ECLI:NL:GHSHE:2024:3032

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
200.342.041_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werknemer en de gevolgen daarvan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer die haar arbeidsovereenkomst met een werkgever heeft opgezegd. De werknemer, een 46-jarige vluchtelinge uit Oekraïne, was sinds 1 april 2023 in dienst bij de werkgever als keukenmedewerker. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd en zou eindigen op 1 april 2024. De werknemer heeft op 30 september 2023, via een collega, haar arbeidsovereenkomst opgezegd. De werkgever heeft de opzegging als geldig beschouwd, maar de werknemer betwist dit en stelt dat zij niet op de hoogte was van de gevolgen van haar opzegging, mede door taalbarrières. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de opzegging geldig was en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon over september 2023, met inachtneming van een negatief verlofsaldo. In hoger beroep heeft de werknemer vijftien grieven ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat de opzegging duidelijk en ondubbelzinnig was en dat de werkgever niet in gebreke was gebleven in zijn informatieplicht. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de werknemer in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 26 september 2024
Zaaknummer : 200.342.041/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10817176 \ AZ VERZ 23-126
in de zaak in hoger beroep van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [de werknemer] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna aan te duiden als [de werkgever] ,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 maart 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 30 mei 2024;
  • een brief van [de werknemer] met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 3 juli 2024;
  • een brief van [direct leidinggevende] namens [de werkgever] van 19 juli 2024, ingekomen ter griffie op 23 juli 2024;
- de op 25 juli 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij [de werknemer] is gehoord, bijgestaan door mr. Stassen en door J. Babic-Lypenko, tolk.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de kantonrechter vastgestelde en in hoger beroep niet betwiste feiten, aangevuld met enkele andere door het hof vastgestelde feiten.
3.2.1.
[de werknemer] is een nu 46-jarige vluchtelinge, afkomstig uit Oekraïne. Na de uitbraak van de oorlog aldaar is zij naar Nederland gekomen.
3.2.2.
[de werkgever] verricht in opdracht van (wisselende) opdrachtgevers de volledige exploitatie van (in ieder geval) horeca-ondernemingen.
3.2.3.
[de werknemer] is op grond van een (in de Engelse taal opgestelde) arbeidsovereenkomst
met ingang van 1 april 2023 in dienst getreden van [de werkgever] in de functie van keukenmedewerker voor 38 uur per week. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd: tot 1 april 2024. Het overeengekomen loon bedraagt (laatstelijk) € 1.995,00 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst vermeldt dat [de werknemer] haar werkzaamheden zal verrichten bij Golf- & Countryclub [Golf- & Countryclub] (hierna: [Golf- & Countryclub] ).
3.2.4.
De direct leidinggevende van [de werknemer] bij [de werkgever] is [direct leidinggevende] (hierna: [direct leidinggevende] ) geweest.
3.2.5.
Omdat [de werknemer] de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is, communiceerde [direct leidinggevende] met [de werknemer] via [directe collega] (hierna: [directe collega] ). [directe collega] is een directe collega
van [de werknemer] .
3.2.6.
Op 25 september 2023 heeft [directe collega] gesproken met [direct leidinggevende] . Hij heeft toen onder meer aan [direct leidinggevende] voorgehouden dat hij en [de werknemer] mogelijk bij een vriend zouden kunnen gaan werken. Bij deze vriend zouden zij meer kunnen verdienen.
3.2.7.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat de werkzaamheden van [de werkgever] bij het
[Golf- & Countryclub] zouden eindigen op 30 september 2023.
3.2.8.
Eveneens op 25 september 2023 heeft [direct leidinggevende] via whatsapp aan [directe collega] het volgende medegedeeld:

Hello! I had meeting this morning with [betrokkene] . We will continue working as there will be
some business coming weeks. Plus we changed opening hours. I will make the new planning
for the coming weeks and send it to you.”
3.2.9.
[directe collega] heeft direct daarna als volgt gereageerd:

does this mean we work as before? super, please write to me what changes there are.
3.2.10.
Vervolgens heeft [direct leidinggevende] via whatsapp in een groeps-chat aan [directe collega] en
[de werknemer] op 26 september 2023 de wijzigingen doorgegeven. Het bericht van [direct leidinggevende]
bevat ook de zin:

Secondly, we have been asked to work longer in [Golf- & Countryclub] and therefore we have to look
at a new planning
3.2.11.
In reactie op dit bericht heeft [directe collega] als volgt gereageerd:

everything is clear and simple, next week we will start according to this schedule.
3.2.12.
Op 29 september 2023 heeft [direct leidinggevende] via whatsapp het volgende aan [directe collega]
medegedeeld:

Goodmorning [directe collega] , our discussion from Monday is not leaving my head (…). As a
friend: if you want to change jobs, just talk to me about it. I'll understand! Do not worry
that I will have problems or whatever, I only need to know in time! So, as your friend: if you
rather work for a friend of yours, do not worry about me!
3.2.13.
Op 30 september 2023 heeft tussen [directe collega] en [direct leidinggevende] per whatsapp onder andere de volgende correspondentie plaatsgevonden.
- [directe collega] :

(…) from tomorrow we will not work in Golf. thank you so much from us (…) it was cool and interesting. Good luck.
- [direct leidinggevende] :

[directe collega] you cannot stop working, in your contract you have 1 month working time out, so if you notify me now, you need 1 month to work out (…)”.
[directe collega] heeft eveneens op 30 september 2023 aan [direct leidinggevende] geantwoord:

I don’t have to work off. For two months we had an agreement that we would work here until October 1st. I worked. Today is September 30th. a week ago you offered to work until November.
- [direct leidinggevende] :

No [directe collega] , your contract is a indefinite one, so you cannot just quit! (…)”.
- [directe collega] :

We have been discussing this since July. your words were that we are working here until October 1st. and that it won’t be a problem for you if we leave. We will not be working on golf from tomorrow. (…)
- [direct leidinggevende] :

Nobody told you that your job was finished from tomorrow on; last week I send an app that we continue working in a different schedule. So, nothing is changed.
- [directe collega] :

What am I not following? I’m at work, I’m fulfilling my and other obligations. There were no problems during the period of my work. and you, like my boss, said that there wouldn’t be any problems if I left. that I have a choice. and only I can decide. I decided.
- [direct leidinggevende] :

I will stop discussing now; I will council my lawyer what to do! I wish you good luck! Too bad that it ends like this!
- [directe collega] :

Fine. This is what it was all about.
- [directe collega] :

Good luck BOSS (…)
3.2.14.
[de werknemer] is na 30 september 2023 niet meer op het werk verschenen. [directe collega] is in oktober 2023 nog wel naar [Golf- & Countryclub] geweest om te vragen naar de uitbetaling van het loon van september 2023. Partijen hebben daarover ook per whatsapp gecorrespondeerd. [direct leidinggevende] heeft daarbij aan [directe collega] medegedeeld dat er een eindafrekening opgesteld zal worden.
3.2.15.
[de werknemer] verbleef in de relevante periode in een opvanglocatie voor Oekraïense Vluchtelingen te [plaats] . De locatiemanager was [locatiemanager] .
3.2.16.
[locatiemanager] heeft op 9 oktober 2023 aan [direct leidinggevende] het volgende bericht gezonden
via e-mail:

Ik begreep vandaag van [de werknemer] dat ze niet langer voor golfbaan [Golf- & Countryclub] werkt. Ze
gaf aan dat de reden was dat het werk terugliep en dat jullie beiden tot een overeenkomst
zijn gekomen. Ik wilde graag weten of dit ook daadwerkelijk de reden is, en of jullie dit
ergen hebben vastgelegd.
3.2.17.
Diezelfde dag heeft [direct leidinggevende] in reactie hierop een e-mail naar [locatiemanager]
gezonden waarin (onder meer) het volgende staat:

Het verhaal zit helaas anders in elkaar dan mevrouw [de werknemer] verteld heeft aan u. Zij - samen met de kok, eveneens uit de Oekraïne - is zonder wettelijk correcte inachtneming van
de opzegtermijn op 1 oktober niet komen opdagen op haar werk.
Ik ben op dit moment in overleg met onze jurist hoe wij hier mee om dienen te gaan mede
omdat er nog een groot aantal zogenaamde “minuren” staan die de komende maanden
tegen plusuren zouden wegvallen, echter nu is er de afgelopen maanden meer uren betaald
dan gewerkt. Graag bespreek ik een en ander even telefonisch met u. Ik ben morgen dinsdag
10 oktober goed bereikbaar.
In ieder geval zal ik bij het UWV melding maken dat het mevrouw [de werknemer] zelf zonder
inachtneming van de opzegtermijn ontslag heeft genomen. Op dit moment berekent onze
salarisadministratie de afrekening
3.2.18.
Vervolgens heeft [locatiemanager] op 12 oktober 2023 (voor zover hier relevant) het
volgende aan [direct leidinggevende] bericht:

Ik heb vandaag nog even met [de werknemer] gesproken, maar ik heb verder geen extra info toe te
voegen aan het verhaal.
Het is jammer dat het zo is moeten lopen. Als we de afrekening krijgen voor de min-uren
kunnen we dit hoofdstuk hopelijk afsluiten. Wel heb ik de korte opzegging vanuit [de werknemer]
haar kant.
3.2.19.
Op 23 november 2023 heeft [locatiemanager] per e-mail aan mr. Stassen, voor zover van belang, het volgende bericht (bijlage 1 bij de door [de werknemer] nagezonden productie van 19 februari 2024):

Zoals net ook al eerder aangegeven is [de werknemer] naar ons toegekomen en heeft laten weten niet meer te willen werken.”
3.2.20.
[de werkgever] heeft daarna een door [de werknemer] ondertekende brief ontvangen (bijlage 2 bij de door [de werknemer] nagezonden productie van 19 februari 2024). De brief is
gedateerd op 12 oktober 2023 en bevat de volgende tekst:

[plaats]
Hierbij laat ik [de werknemer] per direct stop bij Golfclub [Golf- & Countryclub] .
Met vriendelijke groet,
[de werknemer]
3.2.21.
Bij brief van 6 november 2023 heeft [de werkgever] aan [de werknemer] medegedeeld dat zij een
aanzienlijk aantal min-uren opgebouwd heeft. [de werknemer] is volgens [de werkgever] daarom nog € 2.688,71 netto aan haar verschuldigd. Na verrekening met het loon van september 2023
van € 1.835,66 netto, leidt dat ertoe dat [de werknemer] nog € 853,05 netto aan haar verschuldigd
is. Verder stelt [de werkgever] in deze brief dat [de werknemer] nog een bedrag van € 2.995,00 bruto aan
schadevergoeding verschuldigd is wegens onregelmatige opzegging. [de werkgever] verzoekt [de werknemer]
in deze brief aan haar een bedrag van € 2.688,71 te betalen.
3.2.22.
Bij brief van 27 november 2023 heeft (de gemachtigde van) [de werknemer] de vernietiging
van de opzegging van de arbeidsovereenkomst ingeroepen, zich beschikbaar gesteld voor
het verrichten van arbeid, verzocht het loon vanaf 1 september 2023 te betalen en
loonspecificaties te verstrekken.
3.2.23.
[de werkgever] heeft daarna geen loon aan [de werknemer] betaald en evenmin heeft zij haar
opgeroepen om weer voor haar te werken.
De procedure bij de kantonrechter
3.3.1.
In de procedure heeft [de werknemer] de kantonrechter verzocht:
a. voor recht te verklaren dat de opzegging door [de werknemer] op 30 september 2023 nietig is, althans nietig wordt verklaard;
b. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 september 2023 van € 1.995,00 bruto per maand vermeerderd met alle emolumenten waaronder de vakantiebijslag tot de dag dat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van betaling;
c. [de werkgever] te veroordelen om aan haar loonspecificaties vanaf 1 september 2023 te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [de werkgever] hiermee nalatig blijft, tot een maximum van € 10.000,00.
3.3.2.
Bij wijze van voorlopige voorziening heeft [de werknemer] verzocht om [de werkgever] te veroordelen overeenkomstig de hiervoor onder 3.3.1. vermelde onderdelen b. en c.
3.3.3.
[de werknemer] heeft aan haar verzoeken, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat de (eventuele) opzegging van de arbeidsovereenkomst die [directe collega] op 30 september 2023 mede namens haar deed nietig is. Volgens [de werknemer] heeft zij gedwaald omtrent de gevolgen van zijn opzegging. Zij wist niet dat zij door die opzegging geen aanspraak zou kunnen maken op een WW-uitkering noch dat zij een opzegvergoeding verschuldigd zou zijn. Bovendien stelt zij zich op het standpunt dat [de werkgever] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan door haar te wijzen op de gevolgen van haar mogelijke opzegging. [de werknemer] wijst er daarbij op dat zij het Engels en het Nederlands niet machtig is en dat anderen steeds het woord voor haar hebben gevoerd.
3.3.4.
[de werkgever] heeft verweer gevoerd. Volgens [de werkgever] is de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 30 september 2023 geëindigd als gevolg van de opzegging door ( [directe collega] namens) [de werknemer] . [de werkgever] heeft de kantonrechter verzocht dit voor recht te verklaren. [de werkgever] heeft erkend dat zij het salaris over de maand september 2023 is verschuldigd, maar, vanwege een te verrekenen vordering op [de werknemer] wegens minuren, slechts tot de beslagvrije voet die voor [de werknemer] geldt.
3.3.5.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 7 maart 2024 geoordeeld dat ( [directe collega] namens) [de werknemer] de arbeidsovereenkomst op 30 september heeft opgezegd en dat deze daardoor is geëindigd op 1 oktober 2023. De kantonrechter heeft [de werkgever] veroordeeld tot betaling van het loon (inclusief vakantiebijslag) over de maand september 2023 met inachtneming van de beslagvrije voet, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve dagen van verzuim, tot de dag van betaling. De kantonrechter heeft [de werkgever] ook veroordeeld om aan [de werknemer] een loonspecificatie van de maand september 2023 te verstrekken. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen [de werkgever] en [de werknemer] is geëindigd op 30 september 2023. Het meer of anders verzochte heeft de kantonrechter afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.4.
[de werknemer] heeft in hoger beroep vijftien grieven aangevoerd. [de werknemer] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen beschikking en tot het alsnog toewijzen van haar verzoeken, met dien verstande dat zij in hoger beroep verzoekt tot betaling van het loon met ingang van 1 oktober 2023. [de werknemer] verzoekt in hoger beroep niet een voorlopige voorziening. Zij verzoekt [de werkgever] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
3.5.
[de werkgever] is in hoger beroep niet verschenen. In de brief van 19 juli 2024 heeft [direct leidinggevende] namens [de werkgever] meegedeeld dat het faillissement van [de werkgever] aanstaande is en dat [de werkgever] niet ter zitting zal verschijnen. Hij verwijst naar al hetgeen is aangevoerd in eerste aanleg.
Grieven I-XI
3.6.1.
Het hof zal de grieven I tot en met XI gezamenlijk behandelen. Door middel van deze grieven betoogt [de werknemer] , kort samengevat, dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de opzegging niet nietig is. [de werknemer] beroept zich op artikel 3:33 Burgerlijk Wetboek (BW) en betoogt dat [de werknemer] nimmer de wil heeft gehad om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Aan [de werkgever] komt niet een beroep op artikel 3:35 BW toe, omdat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende verzwaarde onderzoeks- en informatieplicht. [de werkgever] heeft [de werknemer] helemaal niet geïnformeerd over de nare financiële gevolgen van de opzegging. [de werknemer] bestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat haar geen beroep op dwaling toekomt. De kantonrechter is in rechtsoverweging (rov.) 4.6. in strijd met artikel 24 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door te oordelen dat [directe collega] bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst kennelijk ook voor [de werknemer] is opgetreden – dat heeft [de werkgever] nooit gesteld – en door te overwegen dat [locatiemanager] [de werknemer] heeft vertegenwoordigd. [de werkgever] heeft nimmer de moeite genomen om apart met [de werknemer] om bijvoorbeeld met de hulp van de tolkentelefoon uit te leggen dat de arbeidsovereenkomst niet eindigde op 1 oktober 2023. Het oordeel van de kantonrechter dat [de werknemer] zelf in de veronderstelling was dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd, is onjuist. [de werknemer] bestrijdt ook het oordeel van de kantonrechter in rov. 4.7.2. dat vast staat dat [de werknemer] heeft meegedeeld dat zij van plan was om voor een vriend van [directe collega] te gaan werken tegen een hoger loon.
3.6.2.
Het hof overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet in het geval van een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer sprake zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer. Onder omstandigheden kan de werkgever een onderzoeksplicht hebben ten aanzien van de vraag of de wil van de werknemer daadwerkelijk op beëindiging van de arbeidsovereenkomst was gericht. De verklaring van de werknemer kan bijvoorbeeld zijn beïnvloed door emoties (na een conflictsituatie), onbegrip of het niet voldoende machtig zijn van de taal, mentale problematiek of andere situaties van mogelijk onvrije wilsvorming (vgl. conclusie A-G voor HR 26 januari 2024, ECLI:NL:PHR:2023:776). De ratio van de ‘duidelijk- en ondubbelzinnigheidsmaatstaf’ is gelegen in de voor de werknemer ernstige gevolgen van een vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking; zie (bijvoorbeeld) HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8387 Grillroom Ramses II.
3.6.3.
[de werknemer] heeft tijdens de zitting in hoger beroep naar aanleiding van vragen van het hof verklaard dat [directe collega] zijn in 3.2.13. geciteerde whatsappberichten aan [direct leidinggevende] ook namens [de werknemer] heeft gestuurd. Zij beiden hadden geen zin en geen mogelijkheid om bij [de werkgever] verder te gaan; zij hadden absoluut geen vertrouwen (in [direct leidinggevende] ). [direct leidinggevende] vertelde de hele tijd leugens en daarom wilden zij stoppen, aldus [de werknemer] ter zitting van het hof. Daarmee staat vast dat [directe collega] in de whatsappberichten van 30 september 2023 ook [de werknemer] heeft vertegenwoordigd en dat zij beiden, [directe collega] en [de werknemer] , niet langer voor [de werkgever] wilden werken. Het hof rekent die berichten daarom mede toe aan [de werknemer] . Grief IV, waarin [de werknemer] betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [directe collega] (bij de opzegging) ook namens [de werknemer] is opgetreden, stuit daarop af.
3.6.4.
