Uitspraak
,
5.De beschikking d.d. 25 april 2024
6.Het verdere geding in hoger beroep
niet-ontvankelijk te verklaren;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige [minderjarige 1] door de man, die de biologische vader is. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, die de man toestemming had verleend om [minderjarige 1] te erkennen. De moeder voerde aan dat erkenning schadelijk zou zijn voor de minderjarige en dat er een onderscheid zou ontstaan tussen [minderjarige 1] en haar halfzus [minderjarige 2]. De man betwistte deze claims en stelde dat erkenning in het belang van [minderjarige 1] zou zijn, aangezien hij al jaren voor haar zorgde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2024 zijn zowel de moeder als de man gehoord, evenals de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de man de verwekker van [minderjarige 1] is en dat er geen bewijs is dat erkenning de belangen van de moeder of de ontwikkeling van [minderjarige 1] zou schaden. Het hof heeft de argumenten van de moeder, die vooral voortkwamen uit haar weerstand tegen de man, niet overtuigend geacht. Het hof concludeerde dat de erkenning door de man niet in strijd is met de belangen van de minderjarige en dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stellingen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de bijzondere curator ontslagen van zijn taak. De beslissing benadrukt het belang van de juridische erkenning van de relatie tussen de man en [minderjarige 1], en dat de belangen van het kind voorop staan in deze procedure.