ECLI:NL:GHSHE:2024:2757

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
200.334.572_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van twee minderjarigen door de biologische vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de man toestemming was verleend om de kinderen te erkennen. De moeder voerde aan dat erkenning schadelijk zou zijn voor de kinderen en haar eigen psychische welzijn, gezien de criminele achtergrond van de man en de spanningen die dit met zich meebracht. De man, die in detentie verblijft, betwistte de claims van de moeder en stelde dat hij altijd een betrokken vader is geweest. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden om de erkenning toe te staan, waarbij zij het belang van de kinderen vooropstelden. Het hof oordeelde dat de juridische situatie in overeenstemming moest worden gebracht met de biologische werkelijkheid en dat de bezwaren van de moeder onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank had terecht de vervangende toestemming verleend, en het hof bekrachtigde deze beslissing. De bijzondere curator werd ontslagen van haar taak, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 augustus 2024
Zaaknummer : 200.334.572/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/390390 / FA RK 23-755
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet,
tegen
[de man],
thans verblijvende in het Penitentiair Complex te [verblijfplaats] (België),
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man
,
advocaat: mr. M. de Maaré.
Als belanghebbende merkt het hof aan:
mr. S. van Reeven-Özer,
advocaat, kantoorhoudende te Rijen,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018,
als zodanig benoemd bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 februari 2023,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 november 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de aan de man verleende vervangende toestemming tot erkenning van de kinderen, en verzocht opnieuw rechtdoende de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans zijn verzoek (alsnog) af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 januari 2024, heeft de man verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep nietontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2024. Omdat geen digitale verbinding kon worden gemaakt met de PI te [verblijfplaats] is de mondelinge behandeling op verzoek van de man aangehouden tot 8 april 2024. In verband met een verwachte staking is de voortgezette mondelinge behandeling van 8 april 2024 wederom aangehouden. Vervolgens is de mondelinge behandeling voortgezet op 3 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Koop-van Vliet namens de moeder;
-de man, via digitale verbinding, bijgestaan door mr. Maaré;
-de bijzondere curator;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De moeder is met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondeling behandeling verzocht om aanhouding. Dit verzoek is afgewezen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 juli 2023;
- V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 13 maart 2024;
- de brief van de bijzondere curator d.d. 15 maart 2024;
- V6-formulier (met als bijlage het raadsrapport van 10 mei 2024) van de advocaat van de man d.d. 20 juni 2024;
- V5-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 3 juli 2024.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de man hebben een affectieve relatie gehad van 2013 tot 2017.
3.2.
Uit de moeder zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder. De man verblijft sinds maart 2022 in detentie in België.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de man, ter vervanging van de toestemming van de moeder, toestemming verleend tot erkenning van de kinderen. De rechtbank heeft voorts, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de man om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, afgewezen en de beslissing ten aanzien van het gezag en de omgang aangehouden.
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing, voor zover deze ziet op het verlenen van de vervangende toestemming tot erkenning, niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

De standpunten
5.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Het belang van de man op erkenning moet worden afgewogen tegen de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind en van het kind bij niet-erkenning. Uitgangspunt is dat van schade aan de belangen van het kind slechts sprake is indien er ten gevolge van de erkenning voor het kind reële risico's zijn dat het wordt belemmerd in een evenwichtige en sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Nu niet in geschil is dat de man de biologische vader van de kinderen is, ligt enkel de vraag voor of de belangen van de moeder en de kinderen worden geschaad door erkenning.
De kinderen weten wie hun vader is, waardoor hun identiteitsontwikkeling niet wordt beïnvloed door het ontbreken van erkenning. Het biedt juist veiligheid (zowel fysiek als psychologisch) dat er geen juridische band tussen de man en de kinderen bestaat, zodat zowel het criminele circuit als de man geen druk kunnen uitoefenen op de moeder en de kinderen. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, wegens betrokkenheid bij een drugslab en in november 2018 is de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en een geldboete voor een mishandeling. Er gaat tot op heden nog steeds een dreiging uit van het criminele circuit. Om die reden is het dan ook (onder meer) niet in het belang van de kinderen als de formele band tussen hem en de kinderen zou worden vastgesteld.
Dit zou bij de moeder immers leiden tot een enorme vrees en onzekerheid, hetgeen een negatieve invloed heeft op de verstandhouding met de kinderen. Wanneer vervangende toestemming tot erkenning wordt verleend, is er een blijvende ondermijning van het vermogen van de moeder om de kinderen veiligheid en structuur te bieden. De moeder wordt alsdan gedwongen om een deel van de regie over haar gezin en leven af te staan.
Ondanks dat de relatie van partijen al enkele jaren is beëindigd, en zelfs nu de man in detentie verblijft, blijft de man manieren zoeken om contact te krijgen en druk dan wel invloed uit te oefenen op de moeder. (On)bekenden blijven, namens de man, de moeder voortdurend lastig vallen. De moeder is voortdurend alert en dat geeft spanningen die hun weerslag hebben op de kinderen.
Daarbij heeft de man tot op heden geen inzicht (gehad) in zijn eigen handelen en heeft hij zich niet kunnen verplaatsen in de positie en de beleving van de kinderen. De man heeft geen spijt betuigd, geen enkele zelfreflectie en empathie getoond ten aanzien van hetgeen er in het verleden tussen partijen is gebeurd.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat de bezwaren van de moeder in feite te herleiden zijn tot uitsluitend emotionele weerstand tegen de erkenning. De weerstand bij de moeder komt mede voort uit de gebeurtenissen en omstandigheden uit het verleden en de dreiging vanuit het criminele circuit en de gevreesde gevolgen voor de kinderen. Feitelijk belemmert alles rond deze procedure de moeder in haar dagelijks functioneren. Deze kwetsbare psychische toestand, die is ontstaan door de langdurige spanningen als gevolg van de gedragingen van de man, komt verder onder druk te staan door de erkenning van de kinderen door de man. De voortdurende stress die de moeder ervaart, trekt een zware wissel op haar gezondheid en psychische stabiliteit en eist zijn tol in de vorm van lichamelijke klachten. De moeder is, als primaire opvoeder, niet meer of onvoldoende in staat om de opvoeding van de kinderen vorm te geven wanneer het verzoek van de man zou worden toegewezen. Door erkenning zullen de kinderen blootgesteld blijven aan conflictsituaties, het agressieve en intimiderende gedrag van de man en zijn weinig stabiele levenssituatie. Dit zal leiden tot de hertraumatisering van de moeder en aldus het onherstelbaar blijven van haar psychische toestand, waardoor een ongestoorde verhouding tussen haar en de kinderen ernstig bedreigd blijft.
5.2.
De man voert – samengevat – het volgende aan. Partijen hebben tot 2017 een relatie met elkaar gehad. In de jaren daarna was het contact wisselend en waren er perioden dat partijen wel weer een relatie met elkaar hadden. De man heeft altijd frequent contact gehad met de kinderen. In maart 2022 kwam de man in detentie te zitten, en was er videobelcontact met de kinderen. In de zomer van 2022 stopte de moeder het belcontact waarna enkele vrienden en bekenden van de man omstreeks september 2022 de moeder hebben benaderd in een poging te bemiddelen. Indien en voor zover de moeder de indruk heeft dat er onbekenden nog steeds langs haar woning rijden heeft de man daar niets mee te maken. De moeder heeft derhalve al ruim een jaar niets meer van de man vernomen. De man betwist dan ook dat er bij de moeder sprake kan zijn van lichamelijke en psychische klachten doordat de man haar lastig valt.
Ook de door de moeder genoemde dreiging uit het criminele circuit is volledig uit de lucht gegrepen. Bovendien was de moeder volledig op de hoogte van de activiteiten van de man en heeft daar ook van mee geprofiteerd.
De man is altijd een betrokken vader geweest die de kinderen tot aan zijn aanhouding zeer frequent zag en in de eerste maanden van zijn detentie was er veelvuldig videobel contact. Er is in onderhavige kwestie geen enkel beletsel om, zoals ook door de raad en bijzondere curator geadviseerd, de man vervangende toestemming te verlenen om de kinderen te erkennen.
