ECLI:NL:GHSHE:2024:2060

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.326.290_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de legitieme portie van kinderen uitgesloten bij testament

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de legitieme portie van twee kinderen die bij testament zijn uitgesloten van erfopvolging. De zaak is aanhangig gemaakt door [appellante], die zich beroept op haar legitieme portie in de nalatenschap van haar overleden vader, [erflater]. De vader overleed op 10 december 2018 en had vier dochters, waarvan [appellante] en [persoon C] zijn uitgesloten van erfopvolging. De andere twee dochters, [persoon B] en [persoon D], zijn benoemd tot erfgenamen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de omvang van de legitieme portie werd vastgesteld. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen en de partijen in de gelegenheid gesteld om [persoon C] als legitimaris in het geding te betrekken. De uitspraak van het hof houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om [persoon C] op te roepen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte inbreng oproeping van [persoon C].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.326.290/01
arrest van 25 juni 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. C.M.J. Zillikens te Hoorn (NH),
tegen
[geïntimeerde] ,in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] (hierna: erflater),
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.R. Baetens te Eindhoven,
op het bij dagvaardingsexploot van 20 april 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 15 maart 2023 tussen [appellante] als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie/eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/378728 / HA ZA 22-61)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van [appellante] met het beroepen vonnis als productie;
  • de memorie van grieven van [appellante] , met twee producties;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] .
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.
De kern van de zaak in hoger beroep
2.3
Deze zaak spitst zich toe op de (vaststelling van de) omvang van de legitieme portie van twee kinderen die bij testament van erfopvolging zijn uitgesloten, in een nalatenschap waarin twee andere kinderen de erfgenamen zijn.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
In dit hoger beroep dienen de volgende feiten voor het hof tot uitgangspunt.
a. Erflater is op 10 december 2018 overleden en had laatstelijk een (lat-)relatie met [persoon A] . Ten tijde van zijn overlijden was erflater niet gehuwd en geen geregistreerd partner. Erflater was ten tijde van zijn overlijden eigenaar van de onroerende zaak (vrijstaande villa met ondergrond) aan de [adres] [woonplaats] (hierna: woning).
b. Erflater heeft vier dochters: [appellante] en daarnaast [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] [achternaam] .
c. Bij testament van 24 september 2018 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt en daarin zijn dochters:
  • [persoon B] en [persoon D] benoemd tot zijn erfgenamen;
  • [appellante] en [persoon C] en hun afstammelingen uitgesloten van erfopvolging.
Op grond van dit testament is [geïntimeerde] benoemd tot executeur en [geïntimeerde] heeft deze benoeming aanvaard.
d. Bij brief van 28 januari 2019 heeft [appellante] zich beroepen op de haar toekomende legitieme portie in de nalatenschap van erflater.
e. Krachtens een koopovereenkomst heeft [geïntimeerde] de woning verkocht tegen een koopprijs van € 900.000,-- k.k. De eigendom van de woning is op 16 oktober 2020 aan de koper ervan overgedragen.
f. [geïntimeerde] heeft eind 2021 een bedrag van € 91.094,38 als voorschot op de legitieme portie aan zowel [appellante] als [persoon C] overgemaakt.
Het geding in eerste aanleg bij de rechtbank
3.2.1
In dit met de dagvaarding van 24 januari 2022 ingeleide geding heeft [appellante] na eiswijziging
in conventiegevorderd -samengevat- dat de rechtbank:
de omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater zal vaststellen op € 1.073.370,14 en de aan de legitimarissen toekomende legitieme portie zal vaststellen op € 134.171,27 voor ieder van hen, te vermeerderen met wettelijke rente;
[geïntimeerde] zal veroordelen tot uitbetaling van het aan [appellante] toekomende resterende deel in de legitieme portie ad € 32.940,89, te vermeerderen met wettelijke rente;
zal bepalen dat [makelaarskantoor] te [vestigingsplaats] , althans een NVM-makelaar, opdracht krijgt om de woning te taxeren per 10 december 2018 (datum overlijden van erflater);
[geïntimeerde] zal veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.2
[geïntimeerde] heeft
in reconventiegevorderd -samengevat- dat de rechtbank:
voor recht zal verklaren dat de (bruto) legitieme portie van [appellante] € 101.859,05 beloopt;
[appellante] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3
