Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/397063 / KG ZA 23-468)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met prod. 15b;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel hoger beroep d.d. 30 januari 2024 met de prod. 1 tot en met 4;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep d.d. 12 maart 2024 met de prod. 16 tot en met 22.
3.De zaak in het kort
4.De beoordeling
hofstelt daarbij voorop dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
[geïntimeerde]het volgende op. De voorzieningenrechter gaat er ten onrechte van uit dat [geïntimeerde] , omdat zij met uitsluiting van [appellant] de woning bewoonde, er alleen zorg voor diende te dragen dat de schriftelijke aanwijzingen van de makelaar werden opgevolgd. Dat volgt niet uit het vonnis van 7 december 2022 noch uit het arrest van het hof van 14 maart 2023 (verbeterd bij arrest van 13 juni 2023). Aangezien het de verkoop van de gezamenlijke woning betreft, ligt het ook voor de hand dat partijen samen de zorg en verantwoordelijkheid dragen voor het klaarmaken van de woning. Ondanks dat [geïntimeerde] [appellant] heeft verzocht om daarbij te helpen, heeft hij dit categorisch geweigerd.
hofstelt voorop dat in een geval als het onderhavige, waarin het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming van de hoofdveroordeling niet of onvoldoende is nageleefd, hij zich ertoe dient te beperken de ter uitvoering van het veroordelend arrest verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter in het executiegeschil het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vgl. Hoge Raad 15 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9400 rov. 3.5).
volledig(onderstreping hof) realiseren door [geïntimeerde] van de door de makelaar in haar e-mailberichten van 27 december 2022 en 7 februari 2023 genoemde punten. Daarbij neemt het hof nog in aanmerking dat uit het vonnis van 7 december 2022 noch uit het arrest van 14 maart 2023 volgt dat uitsluitend [geïntimeerde] diende zorg te dragen voor de uitvoering van de adviezen van de makelaar. [appellant] had hierin een eigen verantwoordelijkheid aangezien het de gezamenlijke woning van partijen betrof. Dit betekent dat [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof haar medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning en dat het beoogde doel van de hoofdveroordeling daarmee is bereikt. Dat volgt ook uit de korte tijdspanne tussen de beslissingen van de voorzieningenrechter en van het hof en de daadwerkelijke verkoop van de woning op 3 april 2023, waarbij een verkoopprijs is gerealiseerd hoger dan de vraagprijs. Voor het verbeuren van dwangsommen bestaat daarom geen aanleiding. Dit betekent dat deze grieven van [geïntimeerde] slagen. Wat [appellant] in eerste aanleg naar voren heeft gebracht maakt dit niet anders.
[geïntimeerde]houdt in dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de stelling van [geïntimeerde] dat [appellant] door het innen van de verbeurde dwangsommen misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en dat op die grond de vordering dient te worden afgewezen.
hofstelt vast dat nu de grieven 1 tot en met 3 in incidenteel hoger beroep slagen dit ertoe leidt dat [geïntimeerde] geen dwangsommen verbeurd heeft. Dit betekent dat [geïntimeerde] geen belang meer heeft bij haar vierde grief waardoor deze faalt.
hofstelt vast dat uit hetgeen hiervoor, bij de behandeling van de grieven in het incidenteel hoger beroep, is overwogen volgt dat [geïntimeerde] geen dwangsommen heeft verbeurd. Dit betekent dat de vordering van [appellant] om bepalen dat [geïntimeerde] een bedrag van € 25.000,-- aan dwangsommen heeft verbeurd, waarbij dient te gelden dat [geïntimeerde] voor iedere aanwijzing van de makelaar die zij niet heeft opgevolgd een dwangsom van € 250,-- verbeurd heeft, niet kan worden toegewezen en dat zijn grieven falen.