6.1.De feiten
In r.o. 2.1 tot en met 2.7. heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De feiten die de rechtbank heeft vastgesteld, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Verder staan nog enkele andere feiten (als gesteld en onvoldoende betwist) tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten in hoger beroep.
a. [appellanten] is sinds eind 2002 eigenaar van een woning gelegen aan het
perceel [adres 1] dat grenst aan het perceel [adres 2] dat sinds 2011 in
eigendom toebehoort aan Stadlander.
b. De Stichting Pensioenfonds voor het Schildersbedrijf (hierna: het Pensioenfonds), een rechtsvoorganger van Stadlander, heeft de seniorenwoning “De Merel” gerealiseerd op het perceel gemeente Halsteren sectie C nummer [2] (hierna zal ter zake de percelen in geschil niet steeds de aanduiding “gemeente Halsteren” worden herhaald). Vóór de bouw van de seniorenwoning, is [persoon A] (hierna: [persoon A] ), de rechtsvoorganger van [appellanten] , in onderhandeling getreden met het Pensioenfonds over de verkoop van enkele stukken grond van het Pensioenfonds aangrenzend aan de tuin van [persoon A] . De stroken grond behoorden tot de percelen destijds bekend als sectie C nummer [1] en sectie C nummer [2] .
c. Op de bouwtekening vervaardigd voor de realisatie van het seniorencomplex van 1973 zijn de percelen sectie C nummer [1] en onderdelen van het perceel sectie C nummer [2] als groenperkjes (in de tekening met geel gearceerd) weergegeven.
d. Veldwerk uit 1972 toont het volgende beeld met betrekking tot de percelen sectie C nummer [1] en sectie C nummer [2] (de grens tussen perceel sectie C nummer [1] en perceel sectie C nummer [2] is daarbij met een rode schuine streep weergegeven).
e. [persoon A] heeft, zo volgt uit de als productie 6 bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde akte van levering van 5 oktober 1973, van het Pensioenfonds de volgende percelen geleverd gekregen:
“uitmakende het gehele perceel kadastraal bekend gemeente Halsteren, Sectie C nummer [1] en een ter plaatste kennelijk afgepaald gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Halsteren, Sectie C nummer [2] , ter gezamenlijke grootte van ongeveer twee aren tien centiaren.”Bij de leveringsakte was geen tekening gevoegd.
f. Veldwerk
“vervaardigd”en
“opgemeten”in januari 1974 met kenmerk Kadaster, [nummer X] (productie nr. 3 bij conclusie van antwoord) en [nummer Y] (door [appellanten] opgevraagd bij het gemeentelijk archief en overgelegd als productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) toont het volgende met betrekking tot het perceel sectie C nummer [2] (zie hierna). Op beide tekeningen zijn twee (semi-driehoekige) percelen weergegeven die onderdeel uitmaken van het perceel destijds bekend als sectie C nummer [2] – nu bekend als sectie C nummer [1] en C nummer [2] – welke op de bouwtekening uit 1972 (hiervoor weergegeven onder b.) zijn ingetekend als groenperkjes. Op geen van beide tekeningen zijn de op de bouwtekening als groenperkjes weergegeven percelen destijds bekend als perceel sectie C nummer [1] en de daaraan grenzende in geschil zijnde grondstrook (onderdeel van het perceel destijds bekend als sectie C nummer [2] ) ingetekend.
g. [persoon A] heeft vervolgens in 1995 een deel van zijn perceel verkocht en geleverd aan de gemeente Halsteren (hierna: de Gemeente). In de akte van levering van 20 december 1995 is ten aanzien van het verkochte vermeld:
“een strook grond liggende in het perceel kad. bekend gemeente Halsteren (…) Sectie C nr. [1] ged.(…) breed 1,20 m2 zoals schetsmatig met arcering aangegeven op een aan deze overeenkomst gehechte en door partijen gewaarmerkte tekening”
De volgende tekening was bij de akte gevoegd:
h. Op de veldwerktekening die naar aanleiding van de verkoop aan de Gemeente Halsteren in 1996 is gemaakt, zijn de betreffende percelen sectie C nummer [1] en sectie C nummer [2] als volgt weergeven:
i. Bij akte van levering van 16 december 2002 en zoals aangepast bij akte houdende rectificatie van 29 juli 2005 heeft [persoon A] aan [appellanten] geleverd:
“Het woonhuis met schuur, garage, verdere aanhorigheden, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [postcode] Halsteren gemeente Bergen op Zoom aan de [adres 1] en kadastraal bekend gemeente Halsteren, sectie C de nummers [5] , [6] , [7] , [1] , [2] , [8] , [3] , [1] en [4] , tezamen groot twaalf aren veertig centiaren”
De volgende tekening was bij de tussen partijen daarvoor gesloten koopakte d.d. 4 oktober 2002 gevoegd:
j. Nadat Stadlander in 2011 eigenaar is geworden van het seniorencomplex, heeft zij in de loop van 2018 en 2019 met [appellanten] overleg gevoerd over de plaatsing van een nieuwe erfafscheiding en de verwijdering van (enkele) bomen die zich op dan wel in de nabijheid van de perceelgrens bevonden. In verband met een op handen zijnde verbouwing bestond bij Stadlander en haar bewoners de wens een meer open uitstraling aan het seniorencomplex te geven. In de loop van 2019 is tussen [appellanten] en Stadlander een discussie ontstaan over de exacte locatie van de erfgrens en eigendom van de zich in de nabijheid van de erfgrens bevindende bomen.
k. Op verzoek van Stadlander heeft een grensreconstructie plaatsgevonden. De resultaten van de grensreconstructie van het Kadaster, opgenomen in het relaas van bevindingen van 22 januari 2019, zijn op onderstaande tekening weergegeven (de erfgrens is met rode stippellijntjes daarop ingetekend).
I. Het Kadaster heeft ook onderzoek gedaan naar de perceelvernummering (filiatie) van de percelen sectie C nummer [1] en sectie C nummer [2] . De resultaten van de onderzoeken van 1 april 2019 zijn als volgt:
“Historie kadastrale percelen:
Percelen overgegaan in:
[1] [1]
[1] ”
en
“Percelen overgegaan in overgegaan in overgegaan in
[2] [1]
[2]
[2] [2]
[2] [2]
[2] [2] [2] ”
m. [appellanten] heeft hierna bij bezwaarschrift van 27 juni 2019 bezwaar aangetekend tegen de gegevens in de Basisregistratie Kadaster met betrekking tot de percelen sectie C nummer [1] , [1] en [2] .
Het Kadaster heeft onderzoek gedaan naar voornoemde percelen en naar de stelling van [appellanten] dat een strook grond naast voornoemde percelen aan hem toekomt. Bij beslissing op bezwaar van 1 augustus 2019 heeft het Kadaster het bezwaar afgewezen. Het Kadaster heeft, zich onder meer baserend op de hypotheekakten, vastgesteld dat [persoon A]
“het gehele perceel Halsteren, sectie C, nummer [1] en een gedeelte van het perceel Halsteren, sectie C, nummer [2] , met een gezamenlijke grootte van ongeveer 2are en 10ca [heeft] verkregen”en dat door verkoop door [persoon A] aan de Gemeente Halsteren van een gedeelte van het perceel sectie C nummer [1] ,
“het overgebleven gedeelte (…) uiteindelijk” “het huidige perceel Halsteren, sectie C, nummer [1] ”is geworden. Volgens het Kadaster betekende dit dat [persoon A] “
na de vervreemding nog de percelen Halsteren sectie C nummers [1] , [1] en [2] op naam had staan met een gezamenlijke grootte van 1are en 62ca.”
Het Kadaster heeft zich op het standpunt gesteld dat de vermelde grootte in de notariële akte slechts betekenis heeft als aanduiding en is tot de conclusie gekomen dat er geen fouten zijn gemaakt bij de bijwerking in de Basisregistratie Kadaster.
[appellanten] zijn vervolgens bij de rechtbank in beroep gegaan tegen de beslissing op bezwaar van het Kadaster. Ook zijn [appellanten] in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank in de bestuursrechtprocedure. Bij besluit van de Raad van State van 7 december 2022 is het hoger beroep van [appellanten] ongegrond verklaard. In de bestuursrechtelijke procedure werden de bezwaren van [appellanten] behandeld als een verzoek tot herstel van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet.
n. Op basis van de resultaten van de grensreconstructie is door Stadlander de volgende tekening van haar percelen en die van [appellanten] opgesteld.
De verwijzingen tussen haken en met hoofdletters zijn van het hof. De met blauwe en groene pen aangebrachte pijltjes zijn eveneens van het hof.
o. [appellanten] heeft met pen aantekeningen bijgeschreven op de als productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg (hiervoor weergegeven onder f.) overgelegde veldwerktekening uit 1974. De veldwerktekening voorzien van aantekeningen is door hem als productie B bij memorie van grieven overgelegd. [appellanten] heeft op voornoemde veldwerktekening vier stroken grond met de letters A, B, C en D aangeduid (hierna respectievelijk te noemen: grondstukken A, B, C en D), welke stroken deels overlappen met de in het Kadaster opgenomen percelen:
- A is het huidige perceel sectie C nummer [1] ;
- B is perceel sectie C nummer [2] , waarbij het hof vermeldt dat tussen partijen in geschil is waar de erfgrens precies loopt;
- C is perceel sectie C nummer [1] ;
- D wordt door [appellanten] aangeduid als een smalle strook grond naast perceel A van 43m2. Grondstuk D is niet in het Kadaster opgenomen als een apart perceel en maakt volgens het Kadaster deel uit van het perceel voorheen bekend als sectie C nummer [2] , nu perceel sectie C nummer [2] .
p. Stadlander heeft een hovenier de opdracht verleend de bomen te kappen die hebben gestaan op grondstuk D alsook bomen die hebben gestaan in de buurt van of op de erfgrens van het perceel sectie C nummer [2] met grondstuk B. De werkzaamheden zijn op 4 september 2019 van start gegaan. Volgens [appellanten] zijn als gevolg van die werkzaamheden in totaal 42 bomen gekapt.