Bij tussenvonnis van 30 maart 2022 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bevolen, die op 31 januari 2023 heeft plaatsgevonden.
3.4
Bij het beroepen vonnis van 15 maart 2023 heeft de rechtbank -kort samengevat-
in conventieen
in reconventieoverwogen dat:
  • partijen twisten over de omvang van de legitieme portie, in het bijzonder de daarvoor in aanmerking te nemen waarde van de woning, de roerende zaken, de auto en de banksaldi van erflater (rov. 4.1);
  • de gerealiseerde verkoopwaarde van € 900.000,-- als de reële waarde van de woning op de overlijdensdatum moet worden gezien en geen aanleiding bestaat om de woning alsnog te taxeren (rov. 4.3);
  • de roerende zaken worden gewaardeerd op € 18.450,-- en de auto op € 4.500,-- (rov. 4.4);
  • van de volgende ABN-AMRO banksaldi moet worden uitgegaan:
rekeningnummer 57.63.63.960: € 1.079,01;
rekeningnummer 62.97.30.091 € 59.418,69;
rekeningnummer 47.81.78.697 € 2.835,69 (rov. 4.6).
Op grond daarvan heeft de rechtbank
in conventieen
in reconventie, kort gezegd:
(onder 5.1) de omvang van de legitimaire massa in de nalatenschap van erflater vastgesteld op € 814.848,38;
(onder 5.2) de (bruto) legitieme portie van [appellante] in de nalatenschap van erflater vastgesteld op € 101.856,05;
(onder 5.4) de proceskosten gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
en uitvoerbaar bij voorraad:
(onder 5.3) [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 625,67, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het geding in hoger beroep bij dit hof
3.5
In dit met de dagvaarding van 20 april 2023 ingeleide hoger beroep formuleert [appellante] één grief. Na intrekking van de in het beroepsexploot van 20 april 2023 geformuleerde vordering A en wijziging van eis vordert [appellante] -samengevat- dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en:
de omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater en de aan de legitimarissen toekomende legitieme portie zal vaststellen voor ieder van hen, te vermeerderen met wettelijke rente;
[geïntimeerde] zal veroordelen tot uitbetaling van het aan [appellante] toekomende resterende deel in de legitieme portie, te vermeerderen met wettelijke rente;
[geïntimeerde] zal veroordelen in de proces- en nakosten, daaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6
[geïntimeerde] weerspreekt de grief en concludeert dat het hof bij arrest [appellante] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans die zal afwijzen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
De omvang van het hoger beroep
3.7
[appellante] wijzigt de eis in hoger beroep. [geïntimeerde] maakt daartegen geen bezwaar. Het hof oordeelt de wijziging tijdig en deze komt niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal op de door [appellante] voorgelegde vorderingen B, C en D beslissen. Of deze vorderingen ook toewijsbaar zijn, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.
3.8
Met de in hoger beroep voorliggende vorderingen B, C en D en de grief en het daarover gevoerde partijdebat ziet dit beroep op alle in conventie en in reconventie door de rechtbank gegeven beslissingen i tot en met iv zoals hiervoor weergegeven.
3.9
Zowel de door de rechtbank uitgesproken beslissing i als de door het hof op vordering B vast te stellen omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater en de aan de legitimarissen toekomende legitieme portie, raken ook [persoon C] als legitimaris en zijn beslissingen die ook [persoon C] behoren te binden. Daarom behoort ook [persoon C] als legitimaris partij in dit geding te zijn, zodat de rechterlijke beslissingen ook haar binden. Omdat [persoon C] tot op heden niet in dit geding is betrokken, zal het hof partijen de gelegenheid bieden om [persoon C] alsnog als partij in dit geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv.
3.1
Als geen van partijen van die gelegenheid gebruik maakt, zal het hof arrest wijzen en partijen (onder vernietiging van het beroepen vonnis) alsnog niet-ontvankelijk (moeten) verklaren in hun inleidende vorderingen in conventie en in reconventie.
Als (een van) partijen [persoon C] als legitimaris hebben opgeroepen, zal het hof [persoon C] bij:
  • verschijning in de gelegenheid stellen om haar standpunt kenbaar te maken;
  • niet-verschijning als niet verschenen partij aanmerken, de zaak verder behandelen en inhoudelijk arrest wijzen.
Het hof beslist nu evenwel eerst als volgt en houdt elke verdere beslissing aan.

4.De uitspraak

Het hof:
stelt partijen in de gelegenheid [persoon C] in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv;
verwijst de zaak naar de rol van 23 juli 2024 voor akte inbreng oproeping [persoon C] op de voet van artikel 118 Rv door (een van) partijen, waarna zal worden beslist zoals hiervoor aangegeven in rov. 3.10;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en J. van der Steenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juni 2024.
griffier rolraadsheer