Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
[appellant 2]
1.[verweerder 1] ,
[verweerder 2],
[verweerder 3],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 8 december 2023;
- de brief van 29 december 2023 van mr. Boiten en de akte houdende uitlating van 12 januari 2024 van mr. Boddaert, ingekomen ter griffie van dit hof op 28 mei 2024;
- het bericht van 13 augustus 2024, vergezeld van de niet - immers te laat aangereikt en tevens omvangrijk - als producties toegelaten en dus ook niet besproken producties 28 en 29 als ingediend namens mr. Boddaert, ingekomen ter griffie van dit hof op 13 augustus 2024, uit welk bericht blijkt dat inmiddels door de vereffenaar in beide nalatenschappen een voorlopig boedelbeschrijving is ingediend, en
- de inhoud van de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Boiten overgelegde en voorgelezen spreekaantekeningen.
- [appellant 1] , bijgestaan door mr. Boiten;
- [verweerder 1] , [verweerder 2] en [verweerder 3] , bijgestaan door mr. Boddaert en
- de vereffenaar.
3.De beoordeling
datweigerde [appellant 1] volgens verweerders. Zij wilde volgens verweerders de boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader volledig opnieuw opstellen – en de omvang van de nalatenschap met niet bestaande vorderingen in omvang leek te willen laten exploderen tot een miljoenenerfenis – waardoor ook de vereffening van de nalatenschap van moeder spaak liep. Volgens verweerders heeft de rechtbank dus terecht geconcludeerd dat er een belang is bij de benoeming van een – onafhankelijke, professionele en deskundige – vereffenaar in de nalatenschap van vader, zodat er een definitieve boedelbeschrijving gemaakt kan worden waarop vervolgens ook voortgeborduurd zal moeten worden in de vereffening van de nalatenschap van moeder.
Daarvan zou volgens verweerders ook in de vorm van nakomende belastingclaims sprake kunnen zijn als de omvang van de nalatenschap van vader wordt vastgesteld zoals [appellant 1] dat als executeur voor ogen had. In ieder geval geldt dat er (ook) in deze nalatenschap inmiddels vereffeningskosten ontstaan zijn die als schuld van de nalatenschap hebben te gelden in de zin van artikel 4:7 lid 1 sub c BW.
“alleen nog een verdeling dienen te realiseren”, is volgens verweerders niet het geval. In deze nalatenschap is zelfs nog geen boedelbeschrijving gemaakt door verschillen van inzicht. Volgens verweerders is een vruchtbare samenwerking tussen de erfgenamen het minimale vereiste van een zinvolle lichte vereffening en ligt het volkomen voor de hand dat er een professionele vereffenaar benoemd wordt ondanks de nodige extra kosten. Daar komt volgens verweerders bij dat de nalatenschap ook schulden aan derden kent aan de advocaat en accountant van moeder, aan de belastingdienst en aan de vereffenaar [de vereffenaar] (artikel 4:7 lid 1 sub c BW). Die laatste schuld geldt volgens verweerders ook voor de nalatenschap van vader.
“tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen”.
De rechtvaardiging kan er ook in gelegen zijn dat de erfgenamen niet in staat zijn om samen de nalatenschap te vereffenen na de beneficiaire aanvaarding. In ieder geval is niet gebleken dat verweerders zichzelf voldoende bekwaam achten hiertoe.
onervaren, ondeskundige en tekortschietende executeur”. Volgens verweerders wenst [appellant 1] onder meer de boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader volledig opnieuw op te stellen en de omvang van de nalatenschap met niet bestaande vorderingen in omvang te laten exploderen tot een miljoenenerfenis.
Haar wens te komen tot een nieuwe boedelbeschrijving die – zo begrijpt het hof voorlopig uit de diverse wisselende cijfermatige opstellingen als van haar zijde overgelegd – zal leiden tot een substantiële vergroting van de erfboedel van vader is voorshands gebaseerd op de wens om allerlei bedrijfsmatige beslissingen van vader als bestuurder van de vennootschap van de kwekerij gedurende vele jaren in het verleden alsnog ter discussie te stellen en te onderzoeken. Dit zou dan moeten resulteren in vorderingen van de kwekerij op [verweerder 1] en [verweerder 2] . Een coherent juridisch beoordelingskader wordt daarbij echter niet aangereikt en evenmin wordt de vraag beantwoord hoe feitelijke waarnemingen uiteindelijk kunnen leiden tot juridisch afdwingbare vorderingen (tussen de erfgenamen onderling) en zo ja tot welk moment (vanwege verjaringsperikelen).
De door [appellant 1] (en [appellant 2] ) voorgestane route is onderzoek
door een derdenaar haar veronderstellingen en tevens acht zij begeleiding door advocaten gewenst gezien de verhouding tussen partijen.
Ook de evident verstoorde verhouding tussen de erfgenamen van vader, mede in het licht van het bovenstaande te duiden, en het aanwezige wantrouwen over en weer rechtvaardigt de benoeming van een professionele vereffenaar, zoals door de rechtbank ook gedaan.