ECLI:NL:GHSHE:2024:2820

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
200.337.140_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van kennelijke rekenfout in proceskostenveroordeling in arbeidsrechtelijke zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een verzoek tot verbetering van een kennelijke rekenfout in de proceskostenveroordeling. De zaak betreft een werknemer, aangeduid als [de werknemer], die in hoger beroep ging tegen zijn werkgever, aangeduid als [de werkgever]. De werknemer had eerder een beschikking ontvangen op 1 augustus 2024, waarin hij was veroordeeld tot betaling van proceskosten, vastgesteld op € 11.370,00. De werknemer stelde dat dit bedrag berustte op een kennelijke fout, aangezien het liquidatietarief voor tarief VII sinds 1 februari 2024 € 5.286,00 per punt bedraagt. Hij verzocht het hof om de proceskosten te herzien naar € 10.572,00, gebaseerd op 2,0 punten.

De werkgever heeft zich in een brief van 22 augustus 2024 gerefereerd aan het oordeel van het hof over de hoogte van het liquidatietarief, maar verzocht ook om het aantal punten te verhogen van 2,0 naar 2,5, omdat een akte van de werknemer niet was meegenomen in de puntentelling. Het hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke rekenfout in de eerdere beschikking, en heeft de proceskosten herzien naar € 10.572,00. Het verzoek van de werkgever om het aantal punten te verhogen werd echter afgewezen, omdat het hof geen kennelijke fout in dat opzicht kon vaststellen.

De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 5 september 2024, waarbij de verbeteringen in de beschikking van 1 augustus 2024 werden vastgelegd. De betrokken rechters in deze zaak waren M. van der Schoor, P.P.M. Rousseau en M. Breur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 5 september 2024
Zaaknummer : 200.337.140/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10603258 \ AZ VERZ 23-38
in de zaak in hoger beroep van:

[de werknemer] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [de werknemer] ,
advocaat: mr. E. Schouten te Dordrecht,
tegen

[B.V.] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [de werkgever] ,
advocaat: mr. S. Wouters te 's-Hertogenbosch.
Het hof heeft in deze zaak op 1 augustus 2024 een beschikking gegeven.
Bij bericht van 15 augustus 2024 is namens [de werknemer] verzocht om verbetering van de vaststelling van het salaris advocaat bij de proceskostenveroordeling ten laste van [de werknemer] in rov. 3.14.1. van de beschikking van 1 augustus 2024, op grond van artikel 31 Rv. Het hof heeft [de werknemer] veroordeeld in de proceskosten, begroot op 2,0 punten x tarief VII en vastgesteld op € 11.370,00. Dat bedrag berust volgens [de werknemer] op een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel. Sinds 1 februari 2024 geldt voor tarief VII een liquidatietarief van € 5.286,00 per punt. Het hof had de proceskosten dus moeten vaststellen op 2,0 x € 5.286,00 = € 10.572,00. [de werkgever] heeft zich bij brief van 22 augustus 2024 voor wat betreft de hoogte van het liquidatietarief aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof is van oordeel dat er in rov. 3.14.1. en in het dictum onder 4.4. van de beschikking van 1 augustus 2024 sprake is van een kennelijke rekenfout die zich voor eenvoudig herstel leent. De beschikking zal daarom worden verbeterd als in de beslissing vermeld. Voor het overige blijft de beschikking, ook voor wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
In de brief van 22 augustus 2024 heeft [de werkgever] het hof verzocht om bij de toepassing van het liquidatietarief het aantal punten bij te stellen van 2,0 naar 2,5, omdat in de puntentelling ten onrechte de akte met bijzondere inhoud van [de werknemer] van 6 juni 2024 niet zou zijn betrokken. Het hof begrijpt dat [de werkgever] doelt op de brief met producties 43-51 van [de werknemer] van 6 juni 2024.
Het hof wijst het verzoek van [de werkgever] af. Er is geen sprake van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. [de werkgever] legt dat overigens ook niet aan het verzoek ten grondslag.

De beslissing

Het hof:
bepaalt dat in rov. 3.14.1. van de tussen partijen gewezen beschikking van 1 augustus 2024 het bedrag van € 11.370,00 moet worden verbeterd en gewijzigd in € 10.572,00 en dat in het dictum van de tussen partijen gewezen beschikking van 1 augustus 2024 onder 4.4. het bedrag van € 12.346,00 moet worden verbeterd en gewijzigd in € 11.548,00;
bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum 5 september 2024 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 1 augustus 2024;
bepaalt dat partijen de grosse van de beschikking van 1 augustus 2024 aan het hof moeten retourneren voor zover zij dat nog niet hebben gedaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. van der Schoor, P.P.M. Rousseau en M. Breur en is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024.