Naar het oordeel van het hof heeft [directe collega] namens [de werknemer] (zie rov. 3.6.3.) met zijn (hiervoor in rov. 3.2.11. geciteerde) whatsappberichten van 30 september 2023, in onderlinge samenhang bezien, duidelijk en ondubbelzinnig verklaard dat hij ook de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met onmiddellijke ingang beëindigde. [de werkgever] heeft de uitlatingen “
(…) from tomorrow we will not work in Golf. thank you so much from us (…) it was cool and interesting. Good luck.”, “
We have been discussing this since July. your words were that we are working here until October 1st. and that it won’t be a problem for you if we leave. We will not be working on golf from tomorrow. (…)”, “
(…) and you, like my boss, said that there wouldn’t be any problems if I left. that I have a choice. and only I can decide. I decided.” en “
Good luck BOSS (…)” redelijkerwijze mogen begrijpen als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het hof weegt mee dat [direct leidinggevende] , namens [de werkgever] , [directe collega] – en daarmee ook [de werknemer] , zie wederom rov. 3.6.3. hiervoor - in de correspondentie op 30 september 2023 herhaaldelijk heeft gewezen op de opzegtermijn van een maand had en dat het [directe collega] en [de werknemer] dus niet vrijstond om met onmiddellijke ingang het werk neer te leggen. Zij heeft dus geprobeerd om hen van de opzegging (in deze vorm) te weerhouden. Uit de zin “
(…)I will council my lawyer what to do! (…)” hebben [directe collega] en [de werknemer] bovendien moeten begrijpen dat hun handelwijze voor hen nadelige gevolgen zou kunnen hebben.
3.6.5.
Dat [de werknemer] zoals zij stelt noch het Nederlands noch het Engels beheerst brengt het hof niet tot een ander oordeel. Daarin had zij nu juist voorzien door [directe collega] mede namens haar het woord te laten voeren. Bovendien heeft [de werknemer] ter zitting van het hof ondubbelzinnig meegedeeld dat zij niet langer wilde werken voor [de werkgever] , omdat zij [direct leidinggevende] niet vertrouwde, hij vaker leugens vertelde en zij geen zin en mogelijkheid had om daar (bij [de werkgever] /hof) verder te gaan.
3.6.6.
Uit de berichten blijkt ook niet dat er sprake is van een conflict of van emoties bij ( [directe collega] of) [de werknemer] waaruit [de werkgever] heeft moeten opmaken dat [directe collega] en/of [de werknemer] niet in staat was/waren om hun wil te bepalen. [de werkgever] heeft [directe collega] en [de werknemer] er in voldoende mate op gewezen dat zij niet met onmiddellijke ingang mochten vertrekken. [de werknemer] heeft er desondanks voor gekozen om dat wel te doen. Dat komt daarmee voor haar rekening en risico, ook al had zij (nog) niet een andere baan, al dan niet bij een vriend van [directe collega] . Onder die omstandigheden was [de werkgever] niet gehouden om daarnaast nog verder bij [de werknemer] te informeren of haar te waarschuwen voor de financiële gevolgen van hun opzegging, voor haar WW-rechten of anderszins. Van dwaling omdat [de werkgever] [de werknemer] had behoren in te lichten als bedoeld in artikel 6:228 BW (daargelaten dat die bepaling ziet op overeenkomsten en niet op eenzijdige rechtshandelingen zoals een opzegging) is geen sprake en evenmin van handelen in strijd met goed werkgeverschap. Ook het beroep van [de werknemer] op artikel 3:33 en 3:35 BW slaagt niet.
3.6.7.
De in rov. 3.2.20. geciteerde door [de werknemer] ondertekende brief, die zij in grief VII waarin zij klaagt over rov. 4.6. van de bestreden beschikking, aanhaalt, werpt niet een ander licht op de zaak. [de werknemer] heeft daarover ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij, toen zij klaar was met de werkzaamheden met [direct leidinggevende] , naar de gemeente ging met het verzoek werk te vinden. De contactpersoon bij de gemeente, [locatiemanager] , zei toen dat [de werknemer] duidelijker bewijs moest hebben dat zij niet ergens anders werkte. Haar is toen uitgelegd dat zij de brief moest ondertekenen en dat zij dan kon verdergaan met werk zoeken. Uit de brief volgt dus niet dat de arbeidsovereenkomst tot dan toe nog bestond. Datzelfde geldt voor de e-mail van [locatiemanager] aan mr. Stassen van 23 november 2023 (zie rov. 3.2.19.).
3.6.8.
De kantonrechter heeft op grond van het voorgaande terecht geoordeeld dat [de werknemer] op 30 september 2023 de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2023 heeft opgezegd en heeft terecht de loonvordering (tot de beslagvrije voet) tot 1 oktober 2023 toegewezen. De grieven falen.
Grief XII en XIII
3.7.1.
Met de grieven XII en XIII komt [de werknemer] op tegen rov. 4.10. en 4.11. van de bestreden beschikking. Daarin stelt de kantonrechter, kort samengevat, vast dat [de werknemer] voor een bedrag van € 2.688,71 aan minuren, een negatief verlofsaldo, heeft opgebouwd en dat [de werkgever] dat bedrag tot de beslagvrije voet met het loon over september 2023 mocht verrekenen.
3.7.2.
De advocaat van [de werknemer] heeft tijdens de zitting in hoger beroep op een vraag van het hof geantwoord dat hij het saldo aan minuren leidend tot een bedrag van € 2.688,71 niet langer betwist. Dat staat daarmee vast en daarop stuit grief XII af. [de werkgever] had dat bedrag, zo betoogt [de werknemer] bij grief XIII, volgens [de werknemer] niet mogen verrekenen met het loon, omdat [de werkgever] had moeten voorkomen dat het saldo zo hoog zou oplopen. Zij had [de werknemer] er bovendien van op de hoogte moeten stellen dat zij zulk een aanzienlijk negatief verlofsaldo had opgebouwd. De kantonrechter heeft ten onrechte het betoog van [de werkgever] dat [de werknemer] , als zij in dienst zou zijn gebleven, gelet op de fluctuerende seizoenen in de horeca, voldoende gelegenheid zou hebben gehad om de minuren in te lopen, voor juist gehouden, te meer omdat het dienstverband op 1 april 2024 afliep en er in de maanden oktober tot en met maart sprake is van veel regen, enige vorst en sneeuw. Dat staat volgens [directe collega] aan verrekening in de weg.
3.7.3.
Het hof overweegt als volgt. Ook als ervan wordt uitgegaan dat een negatief verlofsaldo in de loop van een volgend jaar kan worden hersteld door onbetaald extra uren te werken, dient de werkgever er in beginsel op toe te zien dat het negatieve saldo niet zo groot wordt, dat dit redelijkerwijs niet meer tijdens het dienstverband door de werknemer kan worden ingehaald, met het gevolg dat een (te) groot bedrag met het salaris zal moeten worden verrekend. De werknemer is daarvoor zelf mede verantwoordelijk, maar de eisen van goed werkgeverschap brengen mee dat de werkgever periodiek de stand van zaken met de werknemer opneemt en in voorkomend geval het verder oplopen van het tekort niet toestaat.
3.7.4.
Naar het oordeel van het hof mocht [de werkgever] het saldo van € 2.688,71 (tot de beslagvrije voet) met het loon verrekenen. Dat [de werknemer] het saldo niet heeft kunnen “wegwerken” komt voor haar rekening en risico. Zij heeft de arbeidsovereenkomst immers op 30 september 2023 met onmiddellijke ingang beëindigd en zichzelf daardoor de mogelijkheid om het saldo in te lopen ontnomen. Dat kan zij [de werkgever] niet tegenwerpen. [de werknemer] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zij, zoals [de werkgever] heeft aangevoerd, daartoe gezien de fluctuerende seizoenen in de horeca voldoende gelegenheid zou hebben gehad. De stelling dat het in de maanden oktober tot en met maart sprake is van regen, vorst en sneeuw is daarvoor ontoereikend. [de werkgever] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat zij geenszins voornemens was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen c.q. niet te verlengen. [de werknemer] had volgens [de werkgever] vanaf 1 november 2023 bij een andere opdrachtgever werkzaamheden kunnen verrichten, waar zij de minuren eenvoudig had kunnen inlopen. Het overige aan minuren (na de referteperiode van 12 maanden) zou [de werkgever] hebben kwijtgescholden, aldus [de werkgever] . Ook grief XIII faalt daarom.
Grief XIV (abusievelijk aangeduid als grief XII)
3.8.
[de werknemer] klaagt met grief XIV over de afwijzing door de kantonrechter van haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv. Die grief faalt bij gebrek aan belang, nu [de werknemer] het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in hoger beroep niet heeft gehandhaafd.
Grief XV (abusievelijk aangeduid als grief X)
3.9.
Grief XV behoeft bij gebrek aan zelfstandige betekenis geen bespreking.
Conclusie
3.10.
De grieven van [de werknemer] slagen niet. Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen en [de werknemer] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep (te begroten op nihil).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
4.2.
veroordeelt [de werknemer] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [de werkgever] begroot op nihil.
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. van der Schoor, J.I.M.W. Bartelds en C.H. Bangma en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.