Uitspraak
6.De feiten
Artikel 8
- John Deere 6100 tractor met industrielader incl. volumebak, palletdrager, mestvork, werkplateau en set frontgewichten, set cultuurwielen en dubbel lucht,
- Schuitemaker Furore breedstrooier,
- Brimont 10/12 tons kiepwagen,
- Lemken 3 schaar vario ploeg met ondergronders,
- Lemken variopack met crosskillrol,
- Wifo 13 tands met rol Cultivator,
- CHV Haspel 82/300,
- motorpompset 100 M3 Rovatty,
- houtklover-Hydraulische.
De onderstaande goederen, zijn op zondag 2 juli 2017, tussen 08.00 en maandag 3 juli 2018, 08.00 uur, weggenomen door [geïntimeerde] . Dit heeft [geïntimeerde] zelf bevestigd en hij geeft ook te kennen dat hij de eigenaar is van deze machines. Voor de duidelijkheid: [geïntimeerde] is nooit eigenaar of mede-eigenaar geweest van het bedrijf en heeft ook nooit inspraak gehad. Hij heeft dus geen recht op de goederen uit mijn bedrijf en hij had geen toestemming om deze daar weg te halen.”
7.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
tot tegendeelbewijs van het vermoeden dat [geïntimeerde] eigenaar is van[de landbouwmachines, hof]”. Na bewijslevering heeft de rechtbank in het vonnis van 4 mei 2022 de vorderingen van [appellant] in reconventie afgewezen en [appellant] in de proceskosten van de procedure in reconventie veroordeeld.
8.De beoordeling in hoger beroep
Tenthuisje). In dat geval immers is het bezit van de landbouwmachines wel, maar de eigendom ervan niet overgegaan op [geïntimeerde] .
U houdt mij voor dat ik spreek over diefstal, zo is dat inderdaad in de aangifte terecht gekomen, maar na het weekend van het OLS in 2017 zijn de trekkers nog door mij gebruikt.”. Gebruik van de landbouwmachines door [appellant] en kennelijk met instemming van [geïntimeerde] , nadat de landbouwmachines volgens [appellant] door [geïntimeerde] in 2017 gestolen zouden zijn, kan het hof niet met elkaar rijmen. Het hof acht de partijgetuigenverklaring van [appellant] samen genomen met de relevante bewijsstukken en de getuigenverklaring van [persoon B] , niet voldoende overtuigend en het hof acht niet bewezen dat [geïntimeerde] de landbouwmachines zonder recht of titel heeft meegenomen.
[geïntimeerde] heeft toen gezegd dat hij zich niet wilde mengen in die lijst omdat dit tussen [persoon A] en [appellant] was.
U vraagt mij wat ik ging doen bij [geïntimeerde] . Wij gingen kijken of we tot een vergelijk konden komen. Ik bedoel dan een vergelijk met betrekking tot de leningsovereenkomst en dan over hoe deze af te lossen. [persoon A] was er ook bij.
wegens een daartoe strekkende afspraak, danwel onverschuldigde betaling, danwel ongerechtvaardigde verrijking.”. Voor al deze grondslagen heeft [appellant] gezien de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast. Hij moet stellen en (bij voldoende betwisting) bewijzen:
- dat er een afspraak is gemaakt, die inhield dat [geïntimeerde] voor de landbouwmachines zou betalen,
- dat [appellant] de landbouwmachines onverschuldigd (zonder rechtsgrond) aan [geïntimeerde] heeft geleverd, of
- dat [geïntimeerde] doordat hij de landbouwmachines kreeg, zonder rechtsgrond is verrijkt en [appellant] is verarmd.
welafspraken zijn gemaakt en dat hij de landbouwmachines heeft verkregen in het kader van afspraken over de schuldovername door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] hoeft het bestaan van zo’n overeenkomst of de exacte inhoud daarvan niet te bewijzen. Het is [appellant] die moet aantonen dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt.