie die [appellante] in de nalatenschap van erflater toekomt. Daarbij spitst dit beroep zich toe op de in aanmerking te nemen waarde van de woning. [appellante] hanteert hiervoor de op de overlijdensdatum gehanteerde vraagprijs en [de executeur] hanteert de bijna twee jaar later gerealiseerde verkoopprijs, maar deze beide prijsstellingen zijn hiervoor als zodanig niet bepalend. Op de voet van artikel 4:6 BW moet de in aanmerking te nemen waarde van de woning worden gesteld op de waarde onmiddellijk na het overlijden van de erflater. Nu beide partijen de waarde van de woning in het economisch verkeer hanteren, is in dit geval beslissend de waarde die de woning in het economisch verkeer op 10 december 2018 had.
6.8
Het hof oordeelt op dit punt deskundigenonderzoek noodzakelijk en is voornemens aan een makelaar/taxateur de volgende vragen voor te leggen:
Kunt u gemotiveerd aangeven welke waarde in het economisch verkeer [de woning] op 10 december 2018 had?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
Partijen zullen zich (gelijktijdig) bij akte kunnen uitlaten over de deskundigheid en -bij voorkeur eensluidend- het aantal en de perso(o)n(en) van te benoemen deskundige(n). Ook zullen partijen suggesties kunnen doen voor de vraagstelling.
Het hof is voornemens om [appellante] als oorspronkelijk eiseres op de voet van artikel 195 Rv met het voorschot op de deskundigenkosten te belasten.
6.9
Het hof houdt elke verdere beslissing aan en beslist nu als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 november 2024 voor akte aan de zijde van partijen (gelijktijdig) voor het in rov. 6.8 vermelde doel, waarna het hof opnieuw zal beslissen;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en J. van der Steenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 oktober 2024.
griffier rolraadsheer