Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant ] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02382297 HA ZA 21-077)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de bij H12-formulier van 7 juni 2024 door [geïntimeerde] toegezonden productie 19, die hij tijdens de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3. De beoordeling
- primair wegens schending van artikel 505 lid 1 Rv in samenhang met artikel 726 lid 1 en artikel 702 lid 2 Rv,
- subsidiair wegens ondeugdelijkheid van het door [geïntimeerde] ingeroepen recht dan wel wegens schending van artikel 21 Rv;
- het op de woning gelegde beslag opheft op de voet van artikel 705 lid 1 Rv, primair wegens schending van artikel 505 lid 1 Rv in samenhang met artikel 726 lid 1 en artikel 702 lid 2 Rv, subsidiair wegens ondeugdelijkheid van het door [geïntimeerde] ingeroepen recht, dan wel wegens schending van artikel 21 Rv,
- [geïntimeerde] veroordeelt tot het vrijgeven van het door de notaris onder zich gehouden bedrag van € 266.500,--, althans te gehengen en te gedogen dat dit bedrag aan [appellanten] wordt voldaan.
- De door [geïntimeerde] gestelde feiten kunnen niet leiden tot toewijzing van zijn vorderingen op de door hem aangevoerde grondslagen, te weten tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van geldlening, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking (rov. 4.2. t/m 4.4.).
- De door [geïntimeerde] gestelde afspraak dat [appellanten] in eigen naam, maar voor rekening van [geïntimeerde] , voor hem een woning zouden kopen, kan met toepassing van artikel 25 Rv worden geduid als een overeenkomst van opdracht, meer specifiek van lastgeving als bedoeld in artikel 7:414 BW (rov. 4.5. en 4.6.).
- De vordering van [geïntimeerde] moet worden gekwalificeerd als een vordering tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tot lastgeving in de zin van artikel 6:74 BW (rov. 4.6.).
- [geïntimeerde] draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan en de inhoud van de verbintenis waarin [appellanten] tekortgeschoten zouden zijn (rov. 4.8.).
- [appellanten] betwisten dat [geïntimeerde] het bedrag van € 205.000,-- aan [appellant ] heeft overgemaakt uit hoofde van de lastgevingsovereenkomst en stellen dat de overboeking een terugbetaling betrof van een door [appellant ] aan [geïntimeerde] contant verstrekte geldlening (rov. 4.8.).
- Aan de door [appellanten] ingebrachte handgeschreven leningsovereenkomst komt geen dwingende bewijskracht toe als bedoeld in artikel 157 lid 2 Rv, zolang niet bewezen is van wie de handtekening afkomstig is, nu [geïntimeerde] stellig ontkent dat zijn handtekening onder de onderhandse akte staat (rov. 4.10.).
- Nu [geïntimeerde] zijn stelling dat [appellanten] de woning aan hem zouden leveren tegenover de betwisting door [appellanten] voldoende heeft onderbouwd, wordt hij toegelaten tot bewijslevering daarvan (rov. 4.12.).
- alle vorderingen jegens [appellante] afgewezen en [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van [appellante] ;
- alle vorderingen in conventie jegens [appellant ] toegewezen en [appellant ] veroordeeld in de proceskosten en nakosten van [geïntimeerde] ;
- [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van [appellanten] ten aanzien van de nadere aktewisseling;
Nu tegen deze beslissingen geen grieven zijn gericht, maken deze geen onderdeel uit van dit hoger beroep.
[geïntimeerde] vordert terugbetaling van het door hem aan [appellant ] betaalde bedrag, dan wel schadevergoeding. Het is aan de rechter om te beoordelen of deze vordering gedragen kan worden door de vastgestelde (rechts)feiten. De rechtbank heeft, in overeenstemming met hetgeen artikel 25 Rv verlangt, het geheel aan door [geïntimeerde] gestelde feiten juridisch geduid. Zij heeft de vorderingen van [geïntimeerde] vervolgens daaraan getoetst. Dat 'het verhaal' van [geïntimeerde] door zijn advocaat is gekwalificeerd als een geldleningsovereenkomst, onverschuldigde betaling, of ongerechtvaardigde verrijking en niet als een overeenkomst van lastgeving, staat daaraan niet in de weg. Anders dan [appellanten] betogen, leest het hof in de processtukken van [geïntimeerde] namelijk niet dat hij zijn vorderingen uitsluitend op de door hem aangevoerde grondslagen beoordeeld wenste te zien. Zulks volgt ook niet uit de wijze van procederen, waarmee [appellanten] doelen op de wijze van procederen in een andere procedure, namelijk de procedure ter verkrijging van verlof voor het leggen van conservatoir beslag, waarin [geïntimeerde] wisselende grondslagen voor zijn vordering heeft aangevoerd. Het hof ziet dit bevestigd in de memorie van antwoord in hoger beroep, waarin [geïntimeerde] dit uitdrukkelijk weerspreekt.
gereden. Ik ben daar ‘s ochtends gearriveerd en dan zouden we 's middags doorrijden naar [plaatsnaam] om daar in het huis van mijn tante te gaan werken. Het huis stond nog vol spullen en er moest nog een hoop gebeuren. Toen ik daar zat kreeg [geïntimeerde] een mail van de notaris. Die mail gaf aanleiding tot een telefoontje met [appellant ] en ik geloof ook een tweede telefoontje met de makelaar. Tijdens het gesprek met [appellant ] kon ik meeluisteren. De telefoon stond op speaker. De zaak ging ons beiden aan, omdat het ook mij als mede-vereffenaar handig leek als de woning van mijn tante verkocht kon worden nog voor haar overlijden. Wanneer wij op korte termijn het huis wilden verkopen moesten er nog een aantal zaken gebeuren. Om een huis te verkopen moet er bijvoorbeeld een taxatierapport worden opgesteld en een advertentie geplaatst op Funda om een koper te vinden. Via de normale kanalen ging dat op zo’n korte termijn niet lukken. [appellant ] heeft geopperd dat hij het ook kon kopen. Daar hebben we over nagedacht en hem later teruggebeld. [geïntimeerde] heeft tegen [appellant ] gezegd dat [appellant ] het moest kopen. [appellant ] zou het dan later terug leveren aan [geïntimeerde] . Dit werd door [appellant ] voorgesteld.
de verklaringen van [appellant ] en [appellante]
de getuige aan de zijde van [appellanten]
en [geïntimeerde] – civiel recht",waarop hij heeft verklaard dat hij deze zinsnede er later, voorafgaand aan het getuigenverhoor, nog bij heeft geplaatst. Het hof is van oordeel dat deze tegenstrijdigheden en bijstellingen de verklaring van [getuige] onvoldoende betrouwbaar maken om tot bewijs te dienen. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat [getuige] zich in zijn verklaring heeft laten beïnvloeden door een voorbereid en afgestemd verhaal zoals dat op papier stond.
de datum van de koopovereenkomst
[geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst feitelijk pas is opgemaakt en ondertekend op 14 augustus 2020. Hij ontving de door [appellant ] ondertekende koopovereenkomst op 14 augustus 2020 per mail en heeft de daarin door [appellanten] opgenomen onjuiste datum klakkeloos overgenomen.
de correspondentie met betrekking tot ontruiming van de woning (grief 3)
de leningsovereenkomst
"meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van hetdossier"(Rapport Voorwerk II). Gelet op het voorgaande kunnen de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke kosten niet worden aangemerkt als schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c BW, zodat de vordering zal worden afgewezen.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)