In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de inhoudelijke beoordeling van een machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2024 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen met een jaar zijn verlengd. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en verzoekt om een nader onderzoek op grond van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vader en de belanghebbenden steunen de moeder in haar verzoek, maar de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) en de Raad voor de Kinderbescherming zijn van mening dat de uithuisplaatsing moet worden voortgezet. Het hof overweegt dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen en dat de moeder onvoldoende stappen heeft gezet om een stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Het hof wijst het verzoek van de moeder om nader onderzoek af, omdat dit prematuur is. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.