Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 juni 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling na aanbrengen van 12 juli 2023;
- de memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis met productie 39;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met productie G6;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met productie 40;
- de bij H-12-formulier ingekomen productie 41 die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding is gebracht;
- het bericht van 9 september 2024 van mr. Leijnse waarin is medegedeeld dat de tweede grief in het incidenteel hoger beroep wordt ingetrokken;
- de mondelinge behandeling van 16 september 2024, waarbij partij Envisio spreeknotities heeft overgelegd.
6.Waar gaat deze zaak over?
“contingency fee”. De nieuwe stelling in hoger beroep van Envisio dat van andere
“before”prijzen moet worden uitgegaan bij de berekening van de
“contingency fee”, wordt door het hof verworpen.
7.De beoordeling
“contingency fee”): 50% van het daadwerkelijk gerealiseerde financiële resultaat, dat kan worden toegerekend aan de implementatie van door Envisio geadviseerde verbetervoorstellen. Dit over een periode van 4 jaar na implementatie van de verbetervoorstellen per 1 augustus 2012.
“contingency fee”voor Envisio over 2014 vastgesteld op € 168.394,02.
“contingency fee”voor wat betreft de hoeveelheden niet-vloeibare afvalstoffen (vaccuum cleaner en oil), alsmede het vloeibaar afval uitgegaan worden van de hoeveelheden uit 2014. Er dient geen rekening te worden gehouden met (i) de omstandigheid dat het vrijgekomen vloerveegsel in 2014, 2015 en 2016 niet meer als CAT-3 afvalstof kon worden gekwalificeerd, (ii) de bedrijfseconomische beslissing van Nutricia om niet langer de vloeibare afvalstoffen te verhandelen.
- Nutricia veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 105.999,33, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 25 mei 2017, althans 21 december 2018, althans vanaf 18 augustus 2021;
- Nutricia veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 887,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest – en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening,
- Nutricia veroordeelt om al hetgeen Envisio ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Nutricia heeft voldaan aan Envisio terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling,
- Nutricia veroordeelt in de kosten van beide instanties (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente als de kosten niet binnen veertien dagen na het arrest zijn voldaan.
“een inspanningsverbintenis [rustte] om de door Envisio geadviseerde verbeteringsmaatregelen naar beste (zakelijk) vermogen te implementeren én te waarborgen”(memorie van grieven nr. 19). Daarbij gaat Envisio er kennelijk van uit, zo begrijpt het hof, dat Nutricia ten opzichte van Envisio de verplichting op zich heeft genomen dat de afvalstromen (in omvang en samenstelling) uitgaande van de bestaande situatie bij aanvang van de overeenkomst onverkort door Nutricia dienden te worden gehandhaafd. Op deze bestaande situatie hebben de in de overeenkomst genoemde
“before”status en de
“previously coordinated design objectives”betrekking, zo voert Envisio aan. In ieder geval, zo begrijpt het hof het betoog van Envisio, kan een wijziging in omvang en samenstelling van de afvalstromen, voor zover die zou leiden tot een reductie van de verkoopopbrengst en voor zover die het gevolg is van enige keuze aan de zijde van Nutricia niet leiden tot een vermindering van de
“contingency fee”. Nutricia heeft het betoog van Envisio gemotiveerd bestreden.
“previously coordinated design objectives”. Grief V in het principaal hoger beroep houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Nutricia op basis van de tekst van de bepaling redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat zij bij reële veranderingen in het productieproces gehouden zou zijn het aan Envisio toekomende op basis van de “oude” hoeveelheden te blijven betalen. Met grief III in principaal hoger beroep stelt Envisio aan de orde dat buiten de in de overeenkomst opgenomen
“Rules of the game”Nutricia geen contractuele mogelijkheid om de uitgangssituatie eenzijdig en zonder gevolgen te wijzigen.
“before”) zo moet worden uitgelegd dat de bestaande afvalmateriaalstromen in omvang en samenstelling als het ware gefixeerd zijn en daarop gedurende de looptijd van de overeenkomst geen wijzigingen mogelijk zijn buiten de
“Rules of the game”, volgt het hof Envisio daarin niet. De doelstelling van de overeenkomst, optimalisering van de opbrengst van verkoop van door Nutricia geproduceerd restmateriaal, is ongewijzigd gebleven gedurende de looptijd. Het hof ziet op basis van de
“Rules of the game”geen aanknopingspunt om aan te nemen dat partijen hebben beoogd van een gefixeerde uitgangssituatie zoals bedoeld door Envisio uit te gaan. In ieder geval behoefde Nutricia op basis van de overeenkomst er redelijkerwijs niet van uit te gaan dat zij gedurende de looptijd van de overeenkomst gehouden was op basis van de “oude” hoeveelheden de
“contingency fee”af te rekenen.
