Uitspraak
- het tussenarrest van 30 mei 2023 (hierna: het tussenarrest);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 augustus 2023, met de daarin genoemde stukken;
- de akte wijziging van eis van [appellante] van 19 september 2023;
- de antwoordakte van Allianz, met producties 39 en 40 van 31 oktober 2023;
- de antwoordakte van [appellante] van 12 december 2023.
7.De verdere beoordeling
- Primair: een bedrag van € 1.741.536,00;
- Subsidiair: een bedrag van € 982.025,00 nog te vermeerderen met een bedrag van € 25.936,00 voor gekapitaliseerde kosten voor begeleiding naar werk, alsmede;
ook vanuit de beperkingen geredeneerd” zou moeten kunnen vinden. Het hof ziet voldoende aanwijzing dat het aan de concentratie- en pijnklachten van [appellante] heeft gelegen dat het traject van omscholing niet succesvol is geweest. In 2011 heeft er neurologisch onderzoek plaatsgevonden. De onderzoeker, [de neuroloog] , schrijft over het arbeidsverleden van [appellante] [2] : “[ [appellante] ]
is verder in 2008 of 2009 enkele weken werkzaam geweest bij de thuiszorg gedurende 3 uur/dag, waarbij ze huishoudelijke werkzaamheden verrichtte. Ze stelt echter dat dit met een zodanige toename van nek- en hoofdpijnklachten gepaard ging dat ze na enkele weken dit werk heeft opgegeven. Doorgaans was ze thuis na het werken uitgeteld. Verder werkt ze al 4 jaar gedurende 2 dagdelen van 3 uur via de gemeente met computers, waarbij ze data's verwerkt. Daarbij heeft ze moeite om langdurig geconcentreerd te werken achter de computer omdat ze dan meer last van nekpijnklachten krijgt. Voorts heeft ze in 2009 via arbeidsbemiddeling een aantal ochtenden in de week in een keuken gewerkt, maar vanwege toename van de nekpijnklachten, waardoor ze regelmatig moest afbellen, heeft ze dit werk na enkele weken eveneens opgegeven.” Op verzoek van haar advocaat heeft een registerarbeidsdeskundige van Synapsis in 2015 een rapport [3] opgesteld ter onderbouwing van de vordering van [appellante] . Over haar arbeidsverleden en re-integratiepogingen schrijft de deskundige: “
Via de afdeling WWB heeft [ [appellante] ] vanaf 2008 tot 2013 bij de Rotonde, een re-activeringstraject van de Gemeente gevolgd. Ze verrichtte toen, onder begeleiding, 2 x 3 uur per week licht productiewerk en een beetje administratieve werkzaamheden. Zij kon niet altijd per week aan de gevraagde werktijden voldoen, wegens haar beperkingen. In 2013 is dit traject gestaakt, omdat het traject alleen ingezet kon worden voor bijstandsgerechtigden met een arbeidspotentieel. Betrokkene viel daar niet onder.
r]
ekening houdende met de in de FML van [de verzekeringsarts] gestelde beperkingen en een feitelijk Vmbo-niveau (zelfstandigheidsgradatie 1 t/m 3)” in staat moet worden geacht om “
eenvoudige administratieve werkzaamheden of eenvoudige productiewerkzaamheden” te verrichten en daarmee inkomsten te generen, volgens de deskundige, gaat het daarbij om “
functies van circa 115% van het minimumloon.” Voor de begroting van de schade van [appellante] in de toekomst, de periode vanaf 1 januari 2024 ziet het hof onvoldoende grond om daaraan voorbij te gaan. Voor de begroting zal het hof daarom ervan uitgaan dat, nu [appellante] op dit moment op afstand tot de arbeidsmarkt staat, zij na/met begeleiding in de toekomst in staat zal zijn betaalde arbeid te verrichten.