Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),
[minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 7 juni 2024;
- het V8-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de moeder op 24 juli 2024.
3.De beoordeling
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2016 gewijzigd, voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen, en bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
- het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om een onafhankelijk deskundige voor te dragen voor het verrichten van een onderzoek ter beantwoording van de in rechtsoverweging 5.2.16 vermelde vragen.
- drs. S. Labrijn en drs. R.E. Arends tot deskundigen benoemd;
- het voorschot ter zake van de kosten van de deskundigen conform de
- de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 14.470,72 (inclusief BTW) voor drs. S. Labrijn en op € 15.635,62 (inclusief BTW) voor drs. R.E. Arends;
- bepaald dat de griffier de bedragen waarop de deskundigen aanspraak hebben ten laste van 's Rijks kas brengt en dat tot aan de eindbeschikking de ten laste van 's Rijks kas betaalde bedragen in debet worden gesteld, waarbij bij de door de rechtbank te geven eindbeschikking een definitieve beslissing met betrekking tot de kosten van het deskundigenonderzoek zal worden gegeven;
- de raad verzocht om een aanvullend rapport en advies uit te brengen omtrent – kort gezegd – het gezag over de kinderen en het contact tussen de moeder en de kinderen.