“previously coordinated design objectives”als bedoeld in artikel 4 bullet 6 op pagina 6. Ook in samenhang bezien met de overige bepalingen van de overeenkomst en het overige door Envisio aangevoerde, hetgeen overigens gemotiveerd is bestreden door Nutricia, kan uit deze frase niet worden afgeleid dat hiermee zou zijn gedoeld op het ongewijzigd handhaven van het productieproces (zowel in omvang als in samenstelling) van Nutricia.
“contingency fee”buiten beschouwing te laten. Dat betekent dat Nutricia de vloeibare afvalstroom bij de berekening van de
“contingency fee”over de jaren 2015 en 2016 buiten beschouwing mocht laten. Het (ongemotiveerde) beroep van Envisio op artikel 6:248 lid 1 BW passeert het hof.
“previously coordinated design objectives”), aldus Nutricia.
“contingency fee”over 2015 en 2016 gelaten, daarbij stellende dat zij het niet meer als CAT3-materiaal kon verkopen.
“contingency fee”over de jaren 2015 en 2016, is het aan haar om daarvoor de (juridische) grondslag aan te geven. Volgens Envisio staat de verwerking van de aanwezigheid van visolie in de afvalstoffen in diervoeder voor kalveren niet in de weg aan de verkoop als CAT3-materiaal. Voor zover de aanwezigheid van visolie wel nadelige invloed zou hebben op de verkoopprijzen van de afvalstoffen, dan hebben partijen voor dat geval voorzieningen opgenomen in de overeenkomst in artikel 4 onder bullet 4 en bullet 6 op pagina 6. Voor de berekening van de
“contingency fee”dient in dat geval te worden uitgegaan van de oorspronkelijke vaststelling dat de afvalstoffen geen visolie bevatten en de verkoopprijzen die daarvoor bedongen hadden kunnen worden, aldus Envisio.
“contingency fee”desondanks dient te worden bekerend op de grondslag van de eerdere verkoop als CAT3-materiaal, omdat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4 onder bullet 4 dan wel bullet 6 op pagina 6 van de overeenkomst. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Voor wat betreft het beroep van Envisio op bullet 4 geldt dat er geen sprake is van een situatie waarvan in 2012 is uitgegaan, die in 2015
“erroneous”is gebleken en dat als gevolg daarvan de aanbevolen verbetering niet meer kon worden gerealiseerd. Er is immers nadien een vaststelling gedaan omtrent de aanwezigheid van visolie die consequenties had voor de verkoop die na die vaststelling heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van het beroep van Envisio op bullet 6 is het hof van oordeel dat de acceptatie door Nutricia van de opvatting van [afnemer A] en het feit dat het materiaal niet meer als CAT3-materiaal is verkocht aan [afnemer A] geen (eenzijdige) wijziging van de
“previously coordinated design objects”is als bedoeld in die bullet. Envisio heeft in het licht van het gemotiveerde verweer van Nutricia, onvoldoende onderbouwd waarom daarvan sprake zou zijn.
“before”status een vast gegeven waren en dat deze de in 2011 door Nutricia met haar afnemers gerealiseerde verkoopopbrengst betreffen. Volgens Envisio moeten de verkoopprijzen in de
“before”status worden geïndexeerd met de marktprijsstijging of -daling. Grief VI in het principaal hoger beroep stelt aan de orde dat tussen Nutricia en [afnemer A] sprake was van een overeengekomen methodiek, waarbij de inkoopprijzen ieder jaar werden aangepast aan de hand van het percentage waarmee de Magere Melkpoeder Prijs voor veevoeder (hierna: MMP) in het voorafgaande jaar ten opzichte van het jaar daarvoor was gestegen (of gedaald). Volgens Envisio zijn partijen ervan uitgegaan dat Nutricia en [afnemer A] de bestaande prijsindexeringsafspraken gebaseerd op MMP ongewijzigd zouden voortzetten en dat deze afspraken onderdeel uitmaken van de
“before”status.
“before”status, vindt dan ook geen steun in de feiten.
“sliding price scales”in voetnoot 1 van de overeenkomst destijds is bedoeld te verwijzen naar prijsschommelingen op de zuivelmarkt die (steeds) moeten worden verwerkt in jaarlijks her te berekenen
“before”prijzen is gemotiveerd door Nutricia weersproken. Nutricia heeft bovendien in dit verband naar voren gebracht dat de vergoeding over de jaren 2012 (restant), 2013 en 2014 door Envisio is berekend, waarbij Envisio zelf steeds consequent de
“before”prijs heeft gesteld op het niveau van juli 2011. Waarom bij de berekening van de vergoeding over de jaren 2015 en 2016 de
“before”prijs anders zou moeten worden vastgesteld, heeft Envisio onvoldoende toegelicht.
“before”prijzen in de jaren 2015 en 2016 heeft Envisio haar stellingen onvoldoende onderbouwd. De grieven IV en VI in het principaal hoger beroep falen.