ECLI:NL:GHSHE:2024:2916

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
200.336.537_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partijregeling met voorwaardelijke ontbinding in arrest

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL tegen een kortgedingvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep is ingeleid op 28 december 2023 en betreft een geschil over de huur van een zelfstandige woonruimte. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een regeling getroffen, waarbij Woonbedrijf haar vordering heeft gewijzigd. De gewijzigde vordering houdt in dat Woonbedrijf verzoekt om de ontruiming van de huurwoning door de geïntimeerde, onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn onder andere dat de geïntimeerde zijn huurpenningen niet tijdig betaalt of herstelwerkzaamheden niet uitvoert. Het hof heeft de gewijzigde eis toegewezen en het eerdere vonnis vernietigd. De uitspraak bepaalt dat de geïntimeerde binnen veertien dagen na betekening van het arrest de woning moet ontruimen, tenzij aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is bepaald dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.336.537/01
arrest van 17 september 2024
in de zaak van
Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: Woonbedrijf,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. B.C.A. Reijnders te Venlo,
op het bij dagvaardingsexploot van 28 december 2023 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 7 december 2023 tussen Woonbedrijf als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak 10746574\CV EXPL 23-6134)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het hiervoor genoemde vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van Woonbedrijf met grieven, eiswijziging en de conclusie van eis;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met productie 1;
  • de mondelinge behandeling, waar:
 partijen zijn verschenen, aan de zijde van Woonbedrijf haar interim woonconsulent [persoon A] en [geïntimeerde] in persoon;
 hun advocaten de zaak aan de hand van pleitnota’s hebben toegelicht;
 de vooraf namens Woonbedrijf toegezonden productie 33 is ingebracht;
 de vooraf namens [geïntimeerde] toegezonden producties 2 en 3 zijn ingebracht.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
Op de in hoger beroep gehouden mondelinge behandeling hebben partijen een regeling getroffen. Deze regeling houdt in dat Woonbedrijf met instemming en medewerking van [geïntimeerde] haar vordering aldus vermindert en wijzigt dat Woonbedrijf in hoger beroep nog slechts vordert dat het hof uitvoerbaar bij voorraad het beroepen vonnis zal vernietigen en [geïntimeerde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het arrest de
zelfstandige woonruimte staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres]
, met alle daarin aanwezige personen en goederen voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Woonbedrijf, te ontruimen en ontruimd te houden alsmede niet opnieuw in gebruikte nemen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonbedrijf te stellen, indien en zodra aan één of meer van de volgende voorwaarde(n) wordt voldaan:
[geïntimeerde] niet uiterlijk 1 februari 2024 althans 1 april 2024 althans binnen 14 dagen althans een maand na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest althans een in goede justitie te bepalen termijn de herstelwerkzaamheden tijdig en volledig heeft uitgevoerd in het gehuurde conform de e-mail van Woonbedrijf 17 april 2023 en de brief van 25 augustus 2023;
[geïntimeerde] binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest niet voortdurend zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft;
[geïntimeerde] het gehuurde binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonbedrijf geheel of gedeeltelijk onderverhuurt dan wel in gebruik geeft aan (een) derde(n);
binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in
deze procedure te wijzen arrest staa(t)(n), naast [geïntimeerde] , één of meer personen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonbedrijf in het BRP ingeschreven op het adres van het gehuurde;
[geïntimeerde] binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest de huurpenningen niet tijdig en/of volledig conform artikel 4 van de huurovereenkomst aan Woonbedrijf voldoet.
voorwaarde d. geldt niet voor de huidige of toekomstige partner van [geïntimeerde] .
3.2
Conform de regeling tussen partijen heeft [geïntimeerde] op de mondelinge behandeling uitdrukkelijk aangegeven dat hij instemt met de aldus gewijzigde vordering en ook geen bezwaar heeft tegen de toewijzing van wat Woonbedrijf nu in hoger beroep nog vordert.
3.3
Het hof zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis en deze, als zijnde niet betwist, toewijzen. Het hof zal daarbij, overeenkomstig de kennelijke bedoeling van partijen, onder a de reeds verstreken data niet noemen, de passage “binnen 14 dagen althans een maand” weergeven als “binnen een maand”, en de passage “althans een binnen goede justitie te bepalen termijn” laten vervallen. In het licht van de regeling zal het hof bepalen dat elke partij de eigen proceskosten draagt en beslissen als volgt.

4.De uitspraak

Het hof:
4.1
vernietigt het beroepen vonnis van 7 december 2023;
en, opnieuw rechtdoende:
4.2
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen veertien dagen na betekening van het arrest de
zelfstandige woonruimte staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres]
, met alle daarin aanwezige personen en goederen voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Woonbedrijf, te ontruimen en ontruimd te houden alsmede niet opnieuw in gebruikte nemen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonbedrijf te stellen, indien en zodra aan één of meer van de volgende voorwaarde(n) wordt voldaan:
[geïntimeerde] niet uiterlijk binnen een maand na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest de herstelwerkzaamheden tijdig en volledig heeft uitgevoerd in het gehuurde conform de e-mail van Woonbedrijf 17 april 2023 en de brief van 25 augustus 2023;
[geïntimeerde] binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest niet voortdurend zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft;
[geïntimeerde] het gehuurde binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen arrest zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonbedrijf geheel of gedeeltelijk onderverhuurt dan wel in gebruik geeft aan (een) derde(n);
binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in
deze procedure te wijzen arrest staa(t)(n), naast [geïntimeerde] , één of meer personen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Woonbedrijf in het BRP ingeschreven op het adres van het gehuurde;
[geïntimeerde] binnen een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis de huurpenningen niet tijdig en/of volledig conform artikel 4 van de huurovereenkomst aan Woonbedrijf voldoet.
voorwaarde d. geldt niet voor de huidige of toekomstige partner van [geïntimeerde] .
4.3
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep draagt;
4.4
verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, I.B.N. Keizer en H.F.P. van Gastel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 september 2024.
griffier rolraadsheer