Het ziet ernaar uit dat de man eind 2024 vervroegd vrij komt en dan is het belangrijk dat het contact hersteld gaat worden. De erkenning dient in stand te blijven. Het is in het belang van de kinderen de biologische band ook juridisch vorm te geven.
5.3.
De bijzondere curator heeft in eerste aanleg advies uitgebracht en het standpunt ingenomen dat er geen zwaarwegende redenen zijn om aan de man de vervangende toestemming tot erkenning te onthouden. De bijzondere curator adviseert het hof het hoger beroep tegen de vervangende toestemming voor erkenning te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover deze de vervangende toestemming voor erkenning betreft. De in hoger beroep verhandelde stukken geven voor de bijzondere curator geen aanleiding om op haar eerder gegeven advies en de daaraan ten grondslag liggende argumenten terug te komen.
5.4.
De raad kan zich vinden in het door de bijzondere curator gegeven advies en adviseert het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. Bovendien heeft de raad in het kader van de lopende procedure bij de rechtbank over het gezag en de omgang een onderzoek verricht en heeft de raad in dat kader geadviseerd dat het belangrijk is dat er wordt toegewerkt naar contactherstel. Mede gelet hierop zijn er wat de raad betreft geen gronden om de beslissing over de erkenning te vernietigen. De problematiek van de moeder is groter dan alleen de erkenning. Het is weliswaar belangrijk dat daar aandacht aan besteed wordt, maar dat neemt niet weg dat de moeder ook moet leren omgaan met het feit dat de man weer een rol in het leven van de kinderen gaat spelen. Het is in het belang van de kinderen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid.
De motivering van de beslissing
5.5.
Het hof overweegt het volgende.
5.5.1.
Het hof acht zich, ondanks dat de moeder zelf niet op de mondelinge behandeling aanwezig was, voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen en ziet geen aanleiding voor een aanhouding van de mondelinge behandeling. Het is onduidelijk of en wanneer de vrouw in geval van een nieuwe aanhouding van de mondelinge behandeling zich in staat zal voelen de mondelinge behandeling bij te wonen. Bovendien is niet duidelijk of en zo ja, wanneer zij met een behandeling bij de psycholoog kan starten respectievelijk hoe het verloop van een dergelijke behandeling zal zijn. Daarbij heeft de advocaat van de moeder het beroep tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht en op de betogen van de overige procesdeelnemers inhoudelijk gereageerd.
5.5.2.
Op grond van artikel 1:204 lid 3 BW kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechter worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon:
de verwekker van het kind is; of
de biologische vader van het kind die niet de verwekker is, en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
5.5.3.
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de man bij en zijn aanspraak op erkenning van het kind moeten worden afgewogen tegen de belangen van de moeder en het kind bij nieterkenning. Het belang van de moeder is in de wet nader omschreven als haar belang bij een ongestoorde verhouding met haar kind. Wanneer de moeder emotionele weerstand heeft tegen de erkenning is dat op zichzelf onvoldoende grond de vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Dit kan echter anders liggen indien de weerstand van de moeder belangrijke negatieve gevolgen heeft voor het kind. Voor wat betreft de belangen van het kind heeft de Hoge Raad aanvaard (zie ECLI:NL:HR:2001:AB0032) dat van schade aan de belangen van het kind, als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW, slechts sprake is indien ten gevolge van de erkenning er voor het kind reële risico’s zijn dat het wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanige onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat het nodig heeft. Het enkele feit dat het kind (enige) weerslag zou ondervinden van de inbreuk die de erkenning maakt op zijn gezinsleven met de moeder, kan niet worden aanvaard als schade aan zijn belangen.
5.5.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, acht het hof het in het belang van de kinderen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht vervangende toestemming aan de man verleend tot het erkennen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Daar voegt het hof het volgende aan toe.
5.5.5.
Het hof is van oordeel dat de moeder niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de enkele erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de man haar belang bij een ongestoorde verhouding met haar kinderen zal schaden, dan wel dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de kinderen in het gedrang komt. Het hof neemt daarbij voorts het volgende in aanmerking.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is aan de orde geweest dat het op dit moment niet goed gaat met de moeder, dat zij op de wachtlijst staat bij een psycholoog en medicatie gebruikt. Het hof leest uit de verwijsbrief van de huisarts van de moeder van 3 juni 2024 en uit een afschrift van het medisch dossier van de moeder van 2022 dat de moeder een traumatisch verleden heeft dat eerder ook heeft geleid tot een angststoornis/angsttoestand en burnoutklachten. Ook de zorg voor haar vier kinderen valt haar zwaar. Dat de moeder door de erkenning onrust en spanningen ervaart, neemt het hof aan. Het hof is echter met de raad en de bijzondere curator van oordeel dat, nu er meerdere factoren zijn die van invloed zijn op de gemoedstoestand van de moeder, niet duidelijk is of de spanningen bij de moeder worden veroorzaakt door de erkenning van de kinderen en of de door de erkenning veroorzaakte spanningen dusdanig zijn dat deze de ongestoorde verhouding van de moeder met de kinderen schaden en/of hun sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dat de erkenning enige weerslag op de moeder zal hebben, rechtvaardigt niet een afwijzing van het verzoek.
Verder neemt het hof in aanmerking dat uit de stukken (brief van 14 april 2023 van de bijzondere curator) is gebleken dat de moeder en de man bij de geboorte van [minderjarige 2] duidelijk hebben gesproken over de erkenning van de beide kinderen door de man. De afspraak daartoe was al gemaakt en hieruit blijkt dat de intentie om de erkenning te regelen er was. Uiteindelijk heeft de erkenning niet meer plaatsgevonden en sindsdien heeft de moeder geweigerd haar medewerking daaraan te verlenen. Dat de moeder door toedoen van de man na september/oktober 2022 nog wordt lastig gevallen door vrienden namens de man of nog een dreiging vanuit het criminele circuit ervaart, is door de moeder, mede gelet op de betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd. De politiemelding van 28 oktober 2022 (productie 2 van de moeder bij het beroepschrift) is daartoe onvoldoende, terwijl het aangekondigde overzicht van politiemeldingen (productie 3 bij het beroepschrift) ontbreekt.
De man heeft onweersproken gesteld dat er sinds de geboorte van de kinderen contact tussen de kinderen en de man is geweest. Zelfs nog tijdens zijn detentie (via beeldbellen). In september 2022 heeft de moeder het contact gestopt en sindsdien hebben de kinderen geen contact meer met de man gehad. De kinderen weten dat de man hun vader is maar het is niet duidelijk voor ze waarom hij uit hun leven is.
Zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als de man hebben er, mede gelet op art. 8 van het EVRM, recht op dat voor de wet vaststaat van wie zij afstammen en in juridische zin wordt vastgelegd waardoor familierechtelijke betrekkingen tussen de kinderen en de man in het leven worden geroepen.
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling opnieuw benadrukt dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de biologische werkelijkheid, hetgeen de raad heeft onderschreven.
5.5.6.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De rechtbank heeft in eerste aanleg het verzoek van de man om de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, afgewezen. De man heeft hiertegen geen incidenteel appel ingediend, maar het hof leest het petitum van de man aldus dat hij vraagt om de onderhavige beschikking wél uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De onderhavige beslissing kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De wet bepaalt immers dat de griffier van het college waarvoor de zaak laatstelijk aanhangig was niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking een afschrift van de beschikking zendt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, in welk registers de akte of latere vermelding moet worden opgenomen (zie art. 1:20e lid 1 en 1:24 lid 2 BW). De ambtenaar van de burgerlijke stand mag er vanuit gaan dat tegen een beschikking die na de termijn van drie maanden door de griffier aan hem wordt gezonden geen appel is ingesteld, zodat de beschikking definitief is geworden.
Ontslag bijzondere curator
5.7.
Nu de bijzondere curator ex artikel 1:212 BW haar taak heeft vervuld, zal het hof de bijzondere curator ontslaan van haar werkzaamheden.
Proceskosten
5.8.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 augustus 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
draagt de griffier op om, niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en wanneer daartegen geen rechtsmiddel is ingesteld, een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te zenden;
ontslaat de bijzondere curator mr. S. van Reeven-Özer van haar taak als bijzondere curator over de minderjarigen.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en G.M. Goes en is in het openbaar uitgesproken door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 29 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.