Uitspraak
8.Het verdere verloop van de procedure
9.De verdere beoordeling
“Dag [geïntimeerde] , Zie hierbij de maten in de offerte van een van de staalboeren. De prijs is strikt vertrouwelijk want wij zijn nog met een aantal partijen in gesprek. Graag je prijsindicatie natuurlijk als altijd zo scherp mogelijk !!!!! Veel dank ! groet, [appellant] [telefoonnummer] (…)”
“Dag [geïntimeerde] , Ziehier de eerste set tekeningen van [ingenieur] . De rest volgt morgen. Kijk daar eens naar graag. Groet, [appellant] . (…)”Met deze e-mail (ontvangen op 17:27 uur), is een eerdere e-mail van [zoon 2] aan [emailadres X] doorgestuurd (van 11 februari 2020, 17:02 uur) waarbij een e-mail van [ingenieur] werd doorgestuurd.
“Dag [geïntimeerde] , Dit zijn de laatste tekeningen van [ingenieur] . Zijn nu alle details kompleet ? Gaarne bericht of je alles goed vindt zo. Groet, [appellant] (…)”.Met deze
“Beste [appellant] , In de bijlage zend ik je de factuur nr. 200425, betreffende afrekening van het hotel. Bedrag is met [zoon 2] geverifiëerd. (…)”.
“Geachte heer, In de bijlage zend ik u de factuur nr. 200453, betreffende het werk in [plaatsnaam] . (…)”. Dit is de factuur waarvan [geïntimeerde] in dit geding betaling vordert.
“Dag [geïntimeerde] , Wij hebben vastgesteld dat twee door jou aan de binnenplaatszijde geplaatste glasplaten slechts voor de helft zijn gekit. Kan dat alsnog in orde gemaakt worden ? groet, [X beheer] .”Deze e-mail is gelet op de onderwerpregel kennelijk een antwoord op de e-mail van [geïntimeerde] van 24 november 2020.
“Geachte heer Cuijpers, U hebt mij een schrijven gezonden namens [geïntimeerde] . Ik heb nooit ook maar een enkele opdracht verstrekt aan [geïntimeerde] voornoemd. Kunt U justificatoire bescheiden overleggen waaruit deze opdracht zou blijken? Gaarne vernemend, Hoogachtend, [appellant] .”
“Het ging eigenlijk altijd zo dat hij mij belde en aangaf waar ruiten geplaatst moeten worden. Als ik ging inmeten was hij meestal zelf ter plekke. Daarna gaf ik hem de vierkante meters door tegen de afgesproken meterprijs en betaalde hij na plaatsing en facturering vrijwel steeds direct”.
“Ik weet nog, dat hij mij zelf gebeld heeft voor deze werkzaamheden, zijnde de binnenbeglazing aan het [adres] . (…) Ik weet nog dat ik op een woensdagmiddag naar dat pand ben toegegaan en hem daar trof. We zijn samen naar binnen gegaan en direct bij de pui hadden we een klein meningsverschil over glastype. Hij heeft daarover nog zijn [de architect] gebeld en die zei dat ik gelijk had. Hij heeft me alle ruimtes laten zien en daarna heb ik ingemeten. Die dag daarna, donderdag, heb ik hem laat in de middag telefonisch zelf gesproken en heb ik de stukprijzen van de ruiten doorgegeven. (…) 22 oktober 2020 (…) is (…) de dag geweest waarop ik hem gebeld heb om deze prijsopgave te doen en heb ik de dag daarvoor dus, op 21 oktober 2020, hem in het [adres] getroffen en daar ingemeten. (…) Daarna zijn de ruiten geplaatst. (…) Ik heb dat zelf gedaan met een glaszetter. [appellant] is in die twee dagen dat het duurde, zeker drie keer komen kijken of ik opschoot, want het had kennelijk enige haast. Ik heb daarna nog twee keer met [appellant] getelefoneerd over deze factuur. Hij hield het echter algemeen en deed geen concrete toezegging.”
“Nee. Dat vind ik niet ter zake doen in het kader van de bewijsopdracht zoals die vandaag voorligt”. Het hof leidt daaruit af dat [appellant] geen volledige openheid van zaken wil geven over zijn contacten met [geïntimeerde] , terwijl dit wel van [appellant] mocht worden verwacht.
“voor zover ik weet niet”. Op de vraag van de raadsheer-commissaris of [appellant] zich kan herinneren dat er op 22 oktober 2020 een telefoontje heeft plaatsgevonden met [geïntimeerde] , antwoordt [appellant] dat niet te weten. Terwijl, bij de kantonrechter verklaarde [appellant] dat het telefoongesprek wèl is gevoerd, maar dat dit ging over hotel [Z] .
“dat is mijn nummer, maar goed”.Daarmee staat vast dat het [telefoonnummer] het telefoonnummer van [appellant] is en dat [geïntimeerde] in de periode augustus 2020 tot en met januari 2021 vijftien keer - mèt inbegrip van de twee telefoongesprekken op 22 oktober 2020 - met [appellant] heeft gebeld. Dat maakt de verklaring van [appellant] dat hij niet weet of hij telefonisch met [geïntimeerde] heeft gesproken ongeloofwaardig. Daarnaast ondersteunen de telefonische contacten met [appellant] op
“Beste [appellant] ”. [geïntimeerde] ging er dus kennelijk vanuit dat [appellant] via dat e-mailadres te bereiken was. De e-mail van 24 november 2020, met daarbij de factuur waar het in deze zaak om gaat, verstuurt [geïntimeerde] naar hetzelfde e-mailadres. Vervolgens heeft [geïntimeerde] van dat e-mailadres, en kennelijk in antwoord op de e-mail van 24 november 2020, op 22 december 2020 (12:30u) een e-mail ontvangen over de door hem verrichte werkzaamheden die zien op de factuur. Volgens de overgelegde telefoonspecificaties is er vervolgens diezelfde dag telefonisch contact tussen [geïntimeerde] en [appellant] (22 december 2020, 15:59u), een gesprek van bijna
kanzijn geweest. Ten aanzien van alle drie de e-mails heeft, volgens [appellant] , voorts te gelden dat iemand kennelijk de verkeerde e-mailbox heeft gebruikt. [zoon 2] verklaart ten aanzien van de e-mails van 30 september 2019 en
zou kunnenhebben, dat hij geen toegang tot het e-mailadres van [emailadres X] heeft, dat hij niet weet hoe die e-mail van
“ik zou het zelf verstuurd kunnen hebben”en
“Het kan gebeurd zijn dat iemand van het secretariaat het geweest is. Ik weet het niet. Ik heb in principe geen toegang tot het e-mailadres [emailadres X] ik weet niet hoe die e-mail daar zo terecht is gekomen”. Voorts geeft [zoon 2] geen verklaring waarom hij de e-mails van [ingenieur] van 11 en 14 februari 2020 middels tussenkomst van het secretariaat van het advocatenkantoor van [appellant] aan [geïntimeerde] zou hebben doen toekomen. Zo was de e-mail van [ingenieur] van
“als we facturen open hebben staan van [geïntimeerde] dan houden we deze even aan totdat het fiasco is opgelost”, dat zijn vader boos was omdat zijn zoon zo’n fiasco met het dak van hotel [Z] meemaakte, en dat
“in principe”[zoon 1] over de factuur ging. [zoon 2] is door de advocaat van [geïntimeerde] gevraagd waarom hij in de whatsapp-communicatie schrijft ‘ [appellant] is boos’ en niet ‘ik ben boos’. Ook is hem daarbij voorgehouden dat uit de whatsapp-communicatie lijkt te volgen dat [appellant] de betaling heeft tegengehouden. [zoon 2] heeft hierop geantwoord:
“Ik heb hier al antwoord op gegeven en ik wil het hierbij houden’.
“de vraag heeft niets te maken met het probandum”.
“Ik weet dat ik het glas besteld heb. Ik heb de app’jes en ik heb daarover contact gehad met [geïntimeerde] . Ik heb maten via de app aan [geïntimeerde] doorgeven. Ik heb [geïntimeerde] daar meerdere malen over gesproken, over de maatvoering, de leveringen, het plaatsen, over wanneer zijn monteur kwam. Er is ook nog een glasplaat kapot gegaan en toen heb ik een nieuwe bij de [geïntimeerde] besteld. Ook heb ik met [geïntimeerde] contact gehad dat twee glasplaatjes te groot waren, die zijn toen met een glassnijder en [geïntimeerde] op maat gesneden. Ik was de opdrachtgever”.[geïntimeerde] heeft op dit punt verklaard:
“Van [appellant] zelf had ik opdracht om matglas te leveren als voorzetraam in de borstwering. Met [appellant] heb ik toen besproken dat hij dat beter zelf kon plaatsen omdat het zeer arbeidsintensief was. [zoon 1] heeft toen de maten doorgegeven”.
“De glasmaten zijn door mij aan [geïntimeerde] persoonlijk ter hand gesteld bij diens bezoek aan het bouwproject”, terwijl hij als getuige verklaart
: “Ik heb nooit persoonlijk glasmaten aan [geïntimeerde] ter beschikking gesteld”, alsook dat hij [geïntimeerde] nog nooit heeft gezien of gesproken.
€ 3.642,00(3 punten x € 1.214,00, tarief II)