Uitspraak
gevestigd te Maarssen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft BENU Nederland B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 11 november 2014 werd gewezen. De zaak betreft een vordering van BENU uit ongerechtvaardigde verrijking in het kader van de overname van apotheken. BENU had op 1 mei 2003 aandelen gekocht in twee vennootschappen die apotheken exploiteerden en vorderde van de verweersters, die ook betrokken waren bij de overname, een bedrag van € 630.612,50. De rechtbank had de vordering afgewezen, en het hof bevestigde dit vonnis. BENU had in hoger beroep getuigenbewijs aangeboden, maar het hof ging hieraan voorbij, omdat het bewijsaanbod niet voldeed aan de eisen die de rechtbank had gesteld. BENU stelde dat het hof ten onrechte het bewijsaanbod had verworpen en dat zij recht had op tegenbewijs tegen het dwingend bewijs dat voortvloeit uit de notariële akte. De Hoge Raad oordeelde dat het hof inderdaad een onjuiste rechtsopvatting had door het bewijsaanbod van BENU te verwerpen, maar dat dit niet tot cassatie leidde omdat de uitspraak van het hof ook zelfstandig kon worden gedragen door het oordeel dat het beroep van de verweersters op verjaring slaagde. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde BENU in de kosten van het geding in cassatie.