Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en productie, ingekomen ter griffie op 11 januari 2024;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 12 april 2024;
- een brief van [de werkgever] met productie, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2024;
3.De beoordeling
dat ze me zou afmaken en haar zelf ook”, dat ze hem wilde en voegde daaraan toe: “
Je moet meedoen anders gaat er wat gebeuren.”, zo heeft [de werknemer] verklaard tegenover de politie. [de werknemer] was daardoor verstijfd van angst en wist niet wat hij anders moest doen dan de handelingen ondergaan. Het incident heeft kunnen gebeuren omdat [de werkgever] geen adequate maatregelen heeft getroffen om haar personeel te beschermen. Daardoor was er een onveilige werkplek. Ook heeft [de werkgever] hem niet adequaat ingewerkt, althans niet zo dat hij in staat was weerstand te bieden aan de bedreigingen van [bewoonster 1] of wist wat hij moest doen
al gevolgd zou moeten worden” of woorden van soortgelijke strekking. Daardoor is het oordeel onlogisch en innerlijk tegenstrijdig, aldus [de werknemer] . Er zijn drie mogelijke scenario’s: [de werknemer] heeft [bewoonster 1] onder druk gezet, er is over en weer geen druk uitgeoefend en de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op basis van overeenstemming, of [bewoonster 1] heeft [de werknemer] onder druk gezet. Door het horen van getuigen moet [de werknemer] in de gelegenheid worden gesteld om aan te tonen welk scenario zich heeft voorgedaan. Volgens [de werknemer] was hij nog “slechts” een MBO-student zonder enige relevante afgeronde studie en/of relevante werkachtergrond. Hoe hij is ingewerkt en voorbereid op stressvolle en onverwachte situaties is van belang voor de vraag of en in hoeverre [de werknemer] anders had dienen te handelen